Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Gods aangezicht verschenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Gods aangezicht verschenen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„...maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons". Hebreen 9 : 24b

Wanneer in Hebr. 9 gezegd wordt dat Christus, de grote Hogepriester, niet is ingegaan in het aardse heiligdom, geeft dat iets aan van Zijn heerlijkheid. Hij ging in het hemelse heiligdom in. Hij is immers de grote Hogepriester Die meer is dan Aaron en al die anderen uit het geslacht van Aaron. In het Oude Testament is er sprake van schaduwen, heen wij zingen naar wat komen zal in Christus.

Verschenen voor God

Van de grote Hogepriester wordt gezegd dat Hij verschenen is voor Gods aangezicht. Dat mag op zich al tot vreugde zijn voor alle die de eer van Christus van harte liefkrijgen. Hij is gekroond met eer en heerlijkheid! Is het u weleens tot hartelijke vreugde geworden? Daarbij hebben we niet uit het oog te verliezen dat Hij niet zondermeer maar als Hogepriester verschijnt voor God. Aaron en de anderen naderden voor en in de naam van het volk tot God in het heiligdom. Zij droegen als het ware het volk op hun hart, zochten zegen voor het volk. Maar wat dacht u dan van Christus? Is Hij niet de Hogepriester in Zijn naderen tot God? Is Hij niet de Borg? Zei Hij niet tot Zijn discipelen: het is u nut, het is u tot zegen dat Ik heenga?

In dit verband is het ook veelzeggend dat Hij de Voorloper wordt genoemd. Wie aan Hem verbonden wordt door de Heilige Geest, die komt ook daar waar Hij is. Hij is ingegaan als de Voorloper. Eigenlijk zijn de Zijnen in Hem begrepen, met Hem in de hemel gezet. De Hogepriester vertegenwoordigt Zijn volk. Wat liggen hier schatten in Christus, in het werk van Christus! Schatten waar trouwens onder ons nog niet zo veel over gesproken wordt. Is het soms zo dat ook de Zijnen deze schatten nog maar weinig kennen, hier zo makkelijk aan voorbijleven?

In dat , , ver schijnen voor Gods aangezicht" kunnen we iets horen van de gedachte, dat de Vader Zijn werk opmerkt en aanvaardt. Dan laten we nu maar even rusten dat ook Godzelf bij de Hemelvaart werkt. Hij zet Zijn Zoon aan Zijn rechterhand. Maar ook is er dit: Hij ziet Zijn Zoon voor Zich verschijnen en ziet met welgevallen op het werk van Zijn Zoon. Hij hoort naar het pleiten van de Hogepriester voor de Zijnen. Hij aanvaardt het alles. Wat een prediking! Als de Geest hiervoor m'n ogen opent in al mijn nood...!

Wanneer ik in de levende ontmoeting met God voor Hem verschijn, dan kom ik arm, leeg van alle eigengerechtigheid, zonder enige verdienste. Ik verschijn met het vonnis des doods in mijn handen. Weet u dat bij ondervinding? Maar nu de grote Hogepriester... Hij verschijnt met het offer van Zijn leven. Hij kan Zijn Vader een volmaakt offer zonder enig gebrek laten zien. En op grond van dat offer kan Hij pleiten. Hij vertoont Zich aan de Vader als het Lam Dat geslagen en geslacht is. Johannes ziet Hem in de Openbaring als het Lam, staande als geslacht, met de tekenen van Zijn dood a.h.w. nog aan Zich.

Een hogepriester verschijnt toch niet zonder offer voor God? ! Anders gezegd: deze Hogepriester wilde verzoening aanbrengen. Hij heeft grond om op te pleiten. Zo verschijnt Hij voor Gods aangezicht als de Voorspreker, de Pleitbezorger, de Plaatsbereider. De discipelen moeten er wel het één en ander van verstaan hebben, zoals ze met vrede achterblijven in een hopend uitzien.

