Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus als Koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus als Koning

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORALE VRAGEN

Behalve een profetisch en priesterlijk aspect heeft het werk van Christus eveneens een koninklijke zijde. Christus is met Zijn gehele Persoon Profeet, Priester èn Koning. Hij is niet alleen nu - in de staat van de verhoging -Koning, maar Hij was dat al, toen Hij als de Vernederde in deze wereld was.

Ten onrechte heeft men wel gedacht dat het koninklijke aspect van Christus' ambt pas gestalte kreeg, toen Hij Zijn troon besteeg op de dag van Zijn hemelvaart. Men liet zich daarbij teveel leiden door de gedachte dat aan het koningschap altijd uiterlijke glans en heerlijkheid zijn verbonden. Het denken over het koningschap van Christus werd daarbij dus teveel ingevuld vanuit onze aardse verhoudingen en verwachtingspatronen. Juist aan Christus zien we echter, dat zulk denken aan de werkelijke situatie geen recht doet. Christus' koningschap begint in diepe vernedering, omhult zich met steeds grotere armoede, om zich pas daarna in ongekende hemelse heerlijkheid te ontvouwen.

Dit koningschap van Christus heeft kosmische dimensies en is van onschatbare betekenis voor het geheel van de kerk en voor elk kind des Heeren afzonderlijk.

Het koningschap in Israël

Het volk Israël neemt in de geschiedenis der volkeren van meetaf aan een bijzondere plaats in. Het werd door de Heere onder al de volkeren afgezonderd om een theocratisch volk te zijn, een volk met God als Koning. Israël was daarmee een oefenplaats voor de theocratie of Godsregering. Herhaalde malen horen we in het O.T. - vooral in de Psalmen - dan ook de uitroep, dat de HEERE Israels Koning is, Israels Bevrijder en Rechter voor de vijanden. Van Hem kreeg het volk zijn wetten en inzettingen.

Israels positie was daarmee uniek in een wereld, waarin de volkeren gewoonlijk door koningen werden geregeerd. Israël had God Zelf als Koning, God, Die troonde in het allerheiligste van tabernakel en tempel. Door middel van de urim en tummim en door Zijn profeten maakte Israels Koning Zijn wil aan het volk bekend. Namens Hem traden nu en dan charismatische leiders op zoals Mozes, Jozua en de latere richters.

We zien echter in Israël al heel vroeg het verlangen opkomen om net als de andere volken een gewone koning te hebben. Zo boden de mannen van Israël Gideon het koningschap aan, dat hij overigens weigerde (Ri. 8 : 22vv). Gideons zoon Abimelech werd echter koning van Sichem (Ri. 9 : 8) en maakte zich berucht door een reeks van gruweldaden. Aan hem kon Israël al iets zien van de geweldige gevaren die aan dat gewone koningschap waren verbonden. Aardse koningen kunnen van het koningschap een karikatuur maken.

Toch wist het gewone koningschap in Israël zich voor eeuwen door te zetten. Toen namelijk Samuel oud was geworden en zijn zonen als richters niet in het spoor van hun vader gingen, kwam onder het volk de wens met kracht omhoog om net als de andere volkeren een eigen koning te hebben. Daarmee verwierp het volk God de Heere als Koning (1 Sam. 8 : 7). De theocratie bleek ook in Israël niet haalbaar.

Israël heeft het echter wel geweten, dat het de theocratie prijsgaf voor het zijn als de andere volkeren! Wie de geschiedenissen van de koningen leest, kan niet anders doen dan vaststellen, dat - op een aantal gunstige uitzonderingen na - de koningen het volk menigmaal zijn voorgegaan in de afval van God. Het begon al met Saul, de eerste koning. Het doorgaande refrein in de boeken der Koningen en der Kronieken is, dat Israels koningen deden , , wat kwaad was in de ogen des HEEREN". Aan de door God gegeven koningswet in Deuteronomium 17 heten de meeste koningen zich dus maar weinig gelegen liggen. Eigenlijk loopt het koningschap in Israël uit op een grote teleursteUing. De bittere ironie van het geheel is, dat op de drempel van het N.T. er zelfs een nazaat van Ezau in de koningsstad Jeruzalem resideert: Her odes de Grote!

