Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Levenslot en levensleiding (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Levenslot en levensleiding (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

Een vorige maal zagen we: evenslot en levensleiding rusten beide in Gods hand. Naar het wijze woord van Salomo: , De hart van de mens overdenkt zijn weg, maar de HEERE bestuurt zijn gang" (Spr. 16 : 9).

Pottenbakker en leem

Werken we dat nu nader uit, dan denken we aan dat voluit bijbelse beeld van de Pottenbakker en het leem! Hij is de Pottenbakker en wij het leem. Een beeld, dat Gods absolute beschikkingsrecht over ons leven aangeeft. Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeente van Rome: , Heeft de Pottenbakker geen macht over het leem om uit dezelfde klomp te maken het ene vat ter ere en het andere ter onere? " (Rom. 9 : 20). En bij monde van Jeremia getuigt de levende God: , Ziet, gelijk leem in de hand van de pottenbakker, alzo zijt gij in Mijn hand, o huis van Israël" (Jer. 18 : 6b).

Welnu, van de pottenbakker geldt: niet één pottenbakker slaat zomaar aan het werk. Integendeel, hij heeft de vorm van het vaatwerk, dat hij gaat maken reeds in zijn hoofd, nog voordat hij voor zijn draaischijf zit en met zijn vingers het leem bewerkt. Elke lijn, elke ronding, elke afmeting staat hem van te voren reeds voor de geest. Hij weet precies met welk doel hij het betreffende vat zal maken en wat de toekomstige bestemming ervan zal zijn. Hij weet ook, hóe het leem te bewerken om dat doel te bereiken.

Een uitermate treffend beeld om de verhouding tussen God en ons mensen te tekenen. Hij is de Pottenbakker en wij het leem. Voor u en mij een uitermate verootmoedigend beeld, Want wat is leem? Leem is niets. Het heeft op zich niets aantrekkelijks. In vergelijking met goud, of zilver is het van nul en generlei waarde. Leem. Dat zijn wij. Zeker, we zijn goed uil Gods handen voortgekomen. Geschapen naarv Zijn beeld en gelijkenis. Gekroond met eer en heerlijkheid. Iets van de heerlijkheid Gods lag over ons leven uitgespreid. Maar we zijn diep gevallen. Al onze heerlijkheid kwijtgeraakt, Door en door aangetast door de zonde. Van nature onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Waard om weggeworpen te worden. Om als ten enenmale onnut en onooglijk geworpen te worden in de buitenste duisternis. U voelt, de eeuwige God had het volste recht om te zeggen: Wat moet ik daar g nu mee beginnen? Léém... dat zijn wij!

Op Zijn draaischijf

Maar nu het wonder, dat de hemelse Pot-h tenbakker toch dat waardeloze leem van mijn leven in Zijn handen wil nemen en het op Zijn draaischijf wil leggen. Het onder Zijn scheppende handen wil maken tot iets nieuws. Tot. vaatwerk, dat dienst mag doen in Zijn Koa ninkrijk. Een wonder, dat niemand van Godsv kinderen en knechten ooit zal kunnen kleint krijgen. Wie werd geroepen tot de gemeen-p schap met Christus, wie werd gesteld in Zijnv dienst, mag wel in diepe verwondering beden-e ken: Hij had mij weg kunnen werpen. Naarb Zijn rechtvaardig oordeel mij met anderen N kunnen laten in mijn diepe val en verlorenheid. Mij kunnen laten in mijn zelfgekozenv duisternis, opstand en verblinding.

En dan het wonder, dat Hij Zich in Zijnb vrijmachtige genade nu toch met het leem van'M mijn leven wilde inlaten. Het wilde opnemenm uit de ruisende kuil en het modderige slijk.u Om het onder Zijn scheppende handen te for w meren naar Zijn wil. Dat is reden tot diepis verwondering en aanbidding. Dat is nu gena-h de. Pure, vrijmachtige ontferming. Met heiK oog daarop is maar één belijdenis gepast: Held is door U, door U alleen om 't eeuwig wei v behagen.

