Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan Gods tafel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan Gods tafel

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Ende kinderen Israels aten man veertig jaren, totdat zij in een bewoond land kwamen; zij aten man, totdat zij kwamen aan de pale van het land Kanaan". (Exodus 16 : 35)

Door de woestijn trekt een volk dat door de HEERE is verlost uit harde slavendienst. Het is onderweg naar het land door God beloofd. Het heeft de liefelijke oase Elim met z'n twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen achter zich gelaten. Het gaat nu verder zuidwaarts, de woestijn Sin in, een dode en dorre zandvlakte.

Ook al is de reis nog maar kort geweest, toch heeft het verloste Israël al wel iets van z'n ware aard laten zien. Israël is een volk dat als een verwend kind snel aan het murmureren slaat wanneer iets niet zint. Ook in Exodus 16 zien we deze kwalijke lijn doorgetrokken. En Israël zal wat dat betreft onverbeterlijk blijken te zijn. Ouders kunnen soms grote moeite hebben met de opvoeding van bepaalde kinderen, maar zoveel als de HEERE te stellen krijgt met dit zo onhandelbare Israël heeft nog geen ouder meegemaakt. Het is slechts te danken aan Gods grote geduld dat Israël als volk is blijven bestaan. Israël is het levende bewijs van de oude waarheid dat de HEERE niet laat varen wat Zijn hand begon.

Kom, laten we eens nader bezien hoe het 't volk van God in deze woestijn Sin vergaat. Er broeit namelijk weer wat. Israël is nu een week of vier onderweg. De uit Egypte meegenomen voedselvoorraad raakt zo langzamerhand op. De bodem in de voorraadvaten wordt pijnlijk zichtbaar, en in de woestijn is natuurlijk geen eten te vinden.

Wat nu? Israël ziet het woestijnspook van de hongerdood al opdoemen. Onderschat het ook niet. Van honger te moeten sterven, dat is erg. De hongerdood zou je zelfs je grootste vijand nog niet gunnen of wel soms? Ja, Israël, wat nu?

Misschien had u wel verwacht dat Israël een biddag is gaan houden in de woestijn en een beroep heeft gedaan op Gods voorzienige zorg. Nu, we horen wel stemmen in de woestijn maar niet die van het gebed. Integendeel, er klinken harde woorden in de woestijn; er worden verwijtende woorden gericht aan het adres van Mozes en Aaron. Honger kwelt de magen en, wat erger is, ongeloof heeft de harten in de houdgreep. Er is niemand van het volk die in stil geloofsvertrouwen zegt: De HEERE zal ook in deze nood wel weten te voorzien. Hij zal de Zijnen immers niet doen omkomen , , in dure tijd of hongersnood". Kom, laten we Zijn heilige Naam aanroepen! Nee, de zaken pakken heel anders uit. In plaats van Gods Naam aan te roepen wordt de HEERE in Zijn beide dienstknechten te verantwoording geroepen. En u weet hoe dat dan gaat: het verleden verliest in het heden al gauw z'n scherpe kantjes. Over het verleden niets dan goeds! En dan is het nog maar een kleine stap om dat verleden buitensporig te gaan verheerlijken. Dat laatste gebeurt in de woestijn. Het verheerlijken van het verleden - ja, van dat slavenverleden! - is niet van de lucht. Waren we maar in Egypte gebleven, zo roept het volk. Daar hadden we vlees en brood in overvloed.

Mozes en Aaron worden van boos opzet verdacht. Het volk zegt: Jullie brachten ons in de woestijn om ons de hongerdood te laten sterven. Waarom hebben jullie ons niet gelaten in Egypte waar onze vaders, eeuwen geleden ook door honger genoopt, hun toevlucht zochten en waar we het toch eeuwen lang zo goed hadden?

Het is in deze voor Mozes en Aaron zo kritieke situatie dat de HEERE belooft brood uit de hemel te zullen geven. Het Godswoord luidt: Elke dag zal er een dagmaat brood op de aarde regenen, op de zesde dag een dubbele dagmaat met het oog op de rustdag. Is dat niet een eindeloos geduld van God met Zijn volk? In plaats van Israels eindeloze gemurmureer nu eens flink af te straffen zegent Hij hen met dagelijks brood. In de woestijn zal de HEE­ RE, nota bene voor murmureerders, een weivoorziene tafel aanrichten. Krijg dat maar eens klein...

