Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods almacht en het lijden (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods almacht en het lijden (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

Drie antwoorden

In een vorig artikel hebben we onze gedachten laten gaan over de vraag naar het waarom van het lijden. Die vraag verdiende afzonderlijke aandacht, omdat ze vanuit zeer verschillende achtergronden gesteld of juist ook niet gesteld wordt. In deze aflevering willen we letten op enkele antwoorden die op deze vraag gegeven worden. Om precies te zijn willen we drie antwoorden bespreken. Alle drie zijn ze erg populair, en verdienen ze daarom de nodige aandacht. Toch zullen we ontdekken, dat met geen van drieën het laatste woord gezegd is. In twee afsluitende artikelen willen we daarom tenslotte nagaan, welk bijbels uitzicht er is temidden van het warnet van vragen en antwoorden rondom het lijden.

Gods almacht aangevochten

Waarom is er zoveel lijden in de wereld? Het eerste antwoord dat veel gegeven wordt is: Als 't puntje bij 't paaltje komt, kan God er ook niets aan doen, want God is helemaal niet almachtig. Dat heeft de kerk altijd wel beweerd, maar dat is ten onrechte. God heeft misschien wel veel macht, maar in elk geval niet alle. Hij kan ook geen ijzer met handen breken. Als iemand plotseling kanker krijgt, dan heeft God daar niets mee te maken. Hij wil dat niet, want Hij wil niet dat mensen lijden. Maar Hij kan er eenvoudig ook niets aan doen. En daarom lijdt en huilt Hij met ons mensen mee.

Iemand die dit antwoord op een hele aansprekende manier wist te verwoorden is de joodse rabbijn Harold Kushner geweest. Zijn aangrijpende boekje Als 't kwaad goede mensen treft (1981) is in de jaren tachtig een bestseller geweest. Het is geschreven naar aanleiding van de dood van Kushners achtjarig zoontje Aaron. Aaron had sinds zijn geboorte een weinig voorkomende maar heel ernstige ziekte, waardoor zijn lichaam heel snel zou verouderen, en het al vanaf het begin vast stond dat hij voor z'n vijftiende levensjaar gestorven zou zijn. Dat is ook inderdaad gebeurd. Kushner heeft toen geprobeerd zichzelf en andere mensen te troosten door te zeggen: je hoeft niet te vragen waarom God zoiets toelaat, want Hij laat het helemaal niet toe. Hij wil het helemaal niet. Je moet het Hem maar vergeven. Hij kan het immers ook niet helpen. Dat laatste is overigens een wat wonderlijke gedachtengang, want als God het ook niet helpen kan, waarom moeten wij Hem dan vergeven? Maar zo zegt Kushner dat. Misschien bedoelt hij: we moeten God vergeven dat Hij ooit aan het experiment , , schepping" begonnen is.

Troost?

Het is intussen niet moeilijk zich een voorstelling te maken van de bevrijdende werking die er van Kushners antwoord uit kan gaan. Gelukkig, God is niet tegen mij, ik hoef Hem niet te zien als een wrede God die alsmaar ziektes en narigheid aan het uitdelen is; integendeel. God staat aan mijn kant! Hij wil niet dat ik zo lijden moet. Hij houdt er niet van die geheimzinnige duistere bedoelingen met me op na, nee Hij vindt het ook heel erg wat ik allemaal moet doormaken, en Hij is daar tegen. Men proeft ook zeker bepaalde bijbelse noties in dit antwoord. God is een Licht, en er is in het geheel geen duisternis in Hem (1 Joh. 1 : 5). Hij is Liefde (1 Joh. 4 : 8). Hij is te rein van ogen dan dat Hij het kwade zou kunnen zien (Hab. 1 : 13), laat staan dat Hij het kwade zou doen of er de hand in zou hebben. En Hij is in al onze benauwdheden benauwd geweest (Jes. 63 : 9).

Toch is het natuurlijk duidelijk, dat allerlei andere bijbelse noties hier losgelaten worden. Het meest nadrukkelijk is dat het geval met de almacht van God. Het gevolg van het ontkennen daarvan is, dat dit antwoord op het pro bleem van het lijden uiteindelijk maar een hele schrale troost biedt. Want als God het allemaal ook niet in de hand heeft, als Hij als het ware handenwringend langs de kant van mijn leven staat, hoe kan ik me dan nog ooit in geloof en vertrouwen aan Hem overgeven? Wie zal zeggen dat deze God het ooit van de mach ten van het kwaad zal winnen? Zeker, ik kan bewondering hebben voor zo'n God, ik kan heel veel sympathie voor Hem koesteren, respect voor Hem hebben omdat Hij aan de goede kant staat. Maar geloof en overgave, laat staan aanbidding van Zijn machtige daden, dat zijn houdingen die ten opzichte van deze God niet op z'n plaats zijn. Want God is tenslotte net zo goed slachtoffer als dat wij het zijn. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke visie dan ook zeer ingrijpende gevolgen heeft voor het geloofsleven. Want een God op onze menselijke maat gesneden is uiteindelijk geen God meer.

