Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een onbewegelijk Koninkrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een onbewegelijk Koninkrijk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Ziet toe, dat gij Hem, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die Hem verwierpen, die op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Hem afkeren. Die van de hemelen is.

Wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel.

En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn.

Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, waardoor wij welbehagelijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur”. (Hebreeën 12 : 25-29)

Bovenstaande verzen bevatten een indringend vermaan. In aansluiting op de vooraf- gaande pericoop, waarin onze brief de heerlijkheid en de rijkdom van het Nieuwe Verbond schilderde, klinkt nu de oproep om Gods krachtige en klare openbaring in Christus toch niet te verwerpen.

De sprekende God

„Ziet toe, dat gij Hem, die spreekt niet verwerpt..."! Bedoeld is hier het spreken van de levende God. En dan in het bijzonder Gods openbaring in Christus. Daarmee zette de brief ook in: God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon" (1 : 1). Welnu, hoe hebben de Hebreeën, maar ook u en ik dit spreken van God in en door Christus ter harte te nemen. Opnieuw wordt daartoe de gang van zaken onder het Oude Verbond ten voorbeeld gesteld. Kon Israël reeds toen niet straffeloos aan Gods spreken voorbij gaan, hoeveel te minder kunnen wij dat: , Want indien dezen" (nl. de IsraëHeten, die leefden onder de oude bedeling) , , niet zijn ontvloden, die Hem verwierpen. Die op aarde goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, indien wij ons van Hem afkeren. Die van de hemelen is”.

Bij „Degene, Die op aarde goddelijke antwoorden gaf" dienen we niet allereerst aan Mozes te denken, zoals sommige verklaarders menen (Luther, Kantt. S.V., Van Andel), maar aan God Zélf. Duidelijk is: ij de instelling van het Oude Verbond sprak God. Onze brief zegt: ij gaf , , op aarde" nl. op de berg Sinaï , , goddelijke antwoorden". Letterlijk staat er: ij gaf goddelijke aanwijzingen (vgl. 8 : 5 en 11 : 7). Hij verordende Zijn verbond, de bouw van de tabernakel, de ceremoniëndienst en al wat daarmee samenhing. Dat spreken van God was echter niet vrijblijvend. Integendeel, wie zich niet daarnaar richtte, de door God gegeven inzettingen niet in acht nam, werd getroffen door Zijn straf en toorn. We kunnen hier denken aan het aangrijpende feit, dat honderdduizenden Israëlieten in de woestijn zijn gestorven vanwege ongeloof, rebellie en ongehoorzaamheid (3 : 16v).

Werd dus reeds oudtestamentisch het verachten van Gods spreken ernstig bestraft, hoeveel te meer nieuwtestamentisch. Immers, hoe rijker en klaarder Gods openbaring, hoe groter ónze verantwoordelijkheid en hoe zwaarder de straf in geval van ongehoorzaamheid: , , Veelmeer zullen wij niet ontvlieden, indien wij ons van Hem afkeren. Die van de hemelen is". Ook hier gaat het om het spreken van God. Maar dan in het bijzonder over het spreken van God in Zijn Zoon, , , Die van de hemelen is". Die van de hemel is neergedaald. Die ons niets anders verkondigd heeft dan wat Hij bij de Vader gehoord en gezien heeft. En we mogen wel zeggen: Hoe heeft de levende God in Christus Zijn hart voor ons opengelegd. Zijn barmhartigheden ons verklaard. Zijn liefde in onvergelijke schoonheid ons geopenbaard. Het betuigd en verzegeld: , , Geen lust in uw dood, maar wel in uw bekering en leven”.

En dan toch ongehoorzaam? Dan toch Gods spreken in Christus verachten? In ongeloof en onverschilligheid eraan voorbijgaan? Welk een huiveringwekkend kwaad. Niemand mene, dat hij of zij zich straffeloos aan Christus kan vergrijpen. Dat ongeloof en zelfhandhaving, ongerechtigheid en eigengerechtigheid zo erg niet zijn. Integendeel, reeds eerder heeft onze brief betuigd: , Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht nemen" (2 : 3). In hoofdstuk 10 klonken de aangrijpende woorden: , Indien iemand de wet van Mozes heeft teniet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen. Hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die de Zoon van God vertreden heeft en het bloed van het Testament onrein geacht heeft, waardoor hij geheihgd was en de Geest der genade smaadheid heeft aangedaan" (vs. 28, 29). Dat we het ter harte nemen. Ermee in de klem komen en indien we nog voor eigen rekening nog heden buigen aan de voeten van Gods Zoon!

