Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herders, die in roofdieren ontaard zijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herders, die in roofdieren ontaard zijn

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJ BELSTUDIE

„Voorts zei ik: oort nu, gij hoofden van Jakob en gij oversten van het huis van Israël! Betaamt het u niet het recht te weten! Zij haten het goede en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af en hun vlees van hun beenderen. Ja, zij zijn het, die het vlees van mijn volk eten en hun huid afstropen en hun beenderen verbreken en vaneen leggen gelijk als in een pot en als vlees in het midden van een ketel. Alsdan zullen zij roepen tot de HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben". (Micha 3:1—4)

Nieuwe profetieën vol nieuwe aanklachten! Daarmee is het derde hoofdstuk van Micha kort getypeerd. Het bevat profetieën, die zich richten zowel tegen de , , hoofden" van het volk (vs. 1—4 en 9—10), als tegen zijn , , prof eten" (vs. 5—8). Terwijl aan het slot , , hoofden", , , priesters" en , , profeten" gezamenlijk worden gedaagd door Gods rechterstoel en het nietsontziende vonnis klinkt: , , Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden en Jeruzalem zal tot steenhopen worden en de berg van dit huis tot hoogten van een woud" (vs. 12).

De „hoofden” aangeklaagd

De nieuwe profetieën zetten in met een scherpe aanklacht tegen de „hoofden" van Juda: , , Voorts zei ik: Hoort nu, gij hoofden van Jakob en gij oversten van het huis van Israël! Betaamt het u niet het recht te weten...? " Bij de hier genoemde , , hoofden" moet u denken aan leidende figuren. In het Hebreeuws wordt een woord gebruikt, dat zowel iemand kan aanduiden, die een leidende rol heeft in het overheidsapparaat (koning en hoge ambtenaren), alsook iemand, die een belangrijke functie vervult in de rechtspraak of het leger trech- ters, generaals, hoge officieren enz.). In ieder geval, het is hier een samenvattend begrip om diegenen aan te duiden, die leiding geven aan het volk. Datzelfde geldt ook voor het woord , , overste". Het Hebreeuwse grondwoord duidt allereerst een rechter aan, maar het kan ook heenwijzen naar andere hoge beambten en leidinggevenden.

Bij „hoof den" en , , oversten" moet u dus vooral denken aan de leidinggevende elite van het volk. De magistraatspersonen. En dan in het bijzonder zij, die leiding hebben te geven aan het Tweestammenrijk van Jüda. WeUswaar worden ze hier genoemd: de hoofden van , , Jakob" en de oversten van het huis van , , Israël", maar praktisch wordt hier toch alleen Juda, het vaderland van Micha mee bedoeld. Uit het feit, dat aan het slot van hoofdstuk 3 - anders dan in hoofdstuk 1 - alleen wordt gesproken over de ondergang van , , Sion", ofwel, , Jeruzalem", kunnen we opmaken, dat de profetieën uit dit hoofdstuk naar alle waarschijnlijkheid zijn uitgesproken na de val van Samaria in 722 v. Chr.

Micha oefent intussen scherpe kritiek op de leiders van het volk en legt hen de vraag aan het hart: , , Betaamt het u niet het recht te weten...? " En bedoeld is dan uiteraard: het recht van Gód! Het geheel van Zijn inzettingen, rechten en geboden! Het recht, zoals Hij dat geopenbaard heeft in Zijn Woord en zoals dat als gezaghebbend recht de gang van zaken in staat en maatschappij diende te bepalen. Micha's vraag is een rhetorische vraag. Immers, van de , , hoofden" en de , , oversten" mag inderdaad verwacht worden, dat ze het recht, , weten"! En dan bedoelt Micha niet een puur verstandelijk kennen en op de hoogte zijn. Nee, het, , weten", het kennen, dat hij hier bedoelt, heeft de notie in zich van: zich bekommeren om, rekenen met, hefde tonen voor! Kortom, , , wéten" is hier: hartelijk liefhebben. Er je hart op zetten. Voor dat recht staan en daarnaar handelen.

