Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OBADJA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OBADJA

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

2. Edom en Seïr

Omdat we veelal geen levende kennis hebben aangaande Edom, volgen hieronder ter oriëntatie wat feiten en wetenswaardigheden, waartoe we enkele handboeken hebben geraadpleegd.

Ezau - Edom

Obadja, de profeet, tekent Edom en de Edomieten in schrille kleuren. Wat begingen zij verschrikkelijke wandaden tegen het broedervolk Israël. Het is goed om eens na te gaan wat de Heilige Schrift en andere bronnen onsover Edom en de Edomieten vertellen. In Gen. 25 : 19 begint de pericoop, die de inleiding vormt op de geschiedenis van Edom. In deze pericoop wordt beschreven hoe Izak de kinderzegen van de HEERE afsmeekte, daar zijn vrouw Rebekka onvruchtbaar was. De HEE­ RE het Zich verbidden en het echtpaar ontving zelfs een dubbele zegen: en tweeling. Het zijn jongetjes, die de namen Ezau en Jacob ontvangen. We beperken ons hier tot Ezau. Zijn naam betekent behaard, ruw, ruig. Zijn uiterlijk was reeds bij de geboorte zodanig, dat zijn ouders hem deze naam gaven. Edom is de tweede naam van Ezau, die de rossige betekent. Edom past evenzeer op het land Seïr. Het is een overwegend onherbergzaam berglandschap van roodachtig gesteente. Zie Gen. 36 : 8. De naam Edom is afgeleid van twee hebreeuwse woorden, die resp. rood en aarde betekenen. Ezau-Edom wordt door de Schrift getekend als de stamvader der Edomieten: , ...Ezau, welke is Edom", zo zegt Gen. 36 : 1. Lees in dit verband ook Gen. 25 : 21-23.

De zegen, die Izaak op zijn beide zonen legt, is ons bekend uit Gen. 27. Daarmee vangt een geschiedenis aan van conflicten. Eerst tussen beide broeders, later tussen de volken, waarvan zij de stamvaders zijn. Lees Gen. 27 : 41; Num. 24 : 18; Deut. 2 : 4; 23 : 7; Ez. 35 : 5; Ob. : 10; Amos 1:11; Mal. 1 : 2v.

Seïr-Edom

Seïr is verbonden met de Edomieten. Het is een gebergte, dat hgt aan de oostelijke zijde van de wadi el-'araba, ten zuiden van de Dode Zee. Deze landstreek vormt de zuidgrens van Judea. Een onherbergzaam land, met veel rotskloven. In het grootste gedeelte waren landbouw en veeteelt schier onmogelijk. Echter, de hoogvlakte, die aansluit op de wadi el-'araba, was niet geheel en al onvruchtbaar. Naar dat gedeelte trok Ezau met zijn vee. Zie Gen. 36 : 6—7. Voor het overige werd er gejaagd op het wild in de bergen. In het gebergte lagen op strategische punten moeilijk toegankelijke steden, zwaar versterkt tegen vijandelijke aanvallen. De bewoners van Seïr moeten geleefd hebben van de handel met-en het beroven van Arabische karavaandrijvers.

Vóór de Edomieten bewoonden de Horieten het gebergte. Gen. 14:6. Later woonden daar Ezau-Edom en de zijnen. Gen. 32 : 3 en 36 : 8. In Obadja's tijd werd Seïr hoofdzakelijk door Edomieten bewoond.

We weten van Edom, dat het een zekere rijkdom verworven heeft. Dit zal zeker hebben bijgedragen tot de bovenmatige trots van de natie. Deze rijkdom was gebaseerd op de havenplaatsen E(i)lat en Esjon-Geber, gelegen aan de Golf van E(i)lat, die de streek verbond met de Rode Zee. Verder lagen er handelswegen naar het noorden.

Een rijke bron van inkomsten waren de ontginningen van koper-en ijzerertslagen, waarvan Salomo later gebruik zou hebben gemaakt. Deze lagen in het westen van Seïr, bij de wadi el-'araba. Dat dit voor Salomo mogelijk was, komt door zijn vader David, die in zijn tijd heer en meester in Seïr was. Dit blijkt uit Num. 24 : 18 (profetie) en 2 Sam. 8 : 14 (vervulling). Seïr komt verder ter sprake tijdens Israels tocht uit het diensthuis Egypte naar Kanaan. Het volk trok vele dagen om het gebergte Seïr heen. Zie Deut. 2 : 1 en 8. In Richt. 5 : 4 horen we Debora zingen over de HEERE, Die uit Seïr opkomt. In Joz. 11 : 17 en 12 : 7 worden enkele gebieden, ten westen van genoemde wadi met Seïr aangeduid, hoewel er niet direct toe behorend.