God beweegt hemel en aarde

Het uitermate hoog belang van het acht geven op Gods spreken in Christus wordt onderstreept met nog een andere vergelijking tussen Gods openbaring op de Sinaï en Zijn openbaring in Christus. Van Hem wordt gezegd: Wiens stem toen de aarde bewoog, maar nu heeft Hij verkondigd zeggende: og eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel". Toen God vanaf de Sinaï tot het volk sprak, beefde de aarde: , En de ganse berg Sinaï rookte, omdat de HEERE daarop neerkwam in vuur; en zijn rook ging op als de rook van een oven; en de ganse berg bééfde zeer" (Ex. 19 : 18, vgl. ook Ri. 5 : 4, Ps. 68 : 9). Alles legde getuigenis af van Gods heiligheid en majesteit.

Echter, hoe indrukwekkend en vol majesteit Zijn openbaring op de Sinaï ook was, op grond van Christus' verzoenend lijden en sterven zal God in de toekomst nog groter en heerlijker dingen doen. Onze brief onderstreept dat met een citaat uit Haggaï 2: , , Maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: Nog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook de hemel". Een woord, dat zeer nadrukkelijk ziet op de indrukwekkende dingen, die God doen zal bij de wederkomst van Christus. Dan zullen aarde en hemel bewogen worden. , , Aarde" en, , hemel" zijn hier een aanduiding voor de hele kosmos, voor het hele heelal.

Bij Christus' wederkomst zal dus niet alleen de aarde beven, maar ook het firmament. Heel die onmetelijke ruimte van planeten, sterren en sterrenstelsels zal bewogen worden. Reeds eerder maakte onze brief er melding van: oe ze als een dekkleed ineengerold zullen worden en zullen vergaan (1 : 11, 12). De Heere Jezus sprak ervan in Zijn rede over de laatste dingen (Mt. 24 : 29v) en ook Petrus is er in zijn tweede zendbrief niet onduidelijk over: , Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan en de elementen branden zullen en vergaan en de aarde en de werken, die daarin zijn zullen verbranden" (2 Petr. 3 : 10).

Vanuit het citaat uit Haggaï trekt onze brief dan de lijnen door: , , En dit woord: nog eenmaal, wijst aan de verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn"! Er zal dus een ingrijpende „verandering" plaatsvinden van de , , bewegelijke dingen". Daaronder moet verstaan worden heel de geschapen werkelijkheid. De dingen, die , , gemaakt waren". De natuur. De schepping. De aarde, met al wat zich beweegt en leeft. Maar niet minder ook de lucht, de sterrenhemel en al wat tot het heelal behoort. Heel de geschapen werkelijkheid zal een diepingrijpende verandering ondergaan. Een verandering, een vernieuwing, die niet minder is dan een herschepping.

Reeds Jesaja profeteerde van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, die God de Zijnen zou bereiden (Jes. 65 : 17). Christus sprak over de , , voleinding der wereld" (Mt. 13 : 39, 24 : 3). Petrus getuigde: , Maar wij verwach­ ten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in welke gerechtigheid woont" (2 Petr. 3 : 13). En Johannes mocht het op Patmos reeds van verre zien: , En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan en de zee was niet meer" (Openb. 21 : 1).

Al het vergankelijke, zondige en gebrekkige zal worden weggedaan, , , opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn". M.a.w.: op de door Haggaï aangekondigde verandering van hemel en aarde zal geen nieuwe verandering meer volgen. Integendeel, het nieuwe, dat God schept, is eeuwig en blijvend. Het behoeft ook geen enkele verbetering of vernieuwing meer, want het is volmaakt. Het is het Rijk der heerlijkheid. De toekomst, waar God zal zijn alles en in allen. Waar het , , Soli Deo Gloria" alles doortrilt en alles doorstraalt: , , In dat Rijk Gods zal niets bewegelijks meer zijn, niets dat in wording is, niets dat bezig is te vergaan; alle streven, alle zuchten naar het betere, alle ontwikkeling houdt daar op; alles is zijn eeuwige sabbat ingegaan" (J. van Andel). Wat een toekomst. Wat een onvoorstelbare zaligheid en heerlijkheid. Daar leeft de Kerk van Christus op aan. Dat is haar toekomst. Vanuit de levende verbondenheid met Christus geeft de Geest er reeds nu een vergezicht, opdat we niet zouden versagen. Niet zouden wankelen, maar volharden tot het einde.

