Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wulfert Floor (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wulfert Floor (3)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKGESCHIEDENIS

2. De zekerheid van onze dood blijkt ook uit de gedurige ondervinding. Wie toch, hetzij hij arm is of rijk wordt niet door de onverbiddelijke vijand neergeveld? Het ene geslacht komt en het andere geslacht gaat. Nooit is het graf verzadigd... nooit zal het zeggen: het is genoeg.

Velen van onze famiHe's zijn ons vooruit gegaan naar de eeuwigheid en dit verzekert ook ons, dat wij eenmaal in de groeve der vertering moeten neerdalen.

3. Ook uit de broosheid en zwakheid van ons lichaam blijkt dat wij eenmaal zeker zullen sterven. Floor haalt een zeker vroofti schrijver aan uit de vorige eeuw, die gezegd heeft: , , Onze ziel is maar zeer gering gehuisd en de sterkste van ons allen is naar het bestaan maar een breekbaar aarden vat, dat zeer gemakkelijk aan stukken is te stoten. Dus, hoewel onze lamp niet schielijk uitgeblazen wordt, zo zal zij toch ten laatste uitgaan door gebrek aan olie.”

Dan beschrijft Floor de aftakehng van een mens die 60 of 70 jaar mag worden en die gelijk is aan , , een zeer oud huis, een gans versleten mens, die dagelijks dreigt neer te storten en een val te doen, waarvan hij niet weer zal opstaan.”

4. Ook blijkt ons de zekerheid van de dood uit de zondigheid van onze zielen. We hebben zondige zielen en daarom hebben wij ook sterfelijke hchamen. Hij citeert iemand, die hij aanduidt als , , één van onze voorouders." Die schreef:

„De dood volgt de zonde, gelijk de schaduw het lichaam.

De goddelozen moeten sterven uit kracht van de bedreiging van het werkverbond: , Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven" (Gen. II : 17).

De godzaligen moeten ook sterven, opdat, gelijk de dood door de zonde inkwam, de zonde door de dood weer mocht uitgaan. De prikkel is voor hen uit de dood weggenomen door Christus, maar de dood is niet voor hen weggedaan. Derhalve zal de dood hen aangrijpen, gelijk de adder Paulus hand deed, maar hij zal hen niet beschadigen.”

„Nu”, aldus Floor, , , uit al deze zaken is het klaar genoeg, dat wij allen moeten sterven, hetzij wij God vrezen of niet, hetzij wij rijk zijn of arm, sterk of zwak, wijs of dwaas, wij zijn op reis naar ons graf, naar de rechterstoel van Christus en naar de eindeloze eeuwigheid. En onze reis zal maar kort zijn, want Mozes leert ons en de ondervinding bevestigt het, dat wij daar henen vliegen en dus vliegende naderen aan de plaats van ons verblijf, hetzij ter onzer zaligheid of tot ons eeuwigdurend ongeluk.”

Toepassing

Punt 3: „ Welk gebruik wij van deze waarheid voor onszelf behoren te maken", is tegelijk de toepassing van de preek.

1. „Komt laat ons eens onderzoek trachten in te stellen, waar wij dan aan het eind van onze weg wel henen zullen vliegen.”

Allereerst richt de prediker zich tot de jonge mensen. Hij wijst er op, dat de jeugd van zijn dagen ijdel, üchtvaardig en zorgeloos de brede weg naar de hel kiest. Hij vermaant hen het voetspoor te volgen van Samuel, die reeds jong de Heere diende.

„Och, wees toch ook vroeg onder de aanroepers van des Heeren Naam. En is het, dat gij dit vervlogen jaar hebt laten voorbijsnellen, zonder de Heere te zoeken. Och! begin er dan nog in deze avond aan - zoekt de Heere de hand te geven en zoekt uw verbond met de wereld gebroken te krijgen, want alleen langs deze weg kunt gij waarlijk voorspoedig en gelukkig worden.”

2. Floor komt nu tot de mannen en vrouwen met dezelfde vraag, waar zij henen vHegen? Wie het goed van deze wereld liefheeft is een ongelukkige vlieger naar het verderf. En wie hoop heeft op de hemel, zal zich meer en meer vreemdeling op de aarde gevoelen. , , Dan zal het oprecht de keuze en de richting uwer zielen moeten zijn, om Jezus aan te hangen en Hem tot Koning uwer ziel uit te roepen. Anders zal uwe hoop u ontzinken in het bange uur van de dood.”

3. Tot de ouderen zegt hij, dat zij het best in staat zijn om het getuigenis van Mozes toe te stemmen. Zij toch weten bij ondervinding hoe wij daar heen vhegen en hoe hun dagen zijn wegge vlogen gelijk een pijl die van de boog vliegt.

„Zijt gij nu al meer dan een vijand of vijandin van de Heere Jezus? Is de grijsheid u al een sierlijke kroon geworden, omdat ze bij u op de weg der gerechtigheid wordt gevonden?

