Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pelgrimstocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pelgrimstocht

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„0 wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten van Kedar woon. Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen die de vrede haten. Ik ben vreedzaam, maar als ik spreek zijn zij aan de oorlog". Psalm 120 : 5—7

Vijftien liederen Hammaalóth is Israels Psalmbundel rijk. Pelgrimsliederen. Gezangen onderweg, wanneer men zich van dichtbij of veraf in optocht opmaakte naar Jeruzalem. Vol diep verlangen God te ontmoeten in de stad van vrede. Reizigers naar het nieuw-Jeruzalem gaan soms al wenende (Ps. 126). Nochtans met het beginsel van eeuwige vreugde in het hart.

Ik ben verblijd wanneer men mij Godvruchtig opwekt. Zie, wij staan. Gereed om naar Gods huis te gaan.

Liederen die ons de aardse reis en het hemels vaderland bezingen. Echt waar: „Vaderlandse Uederen". Door wie gezongen? Door mensen van de nachtschuit? Niks hoor! Door pelgrims van de morgenstond. , , Toe Fihppus, " zei Luther ooit tegen Melanchton, „laten we eens zingen om de duivel te tarten". Maar dieper ligt een andere motivatie: Mijn God, U zal ik eeuwig loven. In Psalm 120 begint de pelgrimstocht.

Wie nemen er aan deel?

Het antwoord luidt: , , Ik ben een vreemdehng". Zonder eigen naam. Die vermeldt de dichter immers niet. In de ogen van de ongelovigen een zonderling. Voor je eigen gevoel een eenling. Dat knaagt dermate aan het hart van de pelgrim, dat hij klaagt: , , 0, wee mij"! Ontboezeming van zelfbeklag? Je bent als vreemdeling per slot van rekening ook maar een mens van vlees en bloed. Altijd tegen een muur van onbegrip en vijandschap op te lopen, wie houdt dat vol! Paulus zegt dat hij aller uitvaagsel en afschrapsel is geweest. Vuil voor de bezem. Vreemdelingen zijn schapen in het midden van de wolven. Heel diep in hun hart heerst de tweespalt: wie moest ik zijn en wie ben ik voor God? Overheersend soms. Dus heeft het vreemdelingschap meer te maken met zelfveroordeling, dan met zelfbeklag. Er komt bij mij zoveel vlees en wereld bij. Bij u ook? Het hijgend vreemdelingschap hunkert naar verlossing. Kenmerkend voor de vreemdeling is het heimwee naar Huis. Roepen uit de benauwdheid (vs. 1).

Het , , wee mij" kon de engelen Gods weleens als muziek in de oren klinken. Intussen ben ik ook niet eens een eenling, maar verkeer ik in goed gezelschap, met Abraham, Sara, Izak en Jacob, die allemaal beleden hebben, dat zij gasten en vreemdelingen op aarde zijn geweest. Dat heeft te maken met de Andermet het van een Ander geworden zijn. Met het eigendom van Christus-zijn. Er vond een machtig wonder van God plaats in je leven. Van eertijds vreemdeling voor God en mijn hart is mij de rust in de wereld opgezegd. Kenmerkend is nu wedergeboren te zijn tot een levende hoop. Dat maakt Gods kind tot vriend en metgezel van allen, die Gods Naam ootmoedig vrezen. Het oog gedurende heel de pel- grimstocht gericht op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs.

Ooit werd Jezus in de strikste zin Vreemde ling op aarde, toen God Zijn eigen Zoon niet spaarde. Hebt u Jezus Christus liefgekregen, Die om ons te redden, de hemel verliet? Wan neer eenmaal de schellen ons van de ogen ge vallen zijn en ons het schijnschone van deze aarde zonder God is getoond, en daartegeno ver de belofte van het eeuwig, onvergankelijk Koninkrijk voor ons hart is opengegaan, dan worden we vreemdeling op aarde. Dan worden we ongelukkige mensen, die zich in deze wereld nergens meer thuisvoelen. Totdat we bij die grote Vreemdehng terecht komen, Die tussen hemel en aarde hing om zulke zwervers toe te roepen: Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. In ons vreemdelingschap worden we het beeld van Christus gelijkvormig gemaakt. Het , , wee mij" wordt omgezet in heimwee naar het volle heil, naar de toekomst, door God beloofd maar nog niet vervuld. Hier woonachtig en toch... met Christus in de hemel gezet. Zulke vreemdelingen hebben hun domicihe Boven. Ik reis naar het hemels Vaderland.

