Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over wonderen gesproken (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over wonderen gesproken (1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASTORAAL

Het lijkt erop dat wonderen in de media de laatste tijd weer terug zijn van weggeweest. We horen van wonderbaarlijke cirkels in het graan, die veroorzaakt zouden worden door bovennatuurlijke krachten. We lezen over huilende Maria-beeldjes en over mensen die contact menen te hebben met bomen. Ter andere zijde heeft de Evangelische Omroep onlangs een hele programmaserie (, , Omega") gewijd aan echt gebeurde eigentijdse wonderen, waarvan de teksten onlangs in boekvorm verschenen.

Hoe moeten we deze toenemende aandacht voor wonderlijke gebeurtenissen waarderen? Mogen we er een positief teken in zien dat mensen zich toch gaan realiseren dat er méér is dan wat we kunnen zien en verklaren? Spreekt er niet heel duidelijk uit dat men zich niet meer wil laten gezeggen door de pretenties van de wetenschap, die meent alles te kunnen verklaren in termen van wat zichtbaar en maakbaar is? Of moeten we toch kritischer zijn? De aandacht voor wonderen in onze tij^d_gaat^ immers lang niet overal gepaard met een terugkeer naar de God van de Bijbel! Toch belijden we dat juist die God een God van wonderen is. Dat roept de vraag op, of wonderen in ons eigen geloofsleven misschien niet een al te geringe plaats innemen. We zeggen wel dat God een God van wonderen is, maar geloven we het ook werkelijk?

Over deze vragen willen we graag in een viertal artikelen verder nadenken. Eerst luisteren we daarbij naar de Bijbel. Wat verstaat de Bijbel eigenlijk over wonderen? En welke plaats heeft het spreken erover en het geloof erin in de Bijbel? We nemen ons uitgangspunt in het Oude Testament.

Wonderen in de Bijbel

Het eerste wat ons opvalt is dat als in de Bijbel over wonderen gesproken wordt, het kan gaan over in ons oog tamelijk , , gewone" dingen. In de berijming van Psalm 19 zingen we bijvoorbeeld:

„Dus kan ons dag bij dag tot roem van Gods gezag Zijn wonderen verhalen".

Het gaat hier om een loflied op wat we wel noemen , , de wonderen der natuur". Wonderen vallen in de Bijbel dus niet samen met doorbrekingen van de orde der natuur, zoals in ons alledaagse spraakgebruik. Integendeel, juist die natuurlijke orde zelf wordt al als een wonder beleefd, en , , wonder" wil dan zeggen: werk van Gods hand. „Het uitspansel verkondigt Zijner handen werk" (vs. 2).

Dus als het gaat om de vraag wat in de Bijbel onder wonderen verstaan wordt, moet het eerste antwoord zijn: de werken van God. Al datgene waarvan duidelijk is dat God het doet, in de geschiedenis maar ook al in de schepping. Er zijn een heleboel dingen die God niet doet, die wij mensen doen bijvoorbeeld. Daar kunnen indrukwekkende dingen onder zijn. Torens van Babel kunnen gebouwd worden. Maar ze worden in de Bijbel geen , , wonderen" genoemd. Er zijn ook dingen waarvan niet zo duidelijk is hoe God er handelend bij betrokken is. Verbijsterende dingen soms. Maar ook die worden geen wonderen genoemd. Als Job op één dag z'n vee, z'n personeel en z'n kinderen verhest, dan is dat verbijsterend; en duidelijk is wel, dat God er op de één of andere manier bij betrokken is. , , De Héére heeft genomen", zegt Job zelf. Toch gaat het hier niet om_.een wonder. Want het is geen gebeurtenis waarin om zo te zeggen het karakter van God zich ondubbelzinnig uitdrukt.