En in het vorige artikel zagen we reedsih daarin gaat God nu Zijn eigen weg met ons, Want de hemelse Pottenbakker weet precies, ih hoe Hij het leem van ons leven moet bewerker0 om het te maken tot een vat, geschikt voor het oel, dat Hij heeft uitgedacht. Wat doet de aardse pottenbakker om het leem in de gewenste vorm te krijgen? Wel, het leem moet ekneed. Stukken leem moeten afgeknepen en erwijderd worden. Door het gebruik van duien, vingers en handpalmen moet het z'n vorm en rondingen krijgen. Soms is een zachte inger druk nodig, dan weer een scherpe nagel. Dan moet hier iets weg, dan weer daar. Maar in grote wijsheid, teerheid en beslistheid gaat de pottenbakker voort met z'n werk.

Welnu, precies zó gaat ook de hemelse Pottenbakker te werk. Want ook het leem van ons even moet gekneed. Allerlei troep, verkeerdeid en vuil, dat de Pottenbakker bij het foreren in de weg staat moet verwijderd. Onze hoogmoed, onze eigengerechtigheid, de inbeeldingen van ons hart, kortom: l dat stuge, harde, onverzettelijke, onbuigzame in ons oet worden verwijderd. Wij moeten tot niets orden en Christus tot alles. Al het onze eraf n weg, opdat Christus alles voor ons zij en et ook van ons mag gelden, wat Paulus beeed: , Ik ben met Christus gekruist en ik leef; och niet meer ik, maar Christus leeft in mij..." (Gal. 2 : 20).

En wat heeft de Pottenbakker er een werk an om ons daar te brengen. Ons af te brengen an onszelf en van al onze eigen wegen en ons te brengen aan Christus' voeten en ons over te lanten in Hem. En toch, dat is de onmisbare voorwaarde, willen we werkelijk een vat ter re zijn in het Koninkrijk Gods. Werkelijk bruikbaar en dienstbaar voor de eer van Zijn Naam. Voor de voortgang van Zijn werk.

We kunnen van alles en nog wat zijn en ons van alles en nog wat inbeelden. En bij wijze van spreken een zeer vooraanstaande positie bekleden in het geheel van Christus' Kerk. jMaar als daar niet is de waarachtige geloofsgemeenschap met Hem, het in-Hem-zijn en het uit-Hem-léven, dan is het alles niets. Dan zijn we slechts een vat ter onere. Een vat, dat mischien wel een ogenbhk een plaats inneemt in et koninklijk paleis, maar dat straks uit het iKoninkrijk zal worden verwijderd en zal worlden weggeworpen. En met het oog op die huiveringwekkende werkelijkheid mogen we het wel gedurig bidden: , , Neem mijn leven, laat het, Heer'/toegewijd zijn aan Uw eer...”!

Nogmaals, waar de hemelse Pottenbakker jhet leem van ons leven in Zijn handen neemt, daar maakt Hij ü en mij tot niets, maar Hij 607 maakt Christus alles voor ons. Zodat we maar één Roem, één Hoop, één Gerechtigheid over hebben: Jezus, Jezus alleen! Want alleen vanuit Hem, vanuit de waarachtige levensgemeenschap met Christus kan ons leven een vat zijn ter ere van Zijn Naam.

Geroepen tot Zijn dienst

Maar dan ook verder. Want nu roept God in Zichzelf onnut leem niet alleen tot de gemeenschap met Zijn Zoon, maar ook tot Zijn dienst. Zoals dat van Paulus gezegd wordt, nadat hij op weg naar Damaskus is stilgezet: , Want deze is Mij een uitverkoren vat om Mijn Naam te dragen voor de heidenen en de koningen en de kinderen Israels..." (Hand. 9 : 15). Wat een genade. Wat een voorrecht. In diepe verwondering over dit voorrecht getuigt de apostel: , Mij de allerminste van al de heiligen is deze genade gegeven om onder de heidenen door het EvangeHe te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus" (Efeze 3 : 8).