Waar komen die vreemdelingen vandaan?

Waar zij wonen, natuurlijk. De dichter geeft zijn huidige woonplaats aan. In Mesech en in de tenten van Kedar. Die zwarte bedoeïenententen, weet u wel! Zij komen dus van heinde en verre. Op het eerste gezicht zijn Me sech en Kedar weinig meer dan namen, of plaatsen, die geografisch nogal uit elkaar lig gen. Mesech ligt gesitueerd ergens tussen de Zwarte en de Kaspische Zee. In het Noordoos ten van Azië. Kedar moet je zoeken in de Syrisch-Arabische woestijn, helemaal tegen Babel aan, het gebied waar de Bedoeïenen hun tenten hebben opgeslagen. De dichter gebruikt hier beeldspraak en hij bedoelt geestelijk , , ver weg". Veel dichterbij soms dan we denken. Het kan ook het land Israël zijn. Het kan zelfs kerkgrond zijn. We moeten trouwens het (moderne) heidendom niet ver buiten onze regionen zoeken. , , Mesech" en , , Kedar" is daar, waar men met God en Zijn Woord heeft afgerekend, en de wereldgelijkvormigheid in onze samenleving, in de kerk en in onze christelijke gezinnen steeds meer terrein verovert. Omdat zonde geen zonde meer is.

De uitbrekende zonden worden goedgepraat met bijbelteksten. Brood en spelen geven de toon aan. Waar men zich mee laat slepen door , , veronicacultuur", kinderen geaborteerd worden, en euthanasie gelegaliseerd is. Waar het „heidens" aan toe gaat.

Luther gaat nog een stap verder. „Mesech" en , , Kedar" zegt hij, moet je zoeken op plaatsen waar de valse leer verkondigd wordt en zonde en genade niet recht wordt verkondigd. Het terrein waar volgens vers twee van onze Psalm de valse lippen zich openen en de bedriegelijke tong leugens spreekt, die niet stroken met Gods waarheid. Waar we elkaar de kerkdeur uitvechten, elkaar verdacht maken. Mensen wonen daar die de vrede haten. Is er niets, dan bedenk je wel iets. Als vreemdeling word je gediscrimineerd, een woord dat in de tijd van de dichter nog niet was uitgevonden. Maar men deed het volop. Ook nu krijgt de vreemdeling te horen: Je had honderd jaar eerder moeten leven. Jouw opvattingen passen niet meer in onze tijd. , , Mesech" en , , Kedar" waar de vloeken en de schunnige taal op de werkvloer niet van de lucht zijn. Kom je voor de Heere uit dan ontgaat je de baan waarnaar je solliciteerde, of je krijgt ontslag.

Wat er gebeurt vlak bij de deur, maakt de dichter hels benauwd. Iemand schreef eens. , , Bunyans Christenreis kent een Lastersteeg". Onze pelgrim-vreemdeling komt uit het , , Ruziegat". Te begrijpen is toch zeker, dat hij verzucht: , , Lang, te lang heb ik gewoond bij degenen, die de vrede haten. Hoe lang nog Heere, duurt mijn verblijf onder dit heidens gedoe? Wat een genade zal het zijn als ik eindelijk gerukt word van tussen de valse Hppen. En toch het valt uit te houden, niet omdat het moet, maar zolang ik door 't geloof op Christus zie. Hij werd ten gevolge van valse beschuldigingen en laster in het kerkelijk , , Mesech" en , , Kedar", of zoals er staat in Openbaring 11 op de straten van de stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, bedoeld is kerkelijk Jeruzalem, gekruisigd. Is dan de pelgrim meer dan deze grote Vreemdeling, die op de pelgrimstocht ons aanbeveelt achter Hem aan te gaan, buiten de legerplaats, om Zijn smaadheid te dragen? Nee toch! Bij alle onrust reis je dan met diepe vrede in je ziel.

Waaraan zijn Gods pelgrims herkenbaar?