En dat laatste is juist kenmerkend voor het spreken over wonderen en tekenen in het O.T. Of ze nu direct plaatsvinden in de natuur of indirect via menselijk handelen, wonderen drukken iets uit van wie God is en wat Zijn bedoehngen zijn. Daarom staan ze ook nooit op zichzelf^jnaar staan ze altijd ingekaderd in h^ijwoord dat uitleg en toelichting geefL Prof. A. van de Beek legt hier terecht grote nadruk op in zijn boek over wonderen (Wonderen en wonderverhalen, Nijkerk 1991; m.i. zijn mooiste en niet zonder reden meest onomstreden boek tot nu toe). Hij schrijft bijvoorbeeld: , , Zonder het optreden van Mozes voor Fa-- rao, waarin hij uit naam van God opriep het volk te laten gaan, waren de plagen van Egypte rampen geweest die vreselijk waren, maar waarvan de betekenis onduidelijk bleef. Pas door wat Mozes erbij had gezegd werd de bedoeling duidelijk" (p. 77).

Datzelfde geldt in feite door heel de Bij- bel heen. Denk bijvoorbeeld aan de vele tekenhandelingen die de profeten Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Hosea moesten verrichten in opdracht van de Heere. Woord en wonder/teken versterken en bevestigen elkaar daarin over en weer. En zonder het woord is het wonder geen wonder maar hooguit een mirakel, of een anomalie, een vreemde gebeurtenis waarvan we de zin niet kunnen inzien. Het woord van God geeft de juiste betekenis ervan aan. Uiteindelijk kan dat woord zelfs als het eigenlijke wonder worden gezien: , Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouw de wonderen van uw wet" (Ps. 119 : 18). Ook in de al aangehaalde Psalm 19 wordt de overgang gemaakt naar het wonder van de Torah. Het gaat hier uiteraard niet om een wonder in natuurwetenschappelijke zin, maar laten we ook niet te snel zeggen dat het daarom geen , , echt" wonder is. Het feit dat God Zich in Zijn Woord aan ons openbaart is zo opmerkelijk en bijzonder, en karakteriseert Hem zo duidelijk, dat het woord , , wonder" hier voluit op z'n plaats is.

De noodzaak van geloof

Juist omdat de inkadering van het wonder in de mondelinge toehchting zo fundamenteel is, is het feitelijke wonder in de Bijbel op zichzelf ook nooit een doorslaggevend bewijs van wie of wat dan ook. Men kan er immers voor kiezen het woord niet te geloven, en het wonder voor een mirakel te houden. Het hangt er altijd weer vanaf in hoeverre en voor hoe lang de tekenen en wonderen geloofd worden. Het meest opmerkelijke voorbeeld is hier wel de priester ZachariaSj die een engelverschijning meemaakt en dan nog vraagt om een teken - alsof die verschijning niet wonderlijk genoeg is. In wonderen en tekenen komt God ons mensen tegemoet, maar ze zijn nooit zo ondubbelzinnig dat ze de plaats van het geloof kunnen vervangen. Het blijft uiteindelijk gaan om het geloofsvertrouwen. Wonderen hebben dan ook lang niet altijd het gewenste effect, juist omdat het begeleidende woord niet geloofd en gehoorzaamd wordt. Denk aan de Farao, die maar liefst 10 plagen nodig had voor hij gehoorzaamde.

Eén en ander kan ons_ al meteen voorzichtig maken in onze waardering van de grote aandacht voor wonderen in onze tijd. Wonderen hebben immers pas werkelijk een positief effect, als ze gepaard gaan met geloof in het Woord van God. Het gaat niet om het uitzonderlijke en buitenissige op zichzelf, maar het gaat erom dat wij Gods bedoehngen leren kennen. Daarbij is het een extra complicerende factor, dat wonderlijke dingen niet uitsluitend gebeuren door of in opdracht van God. In de Bijbel blijkt immers heel duidelijk dat ook mensen die niet in verbinding staan met God dingen kunnen doen, die verdacht veel op Zijn wonderen lijken, maar het toch niet zijn. Althans niet in die zin, dat ze ons tonen wie God is. Daarom worden ze in de Bijbel voorzover ik heb kunnen nagaan ook nooit , , wonderen" genoemd. Maar ze zijn wel heel reëel. De Egyptische wijzen kunnen bijvoorbeeld de plagen van Mozes en Aaron nadoen; de Babylonische wijzen kunnen normaal gesproken ook dromen uitleggen, zij het dan niet zo goed als Daniël; en de vrouw in Endor kan contact leggen met overledenen. Het ligt dus allemaal niet zo duidelijk, niet iedere wonderlijke gebeurtenis komt bij God vandaan.

