Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het zien van God (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het zien van God (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORALE VRAGEN

God de gans Andere

In de godsdienst van Israël is God nimmer afgebeeld. Het maken van een afbeelding van God was door de HEERE in de Wet zelfs uitdrukkelijk verboden. De HEERE is te groot, te heerlijk en te heilig om door ons te kunnen worden afgebeeld. Elk door ons gemaakt beeld van God is onherroepelijk een geweldige ontluistering van Zijn majesteit en heerlijk­ heid, ledere poging om God af te beelden leidt hooguit tot een karikatuur van God, en dus tot een regelrechte ontering van Zijn Persoon, De Bijbel wil ons op allerlei manieren duidelijk maken, dat God Gód is en geen mens. Hij is de gans Andere en woont in een voor ons ondoordringbaar of ontoegankelijk licht. Er bestaat een oneindige afstand tussen God en ons mensen. Deze afstand kan van ons uit ook niet worden overbrugd langs de weg van de mystiek. De weg van de mystiek brengt je niet in de nabijheid van de God van Israël en eindigt niet in een schouwen van de God van de Bijbel in de Geest. Vandaar dat de Bijbel ons deze weg ook nergens als een begaanbare weg aanbeveelt.

Een heilige huiver

Wat we in de Bijbel wel aantreffen is een heilige huiver voor het zien van God. De gedachte dat het zien van God voor een mens onontkoombaar z'n dood betekent, vinden we in de Bijbel voor het eerst verwoord in Exodus 33 : 20. Mozes heeft de HEERE gevraagd om Zijn heerlijkheid te mogen zien. Dit verlangen was onstuitbaar gewekt door Gods bijzondere openbaringen aan hem. We moeten bij Mozes' vraag denken aan een verzoek om het aangezicht van God te zien. Daarbij gaat het om een zien van de Persoon van God Zelf. In Zijn aangezicht ligt het brandpunt van Zijn openbaringsgloed. Nu krijgt Mozes niet te horen dat het een mens niet is gegeven om ook maar ooit iets van God te zien. Wat Mozes en allen na hem wel moeten weten, is, dat het voor een mens onmogelijk is Gods aangezicht te zien zonder daarbij het leven te verliezen. De HEE­ RE zegt letterlijk tegen de man Gods: , Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven". Aan de gloed van Gods aangezicht blootgesteld zou Mozes zijn verteerd. Evenals ook onze ogen verteren als we in een onbewaakt ogenblik ermee in de volle zon zouden kijken. Toch betekent dit alles niet dat Mozes helemaal nul op het rekest krijgt. Aan zijn verlangen kan tot op zekere hoogte worden voldaan. Hij zal iets van de HEERE te zien krijgen. Weliswaar niet Gods aangezicht, maar de , , achterste delen" van Gods heerlijkheid. De HEERE zal Zijn aangezicht aan Mozes doen voorbijgaan, maar ondertussen Mozes' gezicht afdekken' met Zijn hand totdat Hij zal zijn voorbijge-r gaan. Wat Mozes dus te zien krijgt is de „ach terkant” van Gods heerlijkheid, niet onaardig wel eens vergeleken bij de achterblijvende gloed van de net ondergegane zon.

Diepe sporen

De gedachte dat je niet Gods aangelicht kunt zien zonder te sterven, heeft diepe sporen getrokken in het geloofsleven van Israël. De gelovigen onder het Oude Verbond waren zich hier heel sterk van bewust. Men wist van de geweldige distantie tussen de heilige Schepper en het onheilige schepsel. We noemen in dit verband de ouders van Simson. Na de ontmoeting met de Engel des HEEREN vreest Manoach dat hij en z'n vrouw zullen moeten sterven, „omdat zij God gezien hebben" (Richt. 13 : 22). Een zelfde soort reactie treffen we eerder aan bij Gideon (Richt. 6 : 22, 23). Ik wijs ook nog op het roepingsvisioen van Jesaja in Jesaja 6. De profeet is diep onder de indruk van wat hij ziet in de tempel. In vers 1 lezen we: , In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik de HEERE, zittende op een hoge en verheven troon, en Zijn zomen vervullende de tempel". Op het driemaal hei-^ië van de serafijnen roept Jesaja vervolgens uit: , Wee mij, want ik verga! omdat ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de HEE-RE der heirscharen gezien". Hier speelt het besef van onheiligheid een grote rol: e onheilige mens kan de Heilige Israels, de Schepper van hemel en aarde, immers niet zien zonder daarbij het leven te verliezen. En zal daarom een man als Elia niet zijn gezicht hebben omwonden met z'n mantel, toen de HEERE hem bij de Horeb verscheen (zie 1 Kon. 19 : 13)?

