Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes de Swaef 1594-1653 (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes de Swaef 1594-1653 (4)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSOPVOEDING IN 17E EEUW

In het pleidooi dat de Middelburgse onderwijzer voert voor een godzalige opvoeding speelt de doop een belangrijke rol. In de doop hebben ouders hun kinderen als het ware verbonden aan de Heere. Om te spreken in de taal van De Swaef: ij , , eyghenen hare kinderen den Heere toe". Van Zijn kant heeft God hen de genade bewezen om zichtbaar aan hun kinderen Zijn verbond te verzegelen, d.w.z. Zijn belofte dat Hij hun God en Vader is. Het minste wat ouders doen kunnen, is dan wel te beloven dat zij hun kinderen als Gods bondgenoten godzaüg zullen opvoeden. Op goede gronden wordt dat van hen geëist en de ouders zijn schuldig deze belofte ook inderdaad te houden, zoals ook Hanna, de moeder van Samuel, dat gedaan heeft (1 Sam. 1 : 22, 24 v.v.). Wie de plechtige doopbelofte, gedaan voor de hele gemeente als voor een , , wolke van getuygen" niet nakomt is niets anders dan een trouweloze meinedige. De Swaef noemt dat een verschrikkelijke zonde, die zware plagen zal verwekken. Dat de Wederdopers weigeren hun kind te laten dopen en dus ook geen , , solemnele belofte" doen, is triest genoeg. Maar dat ouders die op grond van Gods Woord vasthouden aan de kinderdoop, de leer van de Wederdopers afwijzen en intussen toch hun eigen kinderen niet godzalig opvoeden, daarvoor is in de hele wereld geen excuus te vinden. Denk toch aan uw belofte, ouders! En reahseer u ook dat God uw zaad heeft afgescheiden en geheiligd ten opzichte van de ongelovige kin deren. Zo zegt de apostel het duidelijk in 1 Korinthiërs 7 : 14. Maar dat is niet slechts een argument tegen de Wederdopers; het is evenzeer een prikkel voor ouders die hun kinderen ten doop hielden. Voeden zij hun kroost ook inderdaad zo op dat ze anders gaan leven dan de kinderen der ongelovigen? Wanneer onze kinderen niet godzalig opgevoed worden, maar net zo leven als de kinderen der goddelozen, niet lettend op Gods geboden, welke betekenis heeft hun doop dan nog?

Zaaitijd

Wanneer dienen de ouders met de geloofs opvoeding van hun kinderen te beginnen? Zo vroeg mogelijk. Van hun , , teerste jonkheid" aan, zodra ze beginnen om , , reden en ver standt" te gebruiken. De beginfase van de opvoeding is beshssend voor hun hele verdere leven. Als men ze in de kinderjaren goed opvoedt, dan zal ook het vervolg goed zijn. In hun jeugdjaren zijn de kinderen als nieuwe aarden vaten, die lange tijd de reuk behouden van wat er eerst ingedaan werd. Het is met on ze kinderen als met klei. Zolang die vochtig en zacht is kun je ervan alles en nog wat mee doen. Maar als de klei eenmaal hard is gewor den, valt er niets meer mee te beginnen. Zo zullen ook ouders tevergeefs proberen om hun kinderen in het goede spoor te krijgen, wan neer ze wachten tot deze groot en sterk gewor den zijn. De jeugd is de zaaitijd, die ouders en schoolmeester niet al slapend voorbij mogen laten gaan. Wanneer satan eenmaal bezit genomen heeft van een kinderhart, dan doet hij alle moeite om het voor zich te behouden. Laten we de macht van de duivel niet onderschatten. Hij is zwaarbewapend en kan slechts door groot geweld nog worden verdreven. Hoe meer de zonde kansen krijgt in het leven van onze kinderen, des te meer zullen ze verharden in het kwaad. En des te moeilijker wordt het om het uit te roeien. Niet voor niets spoort de Spreukendichter de vaders aan om hun zoon te tuchtigen zolang er nog hoop is (Spr. 19 : 18). In ieder kind schuilt de zonde. Zoals ze geboren werden, zijn ze onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Die verdorvenheid openbaart zich al heel vroeg. Sommige kinderen worden reeds aan de borst van hun moeder , , bleeck van gramschap". En als ze nog maar een paar woordjes kunnen stamelen, zijn ze al wijs genoeg om te liegen, om glashard te ontkennen als ze iets verkeerd gedaan hebben, ze zijn eigenzinnig tot en met. Juist daarom moeten de ouders die verdorvenheid zo vroeg mogelijk door een godzalige opvoeding proberen te doorbreken. Wat doet een landman die iets schadelijks ontdekt aan een jonge boom? Zal hij het niet onmiddellijk verwijderen, zodra hij het maar gewaar wordt?