En het is juist dat, waar het bij de leiders van het volk aan schort. Natuurlijk, het zijn geen domme jongens. Ze weten terdege, wat Gods recht van hen eist, alleen ze bekommeren zich er niet om. Ze rekenen er niet mee. Ze handelen er niet naar. Als overheid, als , , Gods dienaresse" (Rom. 13 : 4) hebben ze Israël als het volk van Gods verbond te regeren , , rechtvaardig, wijs en zacht" (Ps. 72 : 1 ber.). Kortom: aar uitwijzen van Gods recht! Maar het aangrijpende is: e buigen het recht! Ze gebruiken de bijzondere positie, die hen van God gegeven is, alleen ten eigen bate en bekommeren zich niet om Gods eer in het publieke leven en om het welzijn van het volk, waarover ze als herders zijn gesteld. En daarom die rhetorische vraag, die is als een felle aanklacht: etaamt het u niet het recht te weten...? " Een vraag, die overigens ook vandaag met alle klem gesteld dient te worden aan allen, die van Godswege op verantwoordelijke posten gesteld zijn in kerk en maatschappij!

Schrikkelijke uitbuiting

In VS. 2 en 3 concretiseert Micha vervolgens deze aanklacht. Tot zijn grote smart moet hij van de leiders van het volk getuigen: , , Zij haten het goede en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af en hun vlees van hun beenderen..."! Het , , goede" is hier synoniem met het in het vorige vers genoemde recht van God. Dat recht is goed. Heilzaam. Zegenrijk. De handhaving daarvan strekt tot eer van Israels God, maar zal ook bloei en zegen voor het volk betekenen: , , Het bevordert het leven, de levensgemeenschap en de levensorde" (Van der Woude). Maar helaas, de magistraten , , haten" het goede. Ze hebben er een afkeer van. Willen er niet van weten, laat staan er naar handelen. Het, , kwade" daarentegen hebben ze lief. Het is datgene, wat niet is naar Gods wil en wat daarom de levensgemeenschap en de levensorde schendt. Helaas, daar zijn ze druk mee. Daar zinnen ze op en daar handelen ze naar.

Uit wat volgt blijkt: we moeten dit „kwa- de” vooral daarin zoeken, dat ze het volk op gruwelijke wijze verdrukken en uitbuiten. Elders wordt hen ook afgoderij, toverij en beeldendienst verweten, met alle daarmee gepaard gaande hederlijkheid en zedenbederf (zie bijv. 5 : 1 Iv). Hier echter ligt alle nadruk op de schandelijke uitbuiterij en rechtsverkrachtiging, die ze zich permitteren. Micha gebruikt krasse beelden. De leiders van het volk behoorden te zijn als herders, die met tere zorg en liefde over de hun toevertrouwde kudde waken, maar ze zijn niets anders dan roofdieren, die het ene na het andere schaap het vel van het lijf afstropen en zich te goed doen aan het vlees van hun beenderen. Ze mergelen het volk tot op het bot uit: , Zij roven hun huid van hen af en hun vlees van hun beenderen”!

In vs. 3 tekent Micha het nog aangrijpender. Hij vergelijkt de leiders van het volk met op wild beluste jagers, die het gevangen wildbraat in een pot koken en er vervolgens smakelijk van eten: , , Ja, zij zijn het, die het vlees van mijn volk eten en hun huid afstropen en hun beenderen verbreken en vaneen leggen, zoals in een pot en als vlees in het midden van een ketel". Iemand schreef: , , Hoe behandelen zij het argeloze volk? , , Als soepvlees in de pan"! Kan het drastischer gezegd? De uitgekookten weten precies, hoe ze volk uitkoken moeten" (Chr. W. J. Teeuwen). Kortom: ze storen zich aan geen enkele norm. Ze bekommeren zich om God noch mens en zijn slechts met één ding begaan: eigen voordeel en genot. Het oordeel over zulk een houding en gedrag is echter gewis.