Ja, maar deze bijzondere genade betekent ook extra arbeid van de Pottenbakker aan uw leven. We zagen reeds: de roeping tot het ambt, het uitgezonden worden in Zijn dienst, komt niet zomaar uit de lucht vallen. Nee, het geschiedt alles naar de bepaalde raad en voorkennis Gods. Naar het bestek, dat Hij van eeuwigheid gemaakt heeft. De wijze, waarop de Pottenbakker ons vormt, heeft dan ook alles te maken met de taak, de plaats, de roeping, die God voor ons heeft weggelegd. Het werk van de hemelse Pottenbakker is dan ook rijk geschakeerd. Immers, we hebben niet allen dezelfde roeping en worden ook niet allen voor dezelfde moeilijkheden geplaatst.

Integendeel, er is een grote verscheidenheid en geschakeerdheid. Sommigen staan midden in de fronthnies. Op de breuklijn van culturen en tijden. Jesaja werd geboren in een tijd, waarin je het oordeel van God al in de verte hoorde rommelen, desalniettemin mocht hij de heerlijkste heilsprofetieën verkondigen. Jeremia leefde in een tijd van afbraak: , , Wat Ik gebouwd heb, breek Ik af" en hoe heeft het hem ook zelf aangegrepen tot in de diepste vezels van z'n ziel. Daniël diende tot in de uiterste grijsheid van z'n leven aan het hof van Babel. Ezra en Nehemia daarentegen mochten het herstel van Jeruzalem en van de tempel meemaken. Johannes de Doper werd verwaardigd om voorloper van Christus te zijn, maar kwam om door het zwaard. Terwijl de apostelen mochten ingaan tot de oogst van hun Heiland.

Wat een verschil. Wat een onderscheid. Ook vandaag. Hij zendt Zijn dienaren waarheen Hij wil en wanneer Hij wil. De één naar een stad, de ander naar een dorp. De één de zending in, de ander naar een evangelisatiepost. De één naar een volstrekt gepolariseerde situatie, de ander naar een gemeente, waar de lijnen vastliggen. En ook als wij niet geroepen zijn tot een bijzonder ambt, wat een verschil in taak, plaats en roeping. Zowel in gezin, kerk als maatschappij. Echter, gaat het om , , levenslot en levensleiding", dan hebben wij de dingen niet in eigen hand te nemen. Maar dienen we achter de Meester aan te komen. Alles in Zijn hand te leggen en alles in Zijn hand te láten...!

Sterven aan onszelf

Dat betekent ondertussen wel: sterven aan onszelf! Want hoe graag nemen we het heft niet zelf in handen. Die levensgevaarlijke verzoeking, dat we zélf onze weg uitstippelen. Zélf denken te kunnen bepalen, wat goed voor ons is. En daarom stiekumweg onszelf aanbieden. En zélf aan het handelen slaan. Om voor de één of andere post of plaats in aanmerking te komen. Of wég te komen uit een situatie, waar het ons misschien niet zindt en te reiken naar datgene, wat is naar het goeddunken van ons eigen hart. Er zijn wat dat betreft duizenden-één verzoekingen.

Echter, belijden wij, dat absolute beschikkingsrecht van God over ons leven. Hij de Pottenbakker, wij het leem. Dan past ons slechts één ding: Volgen...! Altijd maar weer vragen: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? Niet voor de Meester uitlopen. Niet zelf onze weg uitstippelen. Maar altijd weer opnieuw: achter Hem aan. Erkennend en belijdend, dat Hij Zich nooit vergist. Dat Hij weet, wat het beste is. Dat Hij als de grote Pottenbakker precies weet, hoe Hij Zijn vaatwerk moet vormen en waar Zijn vaatwerk het meest dienstbaar is.

Alles, alles rust in Zijn hand. Heeft Hij u geroepen tot Zijn dienst, dan zal Hij u ook een plaats wijzen. En dan weet Hij ook precies de weg, die Hij met u gaan moet. Hóe en waar u het meest van nut bent voor Zijn Koninkrijk. Waar u moet staan en hoelang. En in nauw verband daarmee: Waar en hóe u ook voort-gaand het beste gevormd kunt worden tot Zijn dienst. En daarom: , , Heere, Uw wil geschie-^ de"! Dat is: , , Geef, dat wij onze eigen wil ver*^^ zaken en Uw wil, die alleen goed is zonder eni[ tegenspreken gehoorzaam zijn" (Heid. Cat Zo. 49).

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Levenslot en levensleiding (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's