De Edomieten of Idumeeërs

De Edomieten, het volk uit Ezau voortgekomen, verdreven de Horieten. Dit blijkt uit de volgende Schriftgegevens: en. 14 : 6; 36 : 21; Deut. 2 : 12. De Edomieten hadden enkele belangrijke overeenkomsten met Israël. Ook zij hebben een verbond gesticht van twaalf stammen. Hun koningen kwamen niet voort uit een erfelijke monarchie, maar werden gekozen door het volk, zoals aanvankelijk in Israël. Zie Gen. 36 : 31 en volgende. In vers 43 wordt Ezau de vader van Edom genoemd.

Van Saul lezen we hoe hij de Edomieten bestreed, 1 Sam. 14 : 47. Het gelukte Saul echter niet hen helemaal te onderwerpen. Edom overwinnen was ook niet eenvoudig. De Edomieten beschermden hun woeste gebied d.m.v. wachttorens, zodat zij niet heimelijk overvallen konden worden. Zoals eerder vermeld, waren hun steden zwaar versterkt, moeilijk toegankelijk. Een overwinning op Edom geschiedde eerst door koning David, die de Edomieten op bloedige wijze onderwierp. David stelde in Edom IsraëUtische stadhouders aan, 2 Sam. 8 : 13 vv. Eén vorst was er, die aan het bloedbad ontkwam: rins Hadad van Edom. Ten tijde van Salomo wierp Hadad zich heimelijk op tot koning van Edom en belaagde hij het goederenverkeer op de handelswegen, ten nadele van Israël. Lees 1 Kon. 11 : 14-25. In de 9e eeuw v. Chr. onttrokken de Edomieten zich aan de heerschappij van koning Joram van Juda. Zie 2 Kon. 8 : 20. Joram kon hen niet blijvend aan zich onderwerpen. Zie 2 Kron. 21 : 8-10. Pas in de 8e eeuw is het Amazia, die Edom weer onder zijn heerschappij voegt. Zie 2 Kon. 14 : 7 en 22. Wanneer later koning Achaz van Juda horig wordt aan Tiglath-Pileser, verliest hij de macht over Edom. Zie 2 Kon. 16:6.

In positieve zin kennen we Edom door een zekere geestelijke ontwikkeling. Edom heeft wijze mannen voortgebracht. Daarvan spreekt Obadja. Zie hierbij ook Jer. 49 : 7; Job 2 : 11 (de Temaniet Elifaz uit Edom). De Edomieten - Obadja spreekt er hartstochtelijk over - namen met groot leedvermaak deel aan de verovering van Jeruzalem, in die zin, dat ze op lafhartige wijze de vluchtelingen buiten de stad opwachtten, beroofden, doodden of wegvoerden. We kunnen er van lezen in Ps. 137 : 7; Ob. 10—14 en Klaagl. 4 : 21.

Van de voortdurende vijandelijkheden schrijven, behalve Obadja, de profeten Joel (3 : 19), Amos (1 : 11), Jeremia (49 : 7—22), Jesaja (34 : 1—17), Ezechiël (25 : 13; 32 : 29 en hoofdstuk 35). Gods Woord tekent ons Edom als type van de Gode vijandige wereldmacht. In de latere geschiedenis zien we Edom als bezetter van Judees gebied, van Hebron af naar het zuiden toe. In het apocriefe boek 1 Makkabeeën (5 : 65) kunnen we er van lezen. Vervolgens komt Edom periodiek onder Perzisch bestuur, terwijl in de 4e eeuw v. Chr. de Nabateeën het oosterlij k deel van Edom gaan bewonen. In de jaren 135-104 v. Chr. worden de Idumeeërs (Idumea is de naam voor Edom in de Griekse tijd) onderworpen door Johannes I Hyrkanus. De overwonnenen worden gedwongen zich te laten besnijden en zich te houden aan de Joods religieuze wetten. Uit Idumea kwamen de Herodianen voort, zoals Antipater en zijn zoon Herodes de Grote. Zoals in de inleiding geschreven: et de verwoesting van Jeruzalem verdwenen de laatste verjoodste Idumeeërs uit de geschiedenis.