Desalniettemin worden in het O.T. ook andere tonen aangeslagen. Door de teleurstellende ervaringen met het koningschap heen wordt de komst van de grote Koning aangekondigd. Die eeuwig op de troon van vader David zal zitten. Een Davidide dus, een Spruit uit het roemrijke geslacht van David, die man naar Gods hart, in wie het theocratisch koningschap nog het meest gestalte kreeg in Israël (vgl. 2 Sam. 7).

Christus: de Messiaanse Koning

Toen de engel Gabriel aan Maria verscheen en haar de geboorte van Christus aankondigde, kreeg zij te horen dat uit haar de lang beloofde Davidszoon geboren zou worden. Die op de troon van vader David zou zitten (Luk. 1 : 32). Jesaja 9 en andere oudtestamentische profetieën naderden daarmee hun vervulling. Ook brachten wijzen uit het oosten Jeruzalem in grote opschudding met hun vraag naar de pas geboren Koning der Joden. Zij bewezen Hem koninklijke hulde, toen zij Hem vonden in Bethlehem. Het N.T. staat dus direct al in het teken van het koningschap van Christus.

In het O.T. werden Israels koningen symbolisch gezalfd met olie. Daarmee werd aangegeven dat zij door de Heilige Geest in hun ambt werden gesteld en door Hem bekwaam werden gemaakt om dit ambt te vervullen. Deze zalving kwam in Christus tot haar eigenlijke doel. Als de Messiaanse Koning van de eindtijd werd Hij na de doop in de Jordaan met de Geest gezalfd. Hij ontving daarbij de volheid van de Geest en bond in de kracht van deze Geest direct de strijd aan met de satan. Krachtig wees Hij de verzoeker terug, toen deze Hem al de koninkrijken der aarde aanbood voor een enkele knieval. Bewust koos Christus de weg van vernedering en kruis om tot de door de Vader beloofde volle heerlijkheid van Zijn koningschap te geraken (Matth. 4). Het koninklijk werk van Christus staat heel nadrukkelijk in het teken van de strijd tegen de duivel en zijn helpers en daarmee ook tegen de dood als koning der verschrikking, die in het kielzog van satan gaat. Zowel in Zijn vernedering als in Zijn verhoging streed - en strijdt - Christus tegen het geduchte rijk van de duisternis en zorgt Hij voor de doorbraak van het Koninkrijk Gods. De beshssende slag met de satan leverde Christus op Golgotha. Zijn koningschap treedt juist in en door het offer heen aan het licht. Zijn zegenende heerschappij wordt in deze wereld met name manifest in het verbreken en neerwerpen van de satansheerschappij. In Christus krijgt het theocratisch koningschap zijn ware gezicht en uitwerking. De uit de Daniëlsprofetie bekende Mensenzoon - aan Wie gegeven werd heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, naties en tongen eren zouden (Dan. 7) - heft de verwording van het koningschap op en brengt de zegen van de koningswet uit Deuteronomium 17 aan het licht.

Er behoeft geen enkele twijfel over te bestaan of Christus in Zijn vernedering geweten heeft van Zijn koninklijke waardigheid. Tot voor de stadhouder Pilatus toe heeft Hij Zelf getuigd, dat Hij de door de Vader beloofde Koning is (Joh. 18). Voor Pilatus en het Joodse volk bleef Hij echter een Onbegrepene. Zij dachten aan een aards koningschap met uiterlijke glans en glorie. Daaraan beantwoordde deze Jezus van Nazareth niet. Een Onbegrepe- ne, ja dat was Hij. Eens moest Hij zelfs uitwijken naar de bergen, omdat het volk na een wonderbare spijziging met geweld van Hem een aardse koning wilde maken (Joh. 6). Ook de discipelen van de Heiland hebben hier telkens misgetast. Eerst na kruis en opstanding drong het pas goed tot hen door, dat Christus' Koninkrijk niet van deze wereld is.