Offerdieren

Er is nog een reden om al in de eerste levensfase met de geloofsopvoeding te beginnen. God heeft er recht op dat wij Hem dienen in onze jeugd. Niets is betamelijker dan dat de edelste en beste krachten, die men in de jonge jaren heeft voor God en Zijn dienst worden aangewend. Terwijl het omgekeerde ook waar is. Hoe onredelijk is het om de beste tijd van ons leven, de , , bloem des tyds" aan de wereld, aan het vlees, aan de duivel op te offeren, maar de slechtste tijd, de , , zemels, de heffe die noch op het vat is, nadat het is afgelopen" aan God. In de offerdienst moesten ook de jonge dieren aan de Heere worden toegewijd. Daaruit kunnen wij leren, dat onze kinderen van hun jeugd af aan geheiligd dienen te worden voor de dienst aan God.

En bovendien: wie zegt dat onze jonge mensen niet door een onverwachte en plotsehnge dood worden getroffen. Oude mensen moeten sterven, jonge mensen kunnen sterven. De ouden hebben de dood voor de deur, maar de jongeren worden er voortdurend door belaagd. De Swaef herinnert aan een joods spreekwoord dat zegt: de oude kamelen dragen dikwijls de huiden van de jonge kamelen en brengen die ter markt. Ook in het feit dat kinderen reeds op jonge leeftijd kunnen worden weggenomen, ziet de Middelburgse schoolmeester een krachtige aansporing om al heel vroeg met de geloofsopvoeding te beginnen. Van een godzalige opvoeding kan nooit teveel verwacht worden. In de Bijbel worden tal van , , GodzaUge kinderen en jonge HeiUgen" genoemd. Trouwens, ook in de geschiedenis zijn tal van voorbeelden aan te wijzen van jonge kinderen die de Heere oprecht dienden. De Swaef verwijst in dit verband naar de , .Exempelen" die Koelman noemt achter zijn vertaling van W. Guthry's Groot Interest en W. Eversdij k, Lof des Heeren uit de mond der kinderen.

In de praktijk kwam in de 17e eeuw van ge­ loofsopvoeding op jonge leeftijd niet altijd alles terecht. De Swaef klaagt erover dat veel kinderen van een jaar of zes, zeven niet eens het Onze Vader kunnen opzeggen. En van de Schrift weten ze nauwelijk iets als ze 12, 14, 16, 18 of 20 jaar oud zijn. Er zijn ouders die hun kinderen in alles hun zin geven, ook als het om verkeerde dingen gaat. Dat hoort nu eenmaal bij de kinderjaren, denken ze, 't zal later wel vanzelf goed komen. Dat is echter een dwaze , , mis-slach" die veel kinderen bederft en veel ouders groot harteleed aanbrengt. Het is dwaasheid te denken dat je een boom kunt ombuigen, die je dik en sterk hebt laten worden. Wat krom gegroeid is, kun je niet meer recht krijgen. Men moet het rijshout buigen zolang het nog week is.

Kleine kinderen, grote kinderen...

Hoe lang heeft de geloofsopvoeding te duren? Net zo lang als we vader en moeder zijn. Juist bij het groter worden mogen ouders het niet laten afweten, want dan zijn de verleidingen het grootst. De Swaef citeert in dit verband uitvoerig de heidense schrijver Plutarchus, die een traktaat over de opvoeding van de kinderen schreef. Bedrijven kleine kinderen kleine zonden, opgroeiende jongeren plegen dikwijls grote en schandelijke zonden. Daarom hebben ze des te meer nodig dat ze worden ingetoomd. Ouders die hun kinderen in deze leeftijdsfase hun gang laten gaan, leveren hen willens en wetens uit aan het verderf. Op twee manieren hebben vaders en moeders te werk te gaan om hen in goede banen te leiden. Enerzijds door de hoop op beloning aan te wakkeren en anderzijds door de vrees voor straf in te boezemen. Zowel het één als het ander is onmisbaar in de opvoeding. De hoop maakt onze kinderen des te vaardiger om zich het goede voor te nemen, terwijl de vrees hen weerhoudt van het verkeerde.