Zijt gij al gewend aan de Heere Jezus en leeft gij al gemeenzaam met de dood? - Zo ja, zahg zijt gij dan oude grijze vrienden en vriendinnen van de Heere! Gij zijt vHegend naar de hemel en zult misschien in het eerst volgend jaar binnen treden in het huis uws Gods en Vaders, waarin vele woningen zijn.

Maar zijt gij nog onbekeerd, dan weet ik ook naast de duivel geen ongelukkiger schepsel dan gij zijt; hoewel ik u dit nochthans zeggen mag, dat Jezus ook u nog roept en nodigt en u Zijn genade nog aanbiedt!”

4. Tot allen rijk of arm, man of vrouw, jong en oud... zoekt de Heere terwijl Hij nog te vinden is.

„Vraag niet langer: wat zullen wij eten en drinken, maar begint eens ernstig te vragen naar een weg van ontkoming in het Middelaarsbloed van de Heere Jezus, want het is nu of nooit!”

„Omdat wij daarheen vhegen, zou het kunnen zijn", aldus de voorganger, , , dat wij thans elkander voor het laatst ontmoeten onder de levenden en dat wij elkander niet weer zagen dan na verloop van enige eeuwen voor de rechterstoel van Christus. Och! mocht ik dan vrij zijn van het bloed mijner mede-zondaars. Ik ben geen wachter op Sions muren, geen leeraar van God gezonden, om in Zijn naam leven en dood, vloek en zegen te verkondigen en het hemelrijk op goddelijk gezag voor de één te openen en voor de ander te sluiten; Maar als een arm zondig mens, wiens dure verplichting het is, om zijn naasten lief te hebben, mag en moet ik zeggen: Daar staat geschreven: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid; Die is een vriend van tollenaren en zondaren en Zijn bloed is genoegzaam en berekenbaar om al uw schulden uit te wisschen. Maar daar staat wederom geschreven: hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zulk een grote zaligheid geen acht geven. Nu dan mijne vrienden! de tijd vUegt henen, de eeuwigheid nadert, zoekt en kiest Jezus, zijt dan eeuwig gelukkig; of verwerpt Hem, maar verwijt het dan u zelven eeuwig in de onherstelbare rampzaligheid.”

Tenslotte richt Floor zich tot de vromen. En weer volgt hij een vierslag.

1. „Bedenkt wat het voorbij gevlogen jaar u al heeft opgeleverd... Ik geloof, dat er hier enkele personen zijn, die in dit jaar zich aan de Zone Gods voor eeuwig verbonden hebben. O, dit jaar was voor uUeden een jaar van het welbehagen des Heeren en een jaar, dat u eeuwig heugen zal. Dankt God voor hetgeen Hij aan uwe zielen gedaan heeft en zoekt met een voornemen des harten bij de Heere te blijven.

De weg die gij gekozen hebt, is een veilige en zalige weg, die u zal voeren in de stad die fundamenten heeft en welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. De Meester, aan wien gij u verbonden hebt, is een goedertieren en getrouwe Koning, Die uw gebrek met lankmoedigheid zal verdragen en Die uwe afwijkingen genadig zal vergeven, zodat wij u vrijmoedig mogen toeroepen:

„Zalig volk, die in het ouwe Jaar die keuze hebt gedaan.

Gewis het zal u nooit ver ouwe. Eeuwig zal 't u wel vergaan" (Groenewegen).”

Hij vermaant hen niet hoog van zichzelf te denken:

„zoekt laag van u zelven te denken, schuilt dicht achter Jezus en strijdt alleen in Zijne kracht. De grootste rijkdom van een christen is gevoel van eigen zwakheid, sterke afhankelijkheid, geestelijke armoede. God wil, dat Zijn volk arm en nederig zal zijn en dan wil Hij ze troosten, rijk maken, met goederen vervullen. En als wij nu in onze tijd vragen, waar het vandaan komt, dat er zoveel gemis aan troost en leven gevonden wordt, waarom Gods kinderen het zo slecht met elkander eens kunnen worden en zo in onderlinge verdeeldheid leven? Dan denk ik altijd bij mij zelven, dat meest alle ongestalten en bijzonder de twist en scheuring daaruit voortkomen, omdat Agur en Paulus dood zijn of tenminste zeer ziek te bed liggen.”

2. Floor wijst hen met het oog op het komende einde, op de noodzaak ernstig te staan naar de volle verzekerdheid der hope. (Hebr. VI : 11).

„Zoek veel met Jezus te handelen en sta naar een nauw en teer leven voor de Heere, hetwelk der ware verzekering bevorderlijk is. Och! er is zo veel gelegen aan een ruime sterfdag en daarom is een nauw leven voor Jezus zo nodig.”

3. Er zij droefheid omdat wij onze vliegtijd zo slecht besteed hebben. Het moge ons aansporen om toch te werken terwijl het dag is, eer de nacht komt, waarin niemand werken kan. (Joh. IX : 4).