Hieraan, dat zij hun kruis, Christus dagelijks navolgend, vrolijk dragen mogen. Hieraan ook, dat de dichter zegt: , , ik ben vreedzaam". Nog sterker in het oorspronkelijk: Ik ben vrede. Eén en al vrede woont er in mijn hart en draag ik uit in deze tegenwoordige boze wereld. Daar begrijpen mijn haters helemaal niets van. Tegen die vrede schieten hun ogen vuur en vlam. Het Sanhedrin kon Stefanus niet langer verdragen, toen zij zijn aangezicht zagen blinken als van een engel. Er lag iets hemels op zijn gezicht. De hel brak los en viel erop aan. Hun monden lijken vuurspuwende kraters. Zij verklaren ons nu helemaal de oorlog.

Ik ben vrede. Wacht even dichter. Is dat wel helemaal waar? Wat voegt u uw vijanden dan toe in vers 4? Dat scherpe pijlen van een machtige de bedriegers treffen en gloeiend vuur hen verteert! Denk er om zegt hij, de pijlen die je op mij afschiet werken als een boemerang. Ze komen straks op je eigen hoofd terecht. Onuitblusselijk vuur zal immers der goddelozen vergelding zijn. Merk je nu wat van , , ik ben vrede"? Zegt hij niet het helse vuur hale de oorlogophitsers? Toch niet! Hij bedoelt slechts te geloven wat de Heere belooft: Mij komt de wrake toe. Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Dat is ook een bijbelse kant van de zaak. Het eindgericht houdt God in handen. En daarvoor je vijanden te waarschuwen kan toch geen kwaad. Dat strijdt niet met de vrede, maar strookt er zelfs mee. Wat geeft dat een vrede als we de Heere horen zeggen: Ik zal voor u strijden en gij zult stil zijn. Want al kunnen wij niet vanuit het vreemdelingschap met de wereld mee, we hebben voor al onze aartsrivalen wel een boodschap. Het bijbels vreemdehngschap heeft een getuigende spits. En al zouden we geneigd zijn, mens als we zijn, om weleens vuur van de hemel te bidden, vrede behouden we in ons hart, zodra we Jezus horen zeggen: De Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om ze te behouden. Uiteindelijk heten ze zalig vanwege het feit dat zij vredestichters zijn.

In onze harten brandt het vuur der liefde en mogen we naar Romeinen 12 vurige kolen op 't hoofd van onze vijanden hopen. Hun te eten geven als zij honger hebben en hen te laten drinken als zij dorst hebben. Heb uw vijanden lief. Daaraan zijn Gods vreemdelingen herkenbaar. In de hoop dat onze vijanden de wapens inleveren en buigen voor onze koning, Jezus Christus. Zijn we zo vreemdeling? Ga in het spoor van Hem, Die als Meeste de Minste werd. En omdat ik in Zijn vrede en verzoening deel, kan ik zegenen die mij vervolgen. Vredestichters zullen, zolang in , , Mesech" en in , , Kedar" wonen, opdat zij door hun godzalige wandel anderen voor Christus winnen. Misschien ontdek je dan dat ook oorlogsophitsers diep verborgen hongeren en dorsten naar liefde. Wie vrede is en vrede uitstraalt, en ook daarin het beeld van Christus vertoont, prikt soms door een heleboel vijandschap heen. Dan zeg ik niet langer wee mij, maar welgelukzalig is de mens, die in , , Mesech" en , , Kedar" zich nooit thuisvoelde, niet omdat ik een haar beter ben, maar omdat God mij uitleidde en Christus mij de vrede bracht, die alle verstand te boven gaat. Of is het niet waar dat de Heere zegt: Indien iemands wegen de Heere behagen, dan zal hij zelfs zijn vijanden met hem bevredigen? Ja toch!

Kom welgelukzahge weeklagers, neem de pelgrimsstaf ter hand op weg naar Jeruzalem, de stad des vredes, waar de oorlog voorgoed zal afgelopen zijn. Intussen: , , wij worden niet op donzen bedden naar de hemel gedragen, maar onder de krijgs-en vredesbanier halen we de eindstreep". (Spurgeon)

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Pelgrimstocht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's