Gods goedheid aangevochten

Een tweede antwoord dat vaak gegeven wordt op de vraag naar God en het lijden stelt in zekere zin precies het tegenovergestelde van het eerste. Gods almacht wordt door voorstanders van dit tweede antwoord namelijli uitdrukkelijk erkend. Alleen Gods volmaakte goedheid wordt ontkend. Een voorbeeld. In de vorige eeuw schreef de bekende Russische schrijver Dostojevski zijn roman De gebroeders Karamazow. Die gebroeders heten Aljos ja en Iwan. Het zijn twee heel verschillende jongens. Aljosja heeft z'n leven aan God ge wijd en is het klooster ingegaan. Iwan daarentegen is de wereld ingetrokken. Op een gege ven moment ontmoeten ze elkaar voor het eerst na lange tijd, en raken ze in gesprek Iwan legt zijn broer uit waarom hij niet meet in God gelooft. Ik heb de laatste tijd krantebe richten verzameld, zegt hij, speciaal over gruwelijk leed dat onschuldige kinderen aange daan werd. Hij vertelt de verhalen aan z’n broer, het ene nog weerzinwekkender dan het andere.

En dan stelt Iwan zijn broer de vraag: beste Aljosja, als jij nou Schepper was, en je had de keus tussen een wereld scheppen waarin ook maar één kind zo verschrikkelijk moest lijden of helemaal geen wereld scheppen, zou je dan de verantwoordelijkheid voor deze wereld op je hebben genomen? Waarop Aljosja fluistert: nee, o nee. Zie je wel, zegt Iwan dan, jij bent het zelf ook niet met God eens. Want God heeft deze wereld wèl geschapen. Hij is ervoor verantwoordelijk, en Hij kan het nooit meer ongedaan maken. Wat Hij in de toekomst ook nog gaat doen: dit afschuwelijke onschuldige lijden is gebeurd en blijft gebeurd. En daarom protesteer ik tegen zo'n God, want Hij mag dan almachtig zijn. Hij is een wrede God. Ik geef deze God beleefd maar besHst mijn toegangskaartje terug. Ik wil Hem niet dienen. Op deze manier zijn er in onze tijd vele Iwans gekomen, die met God en Zijn dienst gebroken hebben omdat ze de goedheid en hefde van God niet kunnen rijmen met het kwaad in de wereld. Het bekendste voorbeeld in onze Nederlandse context is Maarten 't Hart geworden.

Ook in de kerk

Overigens wordt een vergelijkbaar standpunt ook wel binnen de kerk verdedigd, zij het in gematigder vorm. Je moet het niet bij voorbaat eens zijn met wat God doet in je leven, wordt dan gezegd, want dat is niet per definitie goed. God is niet de goedheid zelve, Hij heeft hele donkere, rauwe kanten aan Zich, Hij gaat een hele griUige weg door de geschiedenis. Daarom moet je het gevecht met Hem aangaan als Hij je iets doet overkomen wat je niet verdiend hebt. Kijk maar naar Job, zegt bijvoorbeeld de Leidse hoogleraar Van de Beek. Job was rechtvaardiger dan God. Hij dacht niet alleen een tijd lang dat hij het was, nee hij was het ook echt! Want God had het recht niet om Job al dat verschrikkelijke leed aan te doen. Nog altijd is het beste geloof dat we er op na kunnen houden een geloof dat zich niet willoos onderwerpt, maar dat zich tegen God verzet, en dat zegt: Heere God, dat kunt U niet maken!

Ook dit tweede antwoord op de waaromvraag heeft zo z'n aantrekkelijke kanten. Want als het waar is, dan hoeft niemand zich nog in allerlei bochten te wringen om datgene wat als kwaad ervaren wordt goed te praten. Ook hoeven we God niet langer koste wat het kost te verdedigen tegen de verdenkingen die velen jegens Hem koesteren. Je hoeft het immers niet bij voorbaat met Hem eens te zijn. Integendeel, wordt maar gerust boos op God, dat lucht op, en dat kan wel eens heel heilzaam werken. Zo'n antwoord heeft natuurlijk vooral in onze tijd grote pastorale kracht. Onze tijd is er immers één waarin de mens mondig is geworden, overal over mee wil praten, en zich niet zomaar van hogerhand iets laat gezeggen. Zeker kan ook dit antwoord zich op bepaalde bijbelse noties beroepen. Job is al genoemd, Mozes' twistgesprek met God in Ex. 32 biedt een ander voorbeeld van een gelovige die zich niet zomaar door God laat gezeggen. En natuurlijk de vele klaagpsalmen, waarin de dichter zich niet neerlegt bij Gods doen en laten.

