Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een parel uit de schat der Kerk (32)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een parel uit de schat der Kerk (32)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEVEN

De waarheid over de leugen

Het negende gebod spreekt de waarheid over de leugen. Daartoe is de Heere God alleen bevoegd. Wij willen weten: Wat zegt het negende gebod (208). Met één enkel woord legt God beslag op de wereld, waar de vader der leugen het meent voor het zeggen te hebben. Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. Onder dit gebod valt meer dan allerlei vormen van leugen en bedrog. Het woord , .getuigenis" brengt ons in de sfeer van de rechtspraak. Altijd, maar daar zeker, spreken we onze woorden uit voor Gods aangezicht.

Trouwens het één sluit het ander in. Maar de gedachte aan een valse eed, een meineed zit Calvijn behoorlijk hoog, en het brengt hem op de vraag: Verbiedt dit gebod alleen de meineed voor de rechtbank of in het algemeen de leugen tegen onze naaste? (209) Onder de ene zonde tegen het negende gebod vallen er vele. Calvijn noemt ze eerst wat meer gedetailleerd. Als God één soort zonde noemt, geeft Hij een algemene onderwijzing, namelijk dat we niet op een valse manier tegen onze naaste mogen spreken, en dat we niet door oneerlijkheid en leugens onze naaste mogen schaden, zomin in zijn bezit als in zijn reputatie.

Staande in een verlengende wereld stelt God ons tot getuige van de waarheid, om het leven in zijn brede verbanden van die waarheid te doordringen. Wees christen zonder een slag om je arm te houden. Iemand waar men op aankan. Op je woorden en je daden. Zwak nooit één gebod af, ook dit negende niet, door te zeggen; maar daar kan geen mens aan voldoen. Dat is waar, helaas. Maar als je er niets mee doet, en het je verder niets doet, dan maakt u van de waarheid een leugen. Er is een betere weg te gaan.

Alleen de Heere Christus kon zeggen: Ik bén de Waarheid. Welnu, dan stelt mij het gebod ook voor deze vraag: ben ik uit de Waarheid? Leef ik uit Christus? Dan komt de liefde tot de waarheid openbaar in je leven. Als je met iemand zaken doet, als je iets vertelt, of als je je belastingbiljet , , aldus" naar waarheid invult. Je hebt weet van zonde en zwakheid op dit gebied. Maar daarom des te meer behoefte aan het gebed: Weer snood bedrog o God van mijn gemoed. Wie de waarheid voor zijn voet kiest gaat voor de leugen op de vlucht.

In de volgende vraag spitst Calvijn opnieuw het negende gebod toe op de meineed. Waarom wordt er dan bepaald van openlijke meineed gesproken (210) Calvijn leidt dit blijkbaar af uit het woord , , getuigenis". Het heeft een juridische klank. Het antwoord gaat er als volgt op in: Om ons te groter afkeer in te boezemen van de ondeugd die kwaadspreken en bedriegen is, door aan te wijzen, dat wie zich aanwent, om ten onrechte zijn naaste te lasteren en te kleineren, er ook al te gemakkelijk toe komt, om voor de rechtbank tot meineed te vervallen. Wie gewend is bij leugen en laster te leven, ziet er op den duur niet tegen op om de waarheid met een eed, als in Gods tegenwoordigheid, af te zweren. Of wij worden voor God en mensen eerlijk gemaakt en zijn dan sprekende getuigen van Christus, óf wij blijven verstrikt in de leugen, en maken ons sprekende bewijzen ervan dat we de vader der leugen toebehoren. Een tussenweg is er niet.

Calvijn wijst er ook op dat christen-zijn op zondag in één lijn moet liggen met christen-zijn op maandag. De hele week. Zo niet, dan is je christen-zijn zelf de grofste leugen. Evenals bij de vorige geboden wijst hij erop dat daad en gezindheid een eenheid dienen te vormen. Verbiedt God alleen het kwaad van iemand spreken of valt het kwaad denken van iemand er ook onder? (211) Voor God maakt het geen verschil of we kwaad van iemand spreken ofwel in ons hart bedenken. Ons denken is evenmin vrijblijvend als ons doen. Het is allebei verkeerd, volgens de reden die wij zo even ervoor gaven. Want wat kwaad is, wanneer het tegenover mensen gedaan is, i ook kwaad, wanneer het tegenover God gewild wordt. , , Want het zou belachelijk zijn, wanneer men meende, dat God de ziekte der kwaadsprekerij in de tong zou haten, maar die kwaadaardigheid in het hart niet zou afkeuren" (Inst. II. VIII-48).