Goddelijke vergelding

Wat is het antwoord van Israels God op dit schaamteloze gedrag van Zijn onderherders? Ziet Hij het door de vingers? Laat Hij het alles straffeloos toe? Ze hebben het misschien in hun mateloos verbondsoptimisme wel gedacht. Zoals er ook vandaag velen zijn, die denken: de Heere ziet het niet en hoort het niet. Dat is echter een huiveringwekkende vergissing. Want Hij ziet het wel degelijk en zal het ook wis en zeker bezoeken. Micha zegt in vs. 4: „Alsdan zullen zij roepen tot de HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht in die tijd voor hen verbergen, zoals zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben”!

„Alsdan...”! Dat ziet op de dag van Gods gericht. Het wijst heen naar de dag der wraak. De dag, waarop de levende God alle overtreding van Zijn recht zal vergelden. Wat zal dan het deel zijn van de machtigen, die zich nu nergens om bekommeren? Micha zegt: , , Alsdan zullen zij roepen tot de HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren..."! Kortom, nu willen ze van Israels God niet weten. Niet horen naar Zijn Woord. Evenmin horen naar het hulpgeroepen van de armen en verdrukten. Straks echter zal Hij naar hén niet horen. Als het uur van Zijn gericht daar is, zullen ze wehswaar tot Hem roepen, maar tevergeefs. Want in plaats van het oor tot hen te neigen, zal Hij Zijn aangezicht voor hen , , verbergen"! Een uitdrukking, die aangeeft, dat de HEERE Zich van hen afkeert. Geen acht geeft op hun hulpgeroep. Niet reddend tussenbeide komt.

Welk een aangrijpend woord! Het is hetzelfde wat de HEERE ook bij monde van Jesaja, Micha's tijdgenoot, heeft gezegd: , Als gij uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet, want uw handen zijn vol bloed" (Jes. 1 : 15). Laat het ook ons gezegd zijn: ie zich ten einde toe verhardt in de zonde, zal - als de nood komt - misschien biddend zijn handen ten hemel heffen, maar tevergeefs! Het zal niet baten, want God zal niet horen. Zelfs niet, al vermenigvuldigen we het gebed.

Waarom niet? Is er dan voor de grootste van de zondaren geen redding en behoud? Heeft de HEERE dan niet gezegd: , Roep Mij aan in de dag der benauwdheid en Ik zal er u uithelpen" (Ps. 50 : 15)? Zeer zeker! Dat blijft voor de volle honderd procent staan. Alleen, we dienen wel te bedenken, dat zo'n gebed alleen dan de HEERE aangenaam is en verhoord wordt, als het ook ingebed hgt in waarachtige boete en verootmoediging. Als het gepaard gaat met hartelijke berouw en oprechte bekering. Naar Zijn eigen belofte: , Wie zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid verkrijgen" (Spr. 28 : 13). David, Manasse, de verloren zoon en de moordenaar aan het kruis zijn er de levende bewijzen van.

U voelt, hoe nauw het ook voor u en mij luistert. Bidden en intussen vasthouden aan de zonde is de HEERE een gruwel. Hem aanroepen in de nood en niet met de ongerechtigheid willen breken, is Hem een kwelling. Of - om nogmaals Spreuken 28 te citeren: , Wie zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn" (Spr. 28 : 9). Dat het ons in de klem zet! Dat het ons met alle onmogelijkheid, onwil, verkeerdheid en verzet, die ons eigen is, uitdrijft tot Hem, Die het stenen hart uit ons binnenste weet weg te nemen en ons een vlesen hart weet te schenken. Hij heeft op Golgotha Zijn aangezicht verborgen voor Zijn Zoon, opdat er voor en door schuldige zondaren nog een weg terug is. Een geopende Toegang tot de troon van Zijn genade. Een horend oor. Een vergevend hart. Een levendmakende Geest. Micha wil u en mij echter leren: e delen er alleen in in de weg van waarachtig geloof en waarachtige bekering. Is dat er niet, dan is er slechts verberging van Gods aangezicht. Is dat er dankzij Gods grote genade wel, dan wordt het ook aan u vervuld: , In een kleine toorn heb Ik Mijn aangezicht een ogenblik van u verborgen; maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser" (Jes. 54 : 8). Zie dan toe, dat u Dien, Die spreekt, niet verwerpt!

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Herders, die in roofdieren ontaard zijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's