Goed en kwaad

Hoop en vrees. Bemoedigen en afschrikken. Dat zijn de beide polen waartussen de christelijke opvoeding volgens De Swaef zich dient te voltrekken. Dat geldt ook voor de inhoud van de geloofsopvoeding. Deze is eveneens tweeledig. Ouders moeten hun kinderen het kwade afwennen en het goede , , inplanten". De schoolmeester is er diep van overtuigd dat deze wat moralistisch aandoende pedagogische doelstelling verankerd ligt in het getuigenis van de Schrift. Het duidelijkste bewijs ervan vindt hij in Efeze 6 : 4 waar de vaders worden aangespoord hun kinderen op te voeden in de , , lering en vermaning des Heeren". De Swaef is van mening dat met „lering en vermaning" bedoeld wordt het kwaad na te laten en het goede te doen. Zowel het één als het ander heeft in het christelijke gezin zijn plaats. Opvoeding die alleen maar het kwade bestraft, schiet te kort. Dan lijken we op een landman die wel zijn akker zuivert van stenen en doornen, maar verzuimt om te ploegen en te zaaien. Het mag niet bij het negatieve - de waarschuwing tegen het kwaad - ophouden, want het gaat juist om het positieve: et doen van het goede. Dat heeft onze Heere Jezus Christus ons ook duidelijk geleerd: aat uw licht alzo schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken mogen zien (Matth. 5 : 16). Dan pas komt God aan Zijn eer.

Daarmee wordt de gemeente gebouwd en de samenleving gediend. Dat alleen is tot heil van de kinderen zelf. Geen kwaad doen is op zichzelf prima, maar je komt er de hemel niet mee in. Het gaat om de vruchten in ons leven. De gelijkenis van de onvruchtbare vijgeboom in de wijngaard, waarover Jezus vertelt, spreekt wat dat betreft boekdelen. Als ouders hun kinderen liefhebben en niet willen dat ze afgehouwen zullen worden, als ouders zich ook maar een beetje bekommeren om de stichting van de gemeente en om de eer van God, dan moeten zij erop toezien dat zij hun kinderen niet alleen het verkeerde afwennen, maar ook het goede inplanten. Wat de Heere God met goed en kwaad bedoelt, hoeft geen vraag te zijn. In de Tien Geboden heeft Hij ons een uitstekende handleiding geschonken. De Swaef geeft dan ook een uitvoerige bespreking van de Decaloog. Gebod voor gebod laat hij de revue passeren, waarbij hij de lijnen heel praktisch en concreet doortrekt naar het leven van de kinderen en de jongeren. Ouders hebben het leven van hun kinderen daaraan telkens weer te spiegelen. Zo moeten zij hen laten zien wat het kwaad in hen is, dat uitgeroeid dient te worden. De Swaef raadt een drietal middelen aan om de kinderen van het verkeerde spoor terug te roepen: oor verbieden of berispen, door dreigen of scherpe woorden, door straffen met de roede. Over de noodzaak van het laatste laat de zeventiende-eeuwse geen misverstand bestaan. Wanneer woorden alleen niet helpen. zijn de ouders , , schuldig en gehouden" hun kinderen met de roede te tuchtigen. Dat is niet minder dan een gebod van God, zoals bijvoorbeeld in Spreuken 23 : 13 te lezen is. We mogen hen door onze zachtheid niet stijven in de zonde. Gods Woord laat ons de goede vruchten van de kastijding zien en ook om die reden mogen wij het niet nalaten. Wel hebben ouders daarbij een aantal dingen te bedenken. De Swaef wijst op een aantal gedragsregels ten aanzien van het straffen, die hij bij Koelman heeft gelezen. Men moet de kinderen niet te zelden straffen, ook niet te dikwijls en evenmin te laat. Niet te zelden, maar steeds als het nodig is, opdat de kastijding niet vruchteloos blijve. Niet te dikwijls opdat de kinderen niet moedeloos worden en het straffen haat tegen de ouders zal opleveren. Niet te laat, maar steeds tijdig en vroeg. Het is met kastijding net als met medicijnen. Als de ziekte zich aandient, moeten er medicijnen komen. Ook moeten de ouders rekening houden met de leeftijd, het karakter van de kinderen, evenals met de ernst van de overtreding. Men behoeft niet altijd en o veraf te straffen. Ouders moeten weleens iets door de vingers kunnen zien. Wanneer een kind per ongeluk een glas breekt bijvoorbeeld, is straf overbodig. Laten vaders en moeders vooral straffen met bewogenheid. Niet in toom, maar met mate, niet verbitterd, maar met een verdrietig en medelijdend hart. Zo doet de Heere God het immers ook? De Swaef sluit daarom af met een berijming van Jeremia 3 : 11, die door hemzelf werd vervaardigd:

Want onse God niet eeuwigh en verstoot, Al wil hy selfs de menschen hier bedroeven. Na dat sy 't veel, of weynich maer behoeven. Want dan oock weer na syn ontfermen groot Ontfermt hy sich: want hy bedroeft, noch plaeght Den mensche niet, van herten met behagen. Als waer 't hem vreughd, dat hy de straffe draeght; Maer 't doet hem wee, dat hy den mensch moet plagen.

Waddinxveen

M. van Campen

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Johannes de Swaef 1594-1653 (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's