Verschijnen voor Gods aangezicht. Onwillekeurig denken we aan die bekende Psalm: wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen? De dichter hunkert naar God, maar kan niet tot Hem komen. Wanneer? Kent u die vraag, die hunkering? Weet u uzelf niet op die plaats, bij de Heere, te brengen? Het is u te hoog, te ver? , , Ja, en bovendien, hoe zou ik Hem zo ontmoeten dat Hij in gunst op Mij neerzag? " Wie hier voor onmogelijkheden staat, moet eens goed zien hoe er Eén voor Gods aangezicht verschijnt. Iemand werpt tegen: , , Ja, Hij, maar daarmee ben ik toch niet gered!" Hij is de Hogepriester en Hij verschijnt voor de Zijnen, die Hij als het ware met Zich meedraagt. Hij baant de weg tot God!

Maar is Hij dan zo niet een volkomen en uitnemend Zaligmaker van verlorenen? De vraag rijst hier op: bent u een verloren zondaar voor Hem? Hij is er uitermate geschikt voor om buitenstaanders tot God te leiden en te pleiten voor hulpelozen. Hij is de getrouwe Hogepriester, groter dan al die anderen. Het is goed om hulpeloos neer te zinken aan Zijn voeten.

Om nú te verschijnen

Bij Zijn Hemelvaart is Hij ingegaan om nu te verschijnen voor God. Het woordje , , nu" heeft in onze tekst wat meer betekenis dan het in dé" regel heeft. Nü, dat is nu Hij Zijn aardse werk heeft volbracht en voleindigd. Na Zijn bittere dood aan het kruis. Na de verschijningen aan de discipelen in de 40 dagen na Zijn opstanding. Hij heeft Zich vernederd tot in de dood en daarom heeft Hem God verhoogd. En nu, nu de dingen zo staan, is Hij aan Gods rechterhand.

We weten allen dat Hij daar is tot aan Zijn wederkomst. Dag en nacht verschijnt Hij in de hemel voor Gods aangezicht, pleit en bidt Hij voor de Zijnen. Nooit laat Hij af en nooit legt Hij Zijn priesterlijke bediening neer. Weet u waarom? Hij wil niet rusten voordat Hij al Zijn gelovigen zover gebracht heeft dat ze zijn waar Hij is. Hij rust niet voordat ze allen zijn toegebracht. Daarom zet Hij tot de dag van Zijn wederkomen Zijn priesterlijke werk voort. Nü zit Hij aan Gods rechterhand en doet vandaar Zijn Woord uitgaan: zoek de dingen die boven zijn, waar Ik ben!

Het persoonlijke voornaamwoord „ons”.

Ook de laatste woorden van onze tekst - , , voor ons" - hebben we het volle pond te geven. Was het Luther niet die wees op de besüssende betekenis van de persoonlijke voornaamwoorden in de Bijbel? Onze tekst krijgt in dat , , voor ons" een persoonlijke toespitsing. John Wesley had in Amerika al heel wat preken gehouden toen een collega hem vroeg: , , Ken je Jezus Christus? " Het antwoord luidde: , , Ik weet dat Hij de ZaHgmaker der wereld is". Toen kwam de vraag die hem verlegen maakte: , , Maar weet je wel dat Hij jou verlost heeft? ”

De schrijver van de Hebreënbrief wil hier zeggen: Hij is als de grote Hogepriester voor God verschenen ons ten goede. Niet alleen voor Zichzelf. Niet alleen om Zelf gekroond te worden met heerlijkheid, al is dat - gelukkig! - ook waar. Maar ook ons ten goede, ons tot behoud. De schrijver heeft het oog op alle oprechte , , christgelovigen" (Ned. Geloofsbelijdenis). Daarbij kan de schrijver zichzelf mede insluiten. Ook dat is niet vanzelfsprekend! U dacht toch niet dat de zaligheid van apostelen of dienaren van het Woord vanzelfsprekend zou zijn? Hij verscheen voor Gods aangezicht tot zegen van allen die Zijn verschijning van harte hefkrijgen, die in alle nood en dood door Zijn handen worden opgeraapt. In hfdst. 7 wordt gezegd dat Hij een onvergankelijk priesterschap bekleedt, waarom Hij volkomen zalig maakt degenen die door Hem tot God gaan. Dat zijn degenen die hier bedoeld worden. Die door Hem tot God gaan. En dus geen enkele andere weg overhouden...!