Toch moeten we ons bij dit tweede standpunt reahseren, dat het tekort doet aan het geheel van het Schriftgetuigenis. We zouden hier precies op die tekstgegevens kunnen wijzen, die de voorstanders van het eerste antwoord aanvoeren: God is een God van liefde, die te heilig is om de zonde en het kwade te verdragen. Verder geldt ook van dit antwoord, dat het ten diepste maar een schrale troost biedt. Want als het waar is dat God niet volmaakt goed is, hoe zouden we Hem dan ooit werkelijk kunnen vertrouwen? Hoe zouden we ons dan ooit in geloof aan Hem kunnen overgeven, in leven en in sterven? Kunnen we dan ten diepste nog wel op Hem aan? Men ziet, het zijn in feite dezelfde vragen die we eerder stelden. Alleen valt er nu een smet op Gods heiligheid en hefde. Terwijl er, zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis (art. 26), niemand is in hemel en op aarde, die ons méér bemint dan deze God in Christus.

Het kwaad zo kwaad nog niet?

Het derde antwoord brengt ons weUicht wat dichter bij huis. Kan men van de eerste twee antwoorden nog zeggen, dat ze vooral daar gehoord worden waar de traditie van de kerk niet (meer) bepalend is, het derde wordt ook daar wel gehoord waar men graag orthodox wil zijn. Goed beschouwd, zegt dit antwoord, kan het kwaad dat ons overkomt helemaal niet echt kwaad zijn. Natuurlijk ervaren we het wel als zodanig, maar als we het van God uit zouden kunnen zien, dan zouden we merken dat het goed is. Zijn doen is immers enkel majesteit, Zijn wil is wijs en heilig. Al hebben we geen idee waarvoor, het kwade dat mensen overkomt moet uiteindelijk wel ergens goed voor zijn. Het is dus ten diepste zo kwaad nog niet! Het beste kunnen we ons er dan ook maar gewoon bij neerleggen, en erin berusten. Je doet er immers toch niets aan? Daarom moet je je stemming er ook maar niet teveel van afhankelijk maken, je niet laten meeslepen door gevoelens van angst of verdriet, maar ze meester blijven.

Ook dit lijkt weer een heel aantrekkelijk antwoord. Zowel Gods goedheid als Gods almacht worden hier overeind gehouden. En zelf lukt het ons hopelijk hoe langer hoe beter om onze gemoedsrust te bewaren. Bovendien: ook in dit antwoord lijken toch bijbelse tonen mee te khnken. Denk alleen maar aan het , , Uw wil geschiede". Toch duidt deze bede uit het Onze Vader niet op berusting, maar veel meer op overgave. De eersten die in onze cultuur - maar ook in de oosterse godsdiensten wordt het veel gehoord! - de berusting als antwoord op het lijden predikten waren dan ook de Griekse filosofen. Socrates bijvoorbeeld, die rustig de gifbeker leegdronk omdat hij daar nu eenmaal toe veroordeeld was. En later de stoïcijnen, die er een sport van maakten om geen gevoelens meer te tonen. Vooral via hen heeft het antwoord ook in de kerk veel invloed gekregen.

Het is echter ten diepste geen bijbels antwoord. Men denke hier opnieuw aan de klaagpsalmen. Maar ook aan de Heere Jezus. Hoe anders was Zijn dood dan die van Socrates! Hij bleef niet onbewogen onder de dood. Hij huilde aan het graf van Lazarus en in de hof van Gethsémané. De dood was voor Hem wel degelijk kwaad, het graf nergens goed voor. Haast elke bladzijde van het Evangelie getuigt van Zijn medelijden met mensen die door het kwaad getroffen zijn, alsook van Zijn toorn jegens de machten van het kwaad. De Bijbel probeert op geen enkele manier de ernst van het kwaad, van de zonde en van de dood te verdoezelen. Het kwaad heeft niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats met God te maken, maar met de satan. Gods wil is wel wijs en heilig, maar niet alles wat gebeurt is Gods wil - ook al laat God toe dat het gebeurt. Net als Christus op aarde mogen wij daarom ook zeker onze emoties hebben en tonen ten over­staan van het kwaad.

Ds. G.v.d. Brink

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Gods almacht en het lijden (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's