De genade vasthouden

„Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden... "! En , , de genade vasthouden" wil ten diepste niets anders zeggen dan: blijven bij Christus en Zijn volbrachte werk. Blijven bij Hem, Die in Zijn kruisdood en opstanding een volkomen verzoening aanbracht, maar ook de grondslag legde voor de vernieuwing van hemel en aarde. De Hebreeën dreigden Christus los te laten. De hemelse Hogepriester in te wisselen voor de aardse hogepriester. Terug te vallen in de ceremoniën van het Oude Verbond. Krachtig roept onze brief hen toe, dat ze dat toch niet zullen doen. Hun heil niet zullen zoeken in de , , bewegelijke dingen" van de oudtestamentische offers, wassingen en riten. Maar dat ze de genade zullen vasthouden. De genade, zoals deze geopenbaard is in Christus. Zoals Hij die verworven heeft voor des doodsschuldigen: , , Niet achterwaarts zie men naar de bewegelijke dingen, maar voorwaarts naar het onbewegelijk Koninkrijk? ” (J. van Andel).

Een vermaan, aktueel tot op de dag van vandaag. Immers, het is een grote zaak om genade te ontvangen, maar een niet minder grote zaak om ook bij de genade te blijven. Wie Christus leerde kennen, zal het herkennen: hoe gemakkelijk dwaal ik niet af. Stel ik toch weer vlees tot m'n arm. Zoek ik het toch weer bij mezelf en in mezelf. Ben ik weer druk om een eigen gerechtigheid op te bouwen. En daarom, met hoeveel strijd en worsteling het ook gepaard gaat: , , Laat ons de genade vasthouden"! Ook als satan komt. Ons bestrijdt met zijn vurige pijlen en ons wijst op onze blijvende overtredingen. Dan moet ik weer capituleren. Erkennen: ik ben een zondaar en niets meer. Maar juist daarom heb ik maar één Toevlucht: Jezus, Jezus alleen. Alleen Zijn gerechtigheid redt van dood. Alleen in Zijn bloed ben ik eeuwig veilig. En daarom: , , Laat ons de genade vasthouden”.

We kunnen deze uitdrukking overigens ook vertalen met: , , Laat ons dankbaar zijn"! In dat geval worden de Hebreeën opgeroepen om ziende op Wie Christus is en op de heerlijke toekomst, die Hij de Zijnen heeft bereid, niet te zuchten en te klagen over alle strijd en lijden, die hen om Christus' wil overkomt, maar in dankbaarheid te blijven bij Hem, Die dit voor hen heeft verworven en zo voor Hem te leven. In ieder geval, beide vertalingen roepen ons tot dezelfde grondhouding. Het leven uit Christus en vóór Christus. Want zo alleen kan God op de rechte wijze worden gediend: , , waar door wij welbehagelijk God mogen dienen met eerbied en godvruchtigheid”.

De Schrift is er niet onduidelijk over: lleen wie de Zoon eert, eert ook de Vader. Alleen vanuit de levende gemeenschap met Christus kan God op welbehagelijke wijze gediend worden. Wil de rank van ons leven vrucht kunnen dragen, vrucht die de hemelse Landman behaagt, dan moeten wij in de Wijnstok zijn. Deze vrucht wordt hier gekarakteriseerd als een „dienen, met eerbied en godvruchtigheid". Het duidt een priesterlijk dienen aan, dat gestempeld wordt door een tere vreze van Gods Naam. Een dienen in liefde en ontzag. Zoals David beleed: Dient de HEERE met vreze en verheugt u met beving" (Ps. 2 : 11).

Dáár gaat het om. Daar komt het op aan. Dat we door een levend geloof met Christus verbonden mogen delen in verzoening met God, maar ook wandelen met Hem. Dienen met eerbied en godvruchtigheid. En indien niet? De pericoop eindigt met de aangrijpende woorden: Want onze God is een verterend vuur"! Wie afvalt, wie Christus ongehoorzaam is, wie het pad der gerechtigheid verlaat, wie van genade niet wil leven, kan slechts vrezen. Voor hem of haar blijft er slechts over: , een schrikkelijke verwachting des oordeels en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden" (10 : 27). Daarom, indien we nog voor eigen rekening staan: aat ons de genade zoeken. Gena, o God, gena...! En indien we genade mochten ontvangen: aat ons de genade vasthouden. In diepe afhankelijkheid en in de kracht van Gods Geest blijven bij die ene Naam, bij dat ene bloed en bij die ene Christus. Van Uw genade wil ik leven, op Uw gena de doodssnik geven.

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een onbewegelijk Koninkrijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1994

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's