Hij verschijnt voor God om alle dingen te doen tot verlossing van Zijn Kerk. Hij laat uiteindelijk niets aan haarzelf of aan anderen over. Vooral mogen we hier denken aan de Hogepriester Die tussentreedt en pleit. Als dat er niet was voor de Zijnen die zich keer op keer van alle kanten veroordeeld zien. Als dat voortdurende tussentreden zou ontbreken...! Gaat u dat ontdekken in het meer en meer leeggemaakt worden van alle eigengerechtigheid? , , Als U, o hemelse Advocaat niet voor me tussentreedt...!" Hij heeft onderdanen die steeds meer hun vuilheid voor God kennen, maar zo ook steeds meer op Zijn ontferming hopen. Hij pleit voor hen tegen alle beschuldigingen in (en die kunnen er in grote aantallen zijn). Machtig en heerlijk neemt Hij het voor Zijn Kerk op in het hemelse hof, tegen alle veroordelingen in.

Aan dat alles moet u denken bij dat , , voor ons". Dat ziet op allen die Hem toegebracht worden door Woord en Geest, bij Hem een schuilplaats leren zoeken, in Zijn barmhartigheden een toevluchtsoord. Al in het Oude Testament droeg de hogepriester het volk op zijn hart en volhardde hij in het bidden. Raakt u steeds meer op zo'n volkomen Zaligmaker aangewezen? Gaat het u in al de nood van uw leven om de kennis van, de levende verbondenheid met Hem? Of zegt u: , , Ik kan dat niet zeggen: voor ons, voor mij. Het is mij te hoog? " Dan is dat iets om voor alles aan Hem bekend te maken. Hij leert het mee-belijden door Zijn Woord en Geest.

Kun je dat weten, dat het ook voor jou is? Misschien mag ik een paar dingen noemen: je wordt in jezelf, met jezelf al armer voor God. Hij wordt met Zijn werk al rijker in je oog. Als Hij voor je bidt, werpt dat vruchten af: de vrucht van bekering en geloof, van berouw en vertrouwen, vernieuwing van leven, het zoeken van de dingen die boven zijn. De goede strijd tegen duivel, wereld en het eigen Ik.

Zijn Hemelvaart is één machtig en duidelijk bewijs van de volharding van Zijn Uefde. Hij houdt niet op om te werken aan het behoud van Zijn Kerk, Zijn bruid. Hemelvaart laat o.a. zien dat Hij de Zijnen hefheeft tot het einde. Mede hierop, op Zijn verschijnen. Zijn Hemelvaart, Zijn gezet worden aan Gods rechterhand, rust nu de hele zaligheid. Daarom is het ook beslis-send of ik al dan niet voor Zijn rekening kom en begrepen en in Zijn werk. Ziet u het beshssende hiervan?

Als de dingen nu zijn zoals ze in onze tekst worden voorgesteld - en zo zijn ze onherroepelijk! - wat staat het er dan oneindig goed voor met degenen die voor Zijn rekening komen. Hoe zwaar de strijd ook kan zijn. Hoe fel de aanvechtingen en beproevingen kunnen woeden. Hoe uitgewerkt mijn handen kunnen zijn. Anderzijds, hoe ellendig, hoe nameloos ongelukkig als ik tenslotte zonder Hem ben, zonder Zijn tussentreden. Zijn pleiten... Wie zal mij dan ontrukken aan het geweld van de dood en de duivel, mij bevrijden van het verderf, mij vrijspraak verwerven in het gericht van God? Wie?

Vandaag klinkt Zijn stem, nu Hij is verschenen voor Gods aangezicht: hoor toch naar Mij, wend u tot Mij alle einden der aarde!

Hij verschijnt nu ons ten goede voor het aangezicht Gods, zo leren degenen die Zijn verschijning liefkrijgen. Opdat Zijn gebed verhoord worde: Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt. Opdat zij Mijn heerlijkheid aanschouwen...!

L.

M.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1996

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Voor Gods aangezicht verschenen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1996

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's