Onze tekst zegt dat de HEERE maar liefst veertig jaar lang zo voor Zijn Israël heeft gezorgd. Ja, u leest het goed: zo lang als het volk door onvruchtbare woestijnen heeft moeten trekken is er voor Israël elke dag voldoende brood geweest. Brood waarvoor men geen spa in de grond heeft behoeven te steken en geen zweetdruppel heeft hoeven te laten vallen. Het enige wat Israël moest doen was... oprapen. De HEERE laat het brood eenvoudig uit de hemel regenen. De loerende hongerdood, het zo gevreesde woestijnspook, krijgt geen kans, want Gód zorgt. Veertig jaar lang leven bij de dag, als een kind leven uit de korf zonder zorg, dat is Israël beschoren. Is Gods goedheid niet hemelhoog? Deze tijd is tegelijk een geweldige oefenperiode voor het volk, een bijzondere voorbereiding op het volwassen worden, want kinderen worden eens groot. Nota bene in die zo droge en onvruchtbare woestijn wordt de paradijsvloek van het in het zweet van het aanschijn het brood te moeten eten doorbroken. Israël mag in de woestijn leren dat God zorgt en dat het hen daarom aan niets zal ontbreken. Want God vervult getrouw Zijn Woord.

Het gaat er bij Gods beminden daarbij wonderlijk aan toe. Direct bij het ontwaken nodigt de HEERE het volk aan Zijn tafel. Ja, dat is voor hen een geweldige gewaarwording geweest, die eerste morgen waarop het hemelbrood mocht worden vergaard. Als het volk zich de slaap uit de ogen wrijft, mag het zich opnieuw de ogen uitwrijven. Want de wijde woestijnvlakte is bedekt met een wit, rond ding, klein als de rijm. Het ziet eruit als korianderzaad en heeft een smaak die aan honing denken doet, een door de oosterhng zo geliefkoosde lekkernij. De verbaasde uitroep van Israël is: , , man hoe", d.i. , , het is man". Overigens is het niet helemaal duidelijk of deze uitroep blijdschap dan wel teleursteUing in zich bergt. Ook het laatste is heel wel mogelijk. Het man leek immers in de verste verte niet op gewoon brood. Israël vond heel ander brood dan het had verwacht. Soms kunnen kinderen teleurgesteld reageren als een cadeau anders is dan ze zich hadden voorgesteld. Gods geschenk aan Israël beantwoordde ook in het geheel niet aan het verwachtingspatroon. Het zou ons niet verwonderen als er toch sprake was van teleurstelling...

Hoe het ook zij, dit is het brood waardoor de HEERE Zijn volk veertig jaar lang op koninklijke wijze zal onderhouden.

Israël, nu dus maar verzamelen! Wie veel verzamelt zal niet overhouden, wie weinig verzamelt zal niet tekort komen. Zeg eens, is dit niet een heerlijk wonder van Gods bijzondere voorzienigheid over Zijn uitverkoren volk? Geen wonder dat dit spijzigingswonder een diep spoor heeft getrokken in Israels levensgeschiedenis. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt er herhaaldelijk naar verwezen. Israël heeft hier aan de lijve moge ervaren: met zo'n God kom je zelfs in de woestijn niet om, ook al moet je daar zelfs veertig lange jaren in verblijven. Ja, wie heeft zulk een God als dit volk Israël?

Overigens, er liggen niet alleen voor Israël maar ook voor u en mij in deze geschiedenis rijke lessen. We raken hier aan Gods hogere opvoedkunde. Daarvan heeft Mozes later aan Israël iets mogen onthullen. In Deuteronomium 8 zegt hij dat God Zijn volk verootmoedigde en het het hongeren, om vervolgens het te voeden met het voor Israël totaal onbekende man, opdat Gods volk zou weten dat de mens niet alleen van brood leeft maar van alles wat uit de mond des HEEREN uitgaat. Wat dan uit de mond des HEEREN uitgaat? Natuurlijk Zijn Woord! Daar moet een mens en daar moet een volk het van hebben. In Deuteronomium 8 herinnert Mozes Israël er dus aan dat het in de woestijn heeft moeten leren leven bij de gratie van Gods spreken. Er is meer in de wereld dan brood alleen. Het man of manna in de woestijn is een vrucht van Gods spreken. Het spreken van God gaat aan het geschenk vooraf. Het Woord Gods heeft een scheppende kracht. Zo is dat al vanaf de beginne. Met opzet heeft de HEERE Zijn volk de heilzame ontdekking laten doen dat de mens afhankelijk is van de woorden uit Gods mond. Wie God naar de mond ziet zal hoe dan ook verzadigd worden. Voor hem is er nota bene een welgevulde tafel in de wildernis.

Maar alles wel op Gods tijd. Ook de Heiland heeft geduldig Gods tijd afgewacht om door engelen gediend te worden nadat Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had in de woestijn (!) en door de duivel was verzocht.

In die woestijn heeft de Heiland dit woord uit Deuteronomium aangehaald toen de verzoeker Hem listig uitdaagde om zelf de zaken in de hand te nemen: , Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze stenen broden worden" (Matth. 4 : 3). In heerlijke kracht wees de Heiland de duivel toen terug: , Er is geschreven: e mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat” (v. 4).

