Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

En Abram geloofde...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En Abram geloofde...

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„En hij geloofde in de HEERE; en Hij rekende het hem tot (Genesis 15 : 6a) gerechtigheid”.

In Hebreen 11 staat treffend dat het zon-Pi) der geloof onmogelijk is aan God te behagen. Wie tot Hem komt moet geloven dat Hij is en een Beloner is van die Hem zoeken. Juist in het geloofsleven komt de verhouding tot God zo teer te liggen.

In de Bijbel vind je een onafgebroken keten van gelovigen. Even zovele schakels in de ketting van Gods genade. De kerk is er immers geweest van het begin der wereld en zal ook tot het einde blijven. De kerk in deze wereld wandelt door het geloof. En geloven is nog geen zien.

Onder de onafzienbare rij van gelovigen treffen we één gelovige aan die met recht de vader der gelovigen wordt genoemd: Abram! In hem schittert de eenvoud en de kracht van het geloof als bij geen ander. Machtig rijst zijn gestalte onder al die andere bijbelheiligen voor ons op. Een voorbeeld voor en een sieraad in Gods kerk.

Maar ging bij Abram de geloofsweg misschien over rozen? Ach wel nee. Bij welk kind des Heeren is dat wel het geval? Ook Abram kende strijd en aanvechting. In zijn leven hingen de wolken ook weleens laag. Ook hij kende vragen ten aanzien van de voorzienigheid van God. Maar door Gods genade leerde hij aan het Woord van God vast te houden. Hij leefde bij de gratie van het Godswoord. Voor hem hing z'n leven aan het Woord.

En dan ben je bij de kern van het geloof: zeker wéten en vast vertrouwen! U kent uw Catechismus toch nog wel?

Abram is teruggekeerd van het slaan der koningen. Dan moet het voor hem weer verder. Steile geloofshoogten en diepe geloofsdalen liggen vóór hem. Ja, ook diepe dalen. De toppen worden niet altijd betreden!

Gods kinderen mogen nooit op hun lauweren gaan rusten. Na elke geloofsoverwinning volgt nieuwe strijd. Leven bij het verleden kan niet. De geloofsweg ligt telkens weer vóór. Die moet worden betreden en gegaan ten einde toe. Hier is stilstand werkelijk achteruitgang.

In het beloofde land staat de tent van Abram. Onder zijn dak huist de Godsvreze. Maar ook de moedeloosheid - die binnensluipster! - kreeg er weleens onderdak.

Zeg nu zelf, wat is er na tien jaar eigenlijk van Gods beloven terecht gekomen? Abram is een vreemdeling in een land dat hem door God was beloofd, een zwerver in Kanaan. De grootste pijn ligt echter in de kinderloosheid van zijn huwelijk. Kinderloosheid is voor velen die het treft, een groot verdriet dat een leven lang drukt. Maar hier snijdt het mes van de beproeving extra diep: de zaligheid is in geding. Het heil voor Abram en de volkeren hgt in de gevaren-zone. De komst van Christus - het Vrouwenzaad - staat op het spel. Zou het Woord van God dan toch z'n vervulling missen?

Misschien Hgt op dit punt ook wel uw moeite met de weg van God in uw leven. WeUicht was daar ooit eens een Godswoord dat met kracht uw hart trof. Hoop ging gloren. Ja, God zal verandering geven, de Allerhoogste maakt het goed, na het zure geeft Hij het zoet, zo zong het even van binnen. Maar in plaats van beter ging het slechter. Twijfel en moedeloosheid maakten zich van u meester. Wat een pijn als er geen geloofszicht is op de Meester, op Christus. Wat een verdriet als de geestelijke onvruchtbaarheid zo schrijnend aan het hcht komt.

Wanneer de Heere aan Abram verschijnt in de nacht van aanvechting en moedeloosheid, en Zich aan dit dan zo moedeloze mensenkind openbaart als zijn Schild en Loon zeer groot, kan het niet anders of uit een fel geprangd gemoed en vertwijfeld hart komt de vraag naar de beloofde kinderzegen. Door Zijn openbaring lokt de Heere de vader der gelovigen als het ware uit de tent. Laat hij zijn hart maar eens uitstorten...

Abram is zelf al aan het rekenen gegaan. Als hij kinderloos heengaat zal zijn knecht Ehëzer zijn erfgenaam moeten zijn. Wie blijft er anders over? Abram heeft in gedachten de erfenis dus al geregeld. Daarmee is hij de Heere vooruit.

Van nature zit ons allen dat zo in het bloed: de Heere vooruit en voor de voeten lopen. En na ontvangen genade wordt het al niet veel beter.

Maar de Heere Zelf brengt Abram weer in het rechte spoor, dat is het spoor van het geloof. Niet Eliëzer, Abram, maar een bloedeigen zoon zal erven. Dat is de frisse wind die gaat waaien in Abrams tent. Het geloofsvuur wordt weer aangewakkerd door de belofte te vernieuwen. Geloof volgt de belofte, het komt en kruipt achter het Woord aan...

Een les waar Gods kind zijn leven lang over doet en die hij telkens moet overdoen. U herkent dat?

De Heere haalt Abram uit de , , muffe tent van moedeloosheid". Hij moet maar eens gaan staan onder het ruime hemelgewelf waar ontelbare sterren de glorie van de Schepper uitstralen. Abrams geloof moet maar eens ruim gaan ademhalen in de frisse lucht van Gods beloften. In de tent is het donker, maar wie staat onder en opziet naar de flonkerende sterrenhemel staat in het licht. Die voelt iets van een stille huiver bij zoveel majesteit.