God is onzichtbaar

We hebben gezien dat het Oude Testament spreekt van een sterven van de mens bij het zien van Gods aangezicht in z'n volle luister. Op zich mag je zo'n uitspraak nog niet lezen alsof het zien van God daarmee ook echt onmogelijk is. Een mens overleeft alleen het zien van Gods aangezicht niet zegt het Oude Testament. Hij zou ogenbhkkelijk verteren en verdampen in de gloed van Gods ontzaglijke heerlijkheid. Op andere plaatsen in de Bijbel wordt echter exphciet gesproken van een echte onmogelijkheid om God te zien. En wel om de eenvoudige reden dat God echt onzienlijk of onzichtbaar is. Daarvoor moeten we zijn in het Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament onderstreept namelijk op een aantal plaatsen heel sterk Gods onzichtbaarheid. In Kolossenzen 1 : 15v bijvoorbeeld wordt van Christus gezegd, dat Hij het Beeld is van de „onzienlijke" God. God Zelf onttrekt Zich dus aan de zichtbaarheid, want Hij is onzienlijk. Wanneer Paulus het in Romeinen 1 heeft over de toestanden van het heidendom, geeft hij ook iets van die onzichtbaarheid van God aan als hij zegt: , Want zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid". Ook in 1 Timotheüs 1 : 17 en 6 : 16 horen wij van Gods onzichtbaarheid gewagen. Als Paulus in 1 Timotheüs 1 dankt voor zijn bekering, eindigt hij met de geweldige lofprijzing: , De Koning nu der eeuwen, de onverderfelijke, de onzienlijke, de alleen wijze God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen." En aan zijn vermaningen en raadgevingen aan het einde van dezelfde brief voegt hij de onvergetelijke woorden toe, dat de God en Vader van onze Heere Jezus Christus is , , de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen, en Heere der heren; die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; dewelke geen mens gezien heeft noch zien kan; welke zij eer en eeuwige kracht". Deze pauhnische uitspraken benadrukken dus heel duidelijk Gods onzichtbaarheid. Hij onttrekt zich aan menselijke waarneming. We voegen aan deze uitspraken nog toe wat we vinden in Johannes 1 : 18 en 6 : 46. In Johannes 1 : 18 wordt als feitelijk gegeven meegedeeld, dat niemand ooit God heeft gezien. Christus zondert zichzelf hiervan echter uit als Hij in Johannes 6 zegt: , Niet dat iemand de Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft de Vader gezien". Christus, Die in de schoot van de Vader is, heeft als enige de Vader gezien. En dat geeft aan de mensgeworden Zoon van God een unieke plaats temidden van alle andere mensen. Want wie kan Hem dat nazeggen: k heb de Vader gezien?

We merkten al op dat de Schrift op andere plaatsen wel over een zien van God door mensen van vlees en bloed spreekt. We zullen bovengenoemde bijbelse gegevens over de onzienlijkheid of onzichtbaarheid van God daarom als volgt moeten uitleggen: Het is onmogelijk om God in de greep van onze ogen te krij- gen; wij kunnen Hem onmogelijk naar Zijn wezen doorgronden. God is zo heerlijk en volzalig, dat geen mens Hem ooit in de blik van z'n ogen zal kunnen vangen. Met ons verstand kunnen we over God niet beschikken, met onze ogen evenmin. Geen enkel zintuig is daartoe in staat. Niemand zal dus ooit zo ver komen dat hij God ziet en doorziet naar de volheid van Zijn wezen. Christus is hier de uitzondering, die de regel bevestigt. Maar Zijn Persoon is dan ook uniek. Hij is immers niet alleen mens, maar ook God. Alleen God kan God doorgronden. Zo kent Christus naar Zijn goddelijke natuur de Vader van eeuwigheid in al Zijn volheid en heerlijkheid; Hij ziet Hem van eeuwigheid.

De „zichtbare” Onzichtbare

God is naar Zijn wezen onzichtbaar, dat is ons nu wel duidelijk. De Schrift heeft ook hier het laatste woord. Toch zeiden we al dat de Schrift met het uitspreken van de onzichtbaarheid van God niet alles heeft gezegd. Er is namelijk nog heel wat meer aan de hand. Wanneer we aandachtig de Bijbel lezen zien we dat God op verschillende manieren Zich aan mensen heeft willen openbaren. In de eerste plaats door Zijn Woord. Vandaar dat het Christendom een godsdienst van het Woord is. Via het oor komt God ons leven binnen en grijpt Hij naar ons hart. Wij zijn primair op het Woord aangewezen. Daar vernemen wij Zijn stem. Daar horen we hoe Hij ons wegroept uit onze schuldige Godsvervreemding en ons nodigt tot het heil van Zijn genade in Christus. Het is het Woord van gericht en genade. Maar vervolgens horen we in datzelfde Woord ook van openbaringen van God aan sterfelijke mensen waarbij niet alleen het zintuig van het oor was betrokken, maar ook het oog wat mocht zien. God is namelijk de God die gemeenschap met mensen zoekt en daarbij van meerdere van hun zintuigen zich kan bedienen. Met name in die zichtbare openbaringen zijn we in het kader van ons onderwerp uitermate geïnteresseerd. We noemden al even de eer die Mozes te beurt viel en gaven ook de namen van enige andere oudtestamentische gelovigen. De volgende keer wil ik daarom met u eens nagaan welke gegevens de Schrift ons zo al aanreikt over de verschillende verschijningen van God op deze aarde, ook wel theofanieën genoemd. Mogelijk geeft één en ander ook wat inzicht in allerlei beloften uit de Bijbel, waarin over een zien(!) van God in de eeuwige heerlijkheid wordt gesproken. Dat laatste heeft de Heere Jezus de reinen van hart immers toegezegd (Matth. 5:8).

H.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Over het zien van God (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's