Petrus ontmaskert de leugen door Ananias af te vragen: waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij de HeiUge Geest liegen zoudt? Gods ogen zien naar waarheid in het binnenste. Behalve de leugen doen is er ook nog zoiets als de leugen hefhebben. De profeet Jeremia vraagt zich af: O Heere, zien Uw ogen niet naar waarheid? Bidden wij daarom met de dichter van Psalm 19 mee:

Laat U mijn tong en mond En 's harten diepste grond. Toch welbehagelijk wezen.

Tenslotte komen we voor de vraag te staan: Zeg nu dus eens wat de kern van dit alles is? (212) Het antwoord komt tot de sa menvatting. Dit gebod leert ons, om niet geneigd te zijn tot onbillijk oordelen of lasteren, maar onze naaste liever hoog te achten, voor zover het zich met de waarheid verdraagt en hun goede naam in onze woorden te ontzien.

Wie uit de waarheid is en leeft zal zich wel tweemaal bedenken eer hij iemand lichtvaardig, en zonder zich van de waarheid op de hoogte te stellen, veroordeelt of helpt veroordelen. Echte heiligmaking draagt vrucht in het goede gerucht dat we over onze naaste verspreiden. Zo wordt ons spreken diakonia, dienst aan God en de naaste. Voegen we ons naar de apostolische regel, de waarheid te betrachten in liefde. , , Alleen door een levend geloof in Jezus Christus, Die de wet vervulde, wordt het beoefend en geschonken: de naaste te dienen en te dragen, te eren om zichzelfs wil.

Maar uiteindelijk om God en Christus' wil" (S. van der Linde).

De wet des Heeren is volmaakt

„Al deze geboden heb ik onderhouden van mijn jonkheid af", sprak ooit de rijke jongeling. Hij had er maar geen erg in dat hij voor de klem van de wet onderdook. Net zomin als Paulus, die ook een onderduikadres had. Maar God weet je op je onderduikadres heus wel te vinden en dan brengt Hij voor de draad wat er huist op de bodem van ons hart. Brengt Hij Paulus tot de bekentenis: Ik had niet geweten dat de begeerlijkheid zonde was, als de wet niet zei. Gij zult niet begeren.

Welnu: Laten we overgaan tot het laatste gebod. (213) De leerling zegt dat op: Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

Tien tegen één, wat je nooit gedaan hebt, heb je wel altijd begeerd. De wortel der zonde verheft zich in ieder mensenhart tot de zoveelste macht. Dan worden zonden in het licht van dit gebod een heir niet te overzien; die ik veel minder dan, mijn hoofdhaar tellen kan. (Ps. 40 : 6 ber.).

Nu voor de laatste keer gaat Gods wet van de daad tot de gezindheid. Dat roept de vraag op: Waar de hele wet geestelijk is, zoals je gezegd hebt, en de andere geboden niet alleen zijn gegeven om de uiterlijke werken te regelen, maar ook de neigingen van het hart: wat voor nieuws wordt hier dan nog aan toegevoegd (214) Toch kunnen we dit gebod niet als overbodig beschouwen, omdat de Heere er een apart gebod van maakte. Wat is de bedoeling dan? Antwoord: De Heere heeft door de vorige geboden onze neigingen en onze wil willen regelen; maar hier wil Hij ook een wet opleggen aan onze gedachten, wanneer ze neigen tot hebzucht of begeerte, ook al komen ze niet tot hun doel, dat wij ons voorstelden.

God de Kenner der harten oordeelt: Arglistig is het hart, dodelijk is het, meer dan enig ding. Wie zal het kennen? Ja wie behalve God, en behalve dan hij of zij die bij ontdekkend licht van Gods Woord en Geest naar zijn eigen hart als met Gods ogen kijkt. Anders spelen wij maar een beetje met de zonde. We glimlachen de ernst wat weg. Wij zeggen quasie-verontschuldigend: , , wie steelt is een dief als het uitkomt". Nee zegt Gods wet: je bent een vloeker, een ongehoorzame, een moordenaar, een dief, een echtbreker, een leugenaar omdat het diep in je existentie verworteld zit. Raadpleeg de Bergrede maar met het telkens herhaalde woord van Jezus: Maar Ik zeg u... De wet komt in zijn absoluutheid op ons af. Wil ons ontdekken aan onze onmacht ten goede. Opdat wij geheel zoals we zijn zouden vluchten tot Christus, Die het einde der wet is, voor ieder die gelooft. Wat is geloven? , , Zonde te hebben, de dood in je leden te voelen en aan de genade vast te houden... Dat is een Evangelie waarnaar de mens niet grijpt, dan wanneer hij gans en al verloren is". (Kohlbrügge)