„Doet alles wat uw hand vindt om te doen, met al uw macht, want daar is geen verzinning noch wetenschap noch wijsheid in het graf daar gij henengaat." (Pred. IX : 10).

4. „Laat het u niet al te zeer bekommeren, dat mogelijk het volgend jaar uw sterfjaar zal zijn. Gij moogt verblijd zijn in het vooruitzicht van uw naderend einde, want de dood zal u in het hemelse Kanaan aan land zetten, waar gij nimmermeer zondigen zult. O geliefden! wat zijn wij hier op zijn best nog ellendig, gebrekkig en melaats.”

Floor eindigt met een lang citaat van , , de schrijver van den peizenden christen." Daarin belijdt deze, nimmer te beantwoorden aan onze hoge roeping. Er is niet genoeg wederliefde en dankbaarheid. Het beschaamt de wereld niet en is geen beantwoording van de stervende liefde van de Borg en Middelaar. Tot aan ons doodsbed toe zullen wij met Paulus moeten klagen: , , Als ik het goede wil doen, dan hgt het kwade mij bij. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? ”

Maar van al die zondige gebreken en droevige struikelingen, van uw kruis en verdriet zult gij bij uw dood verlost worden, en dan tegelijk gesteld in het bezit van een eeuwige zaUgheid en vreugde, waarvan de hoegrootheid nog nooit in uw hart is opgeklommen. Reden dus om naar de dood te verlangen. Wie opziet tegen de verschrikkelijkheid van de dood, mag tot zijn troost weten, dat zijn trouwe Heere Jezus hem zal ondersteunen en genoegzame kracht zal verlenen, om de donkere vallei des doods door te wandelen en in het hemelse Kanaan de voet aan land te zetten.

Floor besloot zijn oefening als volgt: , , Nu dan vromen! vliegt vrolijk henen en verblijdt u in de hoop op een eeuwige zaligheid, die voor uheden bewaard wordt in de hemelen.”

Opvallend is, dat Floor zijn oefeningen niet besluit met , , Amen!" Waarom hij dit naliet heb ik nergens kunnen achterhalen.

Heeft Floor zegen gezien op zijn prediking? De zegen op het gebrachte Woord is veelal een verborgen zegen. Eerst de eeuwigheid zal het meeste ervan openbaren.

Toch mocht Floor één-en andermaal getuigen van zegen op zijn arbeid. Hij heeft het enkele malen over mensen, jonge mensen ook, die getroffen waren onder de oefening. Die, overtuigd van hun zonden, de toevlucht leerden zoeken bij Christus en Zijn Borggerechtigheid. Het in eenvoud gebrachte Woord was voor velen tot onderwijs, vermaning en vertroosting.

In een brief van september 1834 schreef hij, er van overtuigd te zijn, dat God werkte , , onder zijn gebrekkige oefeningen.”

Ook Floor zelf bleek onder zijn oefeningen niet ongezegend.

Was Floor een boeiend spreker? Gegevens daarover zijn mij niet bekend.

Het uitspreken van zijn oefeningen zal hem niet zwaar gevallen zijn.

Steeds deed hij het preek werk met blijdschap en van heler harte. De Boodschap die hij bracht zal ongetwijfeld een welwillend gehoor hebben gehad. Overigens was het hem er niet om te doen naam te maken als spreker. Hij wilde in alle eenvoud zielen winnen voor Koning Jezus en bevorderen, dat allen, die God vreesden, bemoedigd en vertroost mochten worden.

Zó heeft Wulfert gewerkt en met zijn gaven gewoekerd in dienst van het Koninkrijk van God en in dienstbetoon aan anderen. Soms onder moeilijke omstandigheden naar lichaam en ziel.

Zó in 1846, toen hij door de tyfus ernstig ziek was en men voor zijn leven vreesde. Zijn broer, die aan dezelfde ziekte leed als Wulfert, overleed er aan. Toen zijn broer stierf, lag Wulfert in coma. Eerst vier dagen nadat zijn broer was begraven, ontwaakte hij. Twee maanden kon Floor niet oefenen. Tot het eind van zijn leven plaagde hem de zwakheid van zijn lichaam. Ook gewaagde hij van innerlijke noden. Naast vertroostingen door de goedheid van de Meere, blijft er altijd nog de diepe inleving van zijn ellende.

„Nooit” zo schreef hij, , , heb ik het zo goed geweten, als ik het nu nog gedurig ondervind, dat mijn hart zo vervuld is met onbeschrijfelijke vijandschap tegen Christus en de weg van vrije genade en dat ik ook zo alleszins in alle opzichten een onnut en trouweloos schepsel ben, zodat ik nog onlangs bij mezelf moest zeggen: Och, wat doe ik toch op de wereld.”

(Uit een brief aan F. Voskuil, april 1850).

(wordt vervolgd)

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1995

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Wulfert Floor (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1995

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's