Dat Christus na Zijn hemelvaart de troon van heerlijkheid en macht heeft bestegen, leert ons de Schrift en is ook altijd de belijdenis van de kerk geweest. De Vader heeft Hem alles onder de voeten gelegd en alle macht in handen gegeven. Heel duidelijk komt dat tot uiting in het zo inhoudsrijke boek van de Openbaring.

De heerschappij van Christus gaat over heel de schepping. We noemen dat wel het kosmische koningschap van Christus. Straks wordt Gods schepping aan de vergankelijkheid ontrukt als vrucht van Christus' werk. Hij regeert over alle volkeren der aarde, over de machten van de duisternis en op een heel bijzondere manier over Zijn kerk. Juist omdat Hij alle macht heeft, is er voor de kerk een gebaande weg door de tijd. In Zijn vernedering en in Zijn verhoging is Christus de Messiaanse Koning, Die geen lasten oplegt zwaar om te dragen, maar vrede en gerechtigheid brengt. Die de onderdrukten recht doet, hongerigen brood geeft en de onderdrukkers in Zijn toorn vernietigt. Niets in en buiten deze wereld kan zich onttrekken aan Zijn bewind.

De Koning en het koningskind

Een enkel woord moet nog worden gezegd over de bijzondere betekenis van Christus' koningschap voor de kinderen van God. Kinderen van God zijn koningskinderen. Zij leren Christus niet alleen in Zijn profetische en priesterlijke werk, maar ook in Zijn koninklijk ambt kennen. Met Zijn koninklijk werk krijgen zij direct al te maken, wanneer de Heere hen gaat bekeren, al is het dat zij pas later dit verstaan. Door Zijn Woord en Geest breekt Christus in het hart van de Zijnen de aanvankelijke weerstand om zich tot God de Heere te laten bekeren. Welk kind van God weet niet van het verzet om zich aan de Heere gewonnen te geven? Soms moet de Koning geducht de roede gebruiken om het hart tot gehoorzaamheid aan Hem te bewegen. Er is soms heel wat voor nodig om van onwillig gewillig te worden! Bovendien is daar de satan. Hij laat niet zo gemakkelijk zich zijn vaten ontroven. Met krachtige hand leidt Christus echter Zijn volk naar de verlossing toe. De Koning van het Rijk der hemelen is sterker dan de vorst van het rijk der duisternis.

Ook in het voortgaande werk van de bekering brengt Christus Zijn koningschap in het leven van de gelovige al meer tot gelding. Hij breekt de macht van de zonde al verder af en Hij onderwerpt het hart hoe langer hoe meer aan Gods geboden en inzettingen. Koninklijk weet Hij de Zijnen bij de verkregen verlossing te bewaren. Als de Heidelbergse Catechismus in Zondag 12 over het koninklijk ambt van Christus spreekt, belijdt hij van Hem: , , Die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verkregen verlossing beschut en bewaart”.

De Koning geeft de Zijnen de wapenrusting van het geloof, onderwijst hen ten oorlog met al de vijanden van hun zaligheid. Hij schraagt de voet, richt wankelende en gebogen pelgrims weer op. Hij versterkt met kracht in de ziel en geeft de Zijnen nieuwe moed na iedere verloren slag...

Koninklijk leidt Hij hen over 's Heeren wegen naar hun eigen kroning. Want zij zullen met Hem als koningen heersen. Door Zijn Geest maakt Hij van al de Zijnen weer echte ambtsdragers in de dienst van God. Zijn volk is een volk van profeten, priesters en koningen. Het is een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, om de deugden te verkondigen van Hem, Die hen riep uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

Het einddoel der gelovigen is de drieënige God Zelf. Tot deze volzalige God is Christus de Weg. In dit licht lezen wij het zo geheimenisvolle woord uit 1 Korinthe 15, vers 28: , , En wanneer Hem (= de Zoon) alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen". Ja, naar die toekomst is Christus' volk onderweg. Om God, hun Koning, eeuwig te eren. Want om God Drieënig gaat het!

H.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Christus als Koning

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's