Krijgt u het benauwd in de nabijheid van dit grote en diepe gebod? Vraag je dan maar af: Bedoel je, dat de minste verzoeking, die bij een gelovig mens zou kunnen opkomen, zonde is, zelfs als hij daar tegenstand aan biedt en er geheel niet in toestemt? (215) Calvijn spreekt nadrukkelijk over de strijd tussen vlees en geest, die alleen de gelovigen kennen. De strijd omschreven in Romeinen 7. Een vermaak te hebben in de wet van God. En toch ik weet, als ik het goede wil doen het kwade mij bij ligt. Want waar Gods wet gehandhaafd wordt, waar het de mens om reiniging te doen is, daar is aanvechting, daar komt alles tegenop. Gedachten zijn allerminst , , tolvrij". Waar vinden zij haar oorsprong? Luister naar het antwoord: Het is zeker, dat alle kwade gedachten voortkomen uit de zwakheid van ons vlees, ook wanneer het nog niet tot een toegeven daaraan komt. Maar ik zeg, dat dit gebod spreekt van begeerten die het hart van de mens kittelen en nijpen, zonder nog tot een bepaald doel te komen.

Hier spreekt wel uit dat de wet des Heeren volmaakt is. De wet wel, maar de allerheiligste zolang hij in dit leven is niet. We zullen ootmoedig toe moeten geven dat, , , indien uw gehele hart doortrokken was van de liefde, zou geen enkel deeltje daarvan openstaan, voor zulke overdenkingen” (...). „God eist een wonderbaarlijk gesteld hart, waarvan Hij niet duit, dat het zelfs door de hchtste prikkels bewogen wordt tegen de wet der liefde" (Inst. II-VIII-50).

Wie kan zijn afdwalingen verstaan? Geboden blijft de bede: einig mij van mijn verborgen afdwahngen. Zal ik ooit een volmaakt kind van God worden? Neen! En toch, dit trooste mijn geweten: ij zijt volmaakt in Hem, in Christus. God houdt ons geloofsleven in een wondere beweging. Mij aanklagende drijft de Geest mij door de wet naar Christus heen in Wiens gerechtigheid en heiligheid ik rusten mag. Tien tegen één: en ellendig mens (Rom. 7 : 24) krijgt alle tien geboden van God lief en zingt nu blij te moe: k dank God, door Jezus Christus onze Heere, (Rom. 7 : 25).

Calvijn heeft begrepen, dat er met Gods gebod niet te spelen noch te spotten valt, omdat Hij inderdaad van verre onze gedachten kent. Het komt zo tot een capitulatie: Dus je bedoelt, dat zoals boze neigingen, die tot een vastbesloten wilsbesluit leiden, hierboven verboden zijn, de Heere nu een zodanige zuiverheid eist, dat geen boze begeerte ons hart binnendringe, om het tot kwaad te verleiden? (216) Het antwoord luidt: Zo is het inderdaad.

Ja, maar wie doet dit, wie kan het zover brengen? Wie kan gedachten die zich zomaar opdringen tegenhouden? Dit hebben wij niet te vragen. De vraag wordt aan ons gesteld of wij dit doen. Rest ons bij voortdurende beschuldiging van onszelf voor het aangezicht van God nog één troost. Wij hebben het niet. God heeft het en Hij hangt ons aan Zijn beloften, en daarom gaat het zoeken der gezochten door.

Ik kom er met mezelf niet uit. Maar het gebed om de genade van de Heilige Geest drijft mij m'n leven lang tot Christus uit en doet mij elke keer opnieuw rust vinden in Zijn kruiswoord: Het is volbracht. Er zit een knak in ons christelijk leven. Deze: Niet dat ik het reeds gekregen heb, of reeds volmaakt ben. Dat ligt , , om de hoek". In de voorgestelde volkomenheid na dit leven, waar volmaakt zal blijken waar het God met Zijn wet om te doen is. Om de liefde. Want de liefde is de vervulling van de wet.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een parel uit de schat der Kerk (32)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's