Uit een oud reisverslag

„Naar de berichten der Arabieren van Bakir en de inwoners van Gaza, die dikwerf langs den pelgrimsweg naar Maan ('t oude Maon, waar de Maonieten of Meünieten woonden) en Kerak gaan, vindt men op een afstand van drie dagreizen ten zuidwesten van de Doode Zee meer dan dertig steden geheel verwoest. De Arabieren ontwijken ze vanwege de schorpioenen, die er in menigte zijn. Het kan ons niet bevreemden, er sporen van voormalige bevolking te vinden, als wij bedenken, dat dit de landstreek der Nabateërs was, de machtigste der Arabieren en der Idumeeërs, die tijdens de verwoesting van Jeruzalem, bijna even talrijk waren als de Joden. Evenwel zijn de ruïnen van deze steden niet de grootste gedenktteekenen van Edoms grootheid. De voornaamste stad, thans onbewoond, behalve door de wilde dieren, zoals het door den profeet voorspeld is duizend jaren, vóórdat het door de mensen verlaten werd, levert één der meest verbazingwekkende tooneelen op, die men zich kan voorstellen. In 't midden van 't gebergte Seïr liggen de geweldige massa's puin eener groote stad, hoopen van gehouwen steenen, fondamenten van gebouwen, overblijfselen van geplaveide straten, in een dal verspreid, dat van alle kanten door steile rotsen van vier-tot zevenhonderd voet hoogte is ingesloten, waarin holen uitgegraven zijn van onderscheidene grootten, in boven elkander liggende rijen, tot zulk een hoogte, dat men zich niet kan voorstellen, hoe men de hoogste rij bereiken kan. De eene zuil verheft zich boven de andere en versieren de voorgevels der gebouwen; horizontale kanalen geleiden het water langs de rotsen; uitgehouwen treden voeren naar de toppen, van welke onderscheidene met pyramiden zijn versierd, die op de rotsen zijn uitgehouwen. De overeenkomst van dit gezicht met hetgeen de profeet Jeremia (hoofdstuk 49 : 16) in zulke duidelijke bewoordingen heeft aangekondigd, is zóó treffend, dat men er zich niet in vergissen kan. (Alzo ook de profeet Obadja, v.W)

(...) De vijanden van het Evangeüe moesten het lot ter harte nemen, dat de vijanden der oude kerk ondervonden hebben, die naar het Woord des Heeren zijn afgesneden, en wier land, zooals dat van Edom, verwoest is tengevolge van een vloek, die er altijd op rusten zal. De allerhoogste God zal de zaak van Zijn eeuwig verbond even zeker beslechten, als Hij die van dat verbond heeft beslecht, hetwelk Hij teniet gedaan heeft; en al vereenigden de vijanden des Christelijken geloofs zich, evenals weleer de saamverbondenen van de tenten Edoms tegen Judea, zoo zou nochtans al hun kracht verstuiven, gelijk het kaf voor den wervelwind. De wijzen dezer wereld behoorden zich door de gedenksteenen van het verwoeste Edom te laten leeren. Indien al hun verhevene kennis niet geheiligd wordt door godsdienstige beginselen en door de vreeze Gods, zoo zal zij ijdel bevonden worden, evenals die der wijzen van Theman; al hun ontdekkingen en uitvindingen zullen ten einde lopen in de verwoesting en vergetelheid.

Dewijl dan deze dingen zullen vergaan, zelfs de hemelen met een gedruisch zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden, hoedanigen behoorden wij dan te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! Overeenkomstig de belofte van God, verwachten wij nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in welke gerechtigheid woont. 2 Petr. 3 : 10—13.”

De HEERE heeft Edom tot eeuwige verwoestingen gesteld en hun steden tot onbewoonbare plaatsen, Ez. 25 : 12—14. , , En Jacobs huis zal een vuur zijn, en Jozefs huis een vlam, en Ezau's huis tot een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze verteren, zodat Ezau's huis geen overgeblevene zal hebben; want de HEERE heeft het gesproken." (Ob. : 18) Gelijk Hij gesproken heeft, alzo heeft de HEERE gedaan!

Veenendaal

Ds. J. G. van Willegen

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1994

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

OBADJA

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1994

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's