Hier komen we bij een diep geheimenis in het leven van de Zaligmaker. Christus, Die het ware Israël is en het Woord Gods zelve, heeft als mens eveneens moeten leren om geheel en al te leven uit en bij datgene wat uit Gods mond uitgaat. Wat is Christus daarin ons gelijk geworden! Machtig is het getuigenis van de evangeliën over Zijn gaan in gehoorzaamheid aan Vaders Woord. Wat Hij van Zijn volk verlangde, maar wat het volk telkens hopeloos liet zitten, dat volbrengt Hij zelf, als Middelaar. Geen millimeter week Hij van Gods weg af, niet ter rechterzijde noch ter linkerzijde. Koninklijk bewandelde Hij de weg van gehoorzaamheid aan Gods wil en overgave aan Gods voorzienigheid. Ja, tot op het kruis toe! Want Vaders Woord was Hem zo Hef. Daarvan mocht en zou geen woord op de aarde vallen. Als de discipelen Hem na Zijn gesprek met de Samaritaanse vrouw vragen om toch eens wat te eten antwoordt Hij: , Mijn spijs is, dat Ik doe de wil desgenen. Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge" (Joh. 4 : 34).

Hoog rijst voor ons in de Schrift de gestalte van deze Rechtvaardige op, Die zich geheel en al verliet op Vaders voorzienige zorg en geen tijden van murmureren kende. Wat is een Abraham of een Mozes vergeleken bij Hem? Hij is geheel enig, deze Middelaar Gods en der mensen.

Weet u, deze Christus noemt zichzelf in een gesprek met de Joden „het ware Brood uit de hemel dat de Vader geeft", , , het Brood des levens". Ja, Christus, Die uit de hemel is nedergedaald, is het Brood Gods en geeft aan de wereld het leven (vgl. Joh. 6).

Dat man in de woestijn heeft voor Israël tegelijk ook een heen wijzende betekenis gehad. Het wees immers heen naar het eeuwige Woord dat vléés zou worden. Het man in de woestijn had dus in zekere zin een sacramenteel karakter. In de woestijn heeft Israël allereerst mogen leren dat de broodvraag voor de HEERE geen onoplosbaar vraagstuk is. Later zal de Heiland dat door Zijn wonderbare spijzigingen opnieuw onderstrepen. Maar toch was dat man niet enkel bedoeld om het fysieke leven te onderhouden. Het was in zekere zin ook een , , geestelijke" spijs. Israël moest het man als vrucht van Gods belofte in geloof eten. Elke morgen wanneer het man op de aarde lag hoorde Israël de stille prediking: Straks komt Hij, uit hoge hemel, om Brood des levens te zijn voor harten die hongeren naar Gods gerechtigheid.

En God heeft het gegeven, dit Brood des levens. In de volheid van de tijd. In nederige gestalte kwam Hij, dit Godsgeschenk. Juist het onaanzienlijke aan Hem stelde velen teleur. Dat hemelse aan Hem stootte velen af. Hij was niet van deze wereld, ofschoon Hij wel voor en in de wereld kwam. Zijn verzoenend lijden en sterven is het , , Brood" waardoor God de Zijnen voedt. Kosteloos mag het worden opgeraapt. Geen mens of groep kan dit Brood voor zichzelf opeisen en reserveren. Het ligt over de hele aarde , , ver spreid". Want overal wordt de Naam van Christus verkondigd als de weg van eeuwig behoud. Mensen worden genodigd om deze Weg te betreden en zo tot de Vader te gaan. Rijk en arm, hoog en laag, jong en oud, een ieder heeft toestemming om de korf van z'n leven te vullen met dit Brood. Voor een ieder is er genoeg. Maar er is wel geloof voor nodig om dit hemelse Brood, zo zoet voor het door schuld verslagen hart, te vergaren en te nuttigen.

Uiteindelijk kunnen wij in de woestijn en wildernis van dit tijdelijke leven niet zonder dit Hemelbrood. Wij kunnen ons proberen te voeden met het brood dat de wereld biedt. Dat is wel zoet in de mond maar o zo bitter voor het hart. Het veroorzaakt tenslotte onze dood. Maar het Brood des levens onderhoudt ons het hele leven door. Aan Christus hebben wij elke dag genoeg. Zelfs het kleinste geloof ontvangt de volle Christus. Zo kan het voort totdat wij eens komen bij de grenspaal van het beloofde land en er een einde komt aan de aardse leerschool om te leven van alles wat uit de mond Gods uitgaat. Maar dat Hemelbrood moet wel telkens weer worden opgeraapt. Bij wat we in het verleden misschien van Christus hebben genoten kunnen we vandaag niet leven. Elke dag opnieuw naar Hem Die het leven is, opdat we het onvergankelijke leven iedere dag zullen dragen in de aarden kruik van ons bestaan. Ja, laten wij elke dag biddend en dankend gaan tot de troon der genade, om iedere dag onze dagmaat genade van de HEERE te ontvangen. Gods kind ziet Gods manna liggen in de Schrift, raapt het gelovig op en eet zich er het leven aan.

H.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Aan Gods tafel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's