In het N.T. is die dubbelzinnigheid nog veel groter. Wonderen en tekenen worden er aan de ene kant in verband gbracht met de vervulling van de profetie (Joël/Hand. 2) en met Gods handelen, maar aan de andere kant ook met de mens der wetteloosheid en de antichrist, die met allerlei krachten, tekenen en wonderen de mensheid zullen pogen te verleiden (2 Thess. 2 : 9, Openb. 13 : 13v.). En in het boek Handelingen komen Simon de tovenaar en de zonen van Sceva er met hun toverkunsten ook niet best af.

Samenvattend moeten we het bijbelse wonderbegrip dus op verschillende manieren afgrenzen van ons alledaagse wonder- begrip. Wonderen zijn in de Bijbel in een heel algemene zin de werken van God waarin Hij Zijn bedoelingen openbaart, ze doorbreken lang niet altijd de gang van de natuur (bevinden zich soms juist in de „gewone" natuur, Ps. 107 : 24), ze hebben geen betekenis los van het begeleidende woord, ze blijven dubbelzinnig, kunnen weersproken en betwijfeld worden, bewijzen in die zin dus niets, temeer daar tenslotte de machten van de duisternis ook nog eens handelingen kunnen verrichten die verdacht veel op wonderen lijken. In al die opzichten verschilt het bijbelse wonderbegrip van wat wij er normaal gesproken onder verstaan: en doorbreking van de natuurwetten van Godswege.

We zetten er bewust mee in met deze dingen te onderstrepen, omdat we ze misschien wel weten, maar ze in de praktijk soms heel gemakkelijk over het hoofd zien. Dat doen we bijvoorbeeld als we zélf onstuimig zouden verlangen naar een wonder van God in ons leven, omdat we denken dat dat onze geloofsproblemen zou oplossen. Wel, dat is dus niet zo. Wonderen vragen juist om geloof (zie Zacharias). Het geloof in het Woord van God is en blijft het eigenlijke, waar het op aankomt; het wonder is hooguit het bijkomende, dat als het geloofd wordt op zijn beurt het geloof bevestigt en versterkt.

Het wonder wèl buitengewoon

Dit gezegd zijnde moet het bijbelse wonderbegrip nu echter ook naar een andere kant afgegrensd worden. Weliswaar zijn het in een heel algemene zin al die werken waarin God Zijn bedoehngen openbaart - maar die werken hebben in veel gevallen toch wel een buitengewoon karakter. We moeten dus ook weer niet te snel zeggen: , , Alles is een wonder, tot het meest gewone toe", want dan is binnen de kortste keren niets meer écht een wonder. Het gaat in de Bijbel doorgaans wel degelijk om wonderen in de zin van buitengewone dingen die feitelijk plaatsvonden.

Niet alleen wij moderne westerlingen, maar ook de Israëliet wist van een vaste orde en regelmaat in de natuur (Gen. 8). Hij wist dus het gewone van het ongewone te onderscheiden. En het is toch wel dat ongewone wat in bijzondere zin met het wonder in verband wordt gebracht. Het wonder is datgene wat opvalt en indruk maakt omdat het afwijkt van het normale. Soms wijkt het af van het normale doordat de wetten van de natuur doorbroken worden (het weer levend maken van een kind door Elia en Elisa kan toch moeilijk op natuurlijke wijze verklaard worden), soms echter is dat helemaal niet het geval (Israels terugkeer uit de ballingschap is te danken aan een ingrijpen van God waarbij geen enkele natuurwet doorbroken wordt). Niet altijd is het trouwens ook duidelijk of er al of niet natuurwetten doorbroken worden (denk aan de doortocht door de Schelfzee waar gesproken wordt over een oostenwind, aan EHsa die kolokwinten eetbaar maakt door meel in de pot te strooien etc). Kennelijk ligt daar niet de eerste interesse van de Bijbelschrijvers. Het gaat niet in de eerste plaats om het al of niet tegennatuurlijke, maar om het uitzonderlijke, om datgene wat niet goed te plaatsen valt, en wat door zijn strekking verwijst naar een^ingrijpen van God.

Lelystad

G. v.d. Brink

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Over wonderen gesproken (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's