Wat gaat de Vader der lichten intussen als een vader met Zijn kind Abram om. Zegt een vader soms ook niet tegen zijn jongen als ze samen onder de sterrenhemel staan: joh, tel eens de sterren! En dan klinkt de kinderstem: , , één, twee, drie... Oh, daar zie ik er nog één, en nog één, en nog één, en... Papa! ik zie er steeds meer, het zijn er wel meer dan duizend!" En de vader? Hij ghmlacht en weet: wie zou ooit de miljarden sterren kunnen tellen? Ziet u Abram staan? De vader der gelovigen staat daar als een kind aan Vaders hand. Om te tellen...

U vindt dat maar zozo en vindt uzelf daarvoor wat te groot? Wat zei de Heiland ook alweer? Zo gij niet wordt als een kind, gij kunt het koninkrijk van God geenszins ingaan.

Ja, zo gij niet wordt als een... kind. Als zelfs de vader der gelovigen moest leren om kind te zijn, zouden wij dan zo krampachtig moeten proberen volwassen te wezen?

„Abram! kun je ze tellen? Toe maar, tel meer". En Abram? Hij zag er steeds meer. Geloofsogen kunnen soms zo scherp en ver zien. , , Heere! ik houd er maar mee op, er is geen beginnen aan". , , Nu, Abram, zo talrijk zal je zaad zijn. Een 1 met o zoveel nullen". U werd al als een kind?

Vers 6 is de kroon op deze Godsopenbaring aan Abram. Eigenlijk is vers 6a een luide jubel over Gods werk. Al de spanning van de voorgaande verzen ontlaadt zich in dat korte maar o zo veelzeggende: , , En hij geloofde in de Heere". Nee, we vergeten het niet: God wordt in Zijn eigen werk - in dat werk alleen - verheerlijkt. En geloof is een heerlijk werk van God.

In het Hebreeuws wordt een woord gebruikt waar het ons zo bekende woordje amen van afgeleid is. Eigenlijk doet Abram hier niet anders dan volhardend amen zeggen op wat God sprak. De vader der gelovigen is overweldigd door het woord van de Heere. Als een kind staat hij daaronder die geweldige sterrenhemel te geloven en z'n geloofsogen tasten de komende eeuwen af, om te blijven rusten op zijn heerlijke Zoon.

Let er goed op dat het Abram is, die gelooft. God gelooft niet voor Abram, maar Abram zelf gelooft. Het geloof is o zo persoonlijk en menselijk. Het is een schuilen in Gods beloften, het is in onze hoogste aanvechtingen de wijk nemen naar het Woord. Het is dicht tegen Christus aan kruipen. Op Hem is immers alle ware geloof gericht, al kan Hij voor ons in het begin nog in allerlei nevels zijn gehuld.

Zulk een geloof werkt de Heere door Zijn Woord en Geest in het hart van een zondaar. Eigen fabrikaat is hier enkel surrogaat. Ja zeker, Abram is als een kind zo blij, zelfs al staat hij nog met lege handen en wordt in zijn tent de kinderstem nog niet gehoord. Hij wordt toch vader, want Vader heeft het beloofd. Dat alle twijfelstemmen nu zwijgen!

Kent u ook dat volhardend amen zeggen op alles wat God in het heilig Evangelie heeft beloofd? Bent u echt kind van Abram? In vers 6b vindt er wisseling van subject plaats. In vers 6a is Abram het onderwerp, in vers 6b God Zelf. We lezen: , , en Hij rekende het hem tot gerechtigheid". Dus: Abram boog zich, en geloofde, ...en zijn God sprak hem vrij.

Zo moet het ook afsluiten. De Heere heeft het laatste woord. Ook in deze perikoop is God de Eerste en de Laatste. Abram moest tellen, de Heere gaat rekenen. Het tellen van Zijn zegeningen en toezeggingen laat Hij graag aan Zijn kinderen over, rekenen neemt Hij voor eigen rekening. En dat is maar goed ook, want Zijn volk zou eens misrekenen. Zit het namelijk niet diep in ons hart om onze , , goede werken" in stelling te brengen en daarmee de hemelpoort te openen? Wie verstaat het te rekenen zoals God de Heere rekent? Om als een goddeloze te worden gerechtvaardigd om niet? Wie kent het geheim en de kracht van het , , moordenaars"-geloof?

In de tijd der Reformatie werd die Goddelijke rekenkunde herontdekt. Mannen als Luther en Calvijn e.a. waren echte ontdekkers. Pioniers in het rijk der genade.

Hun ontdekking van Gods genade in Christus voor verloren zondaren was groter dan de ontdekkingen van de natuurwetenschap, hoe flonkerend die ook mogen zijn. De rechtvaardiging van de goddeloze geeft een diepere blik in Wie God is dan de machtigste telescopen over Hem openbaren in de werken van Zijn handen ergens in de geheimzinnige ruimten op vele lichtjaren afstand. Wie de duisternis van Golgotha in het geloof verstaat, heeft dieper inzicht dan degene die veel kan vertellen over , , duistere of zwarte gaten" in het heelal.

In Genesis 6 komt de goudader van Gods genade aan de oppervlakte: de rechtvaardige zal door het geloof léven! Toen Luther dit geheimenis van de Schrift ontdekte - zonder het overigens te kunnen doorgronden - was hij als dronken van geluk en gingen , , achter de flonkerende sterren" de poorten van het paradijs voor hem open.

O, die rekenkunde van God. Daar krijgt Gods kind nooit genoeg van. Wanneer Christus met al Zijn liefde en luister in ons hart intocht houdt, gaan wij dit wondere woord over Gods rekenen beminnen. Omdat we dan proeven en smaken waarop Gods rekenkunde uitloopt. Zulk een rekenkunde kon alleen maar worden uitgedacht in het Vaderhart, dat eeuwig klopt voor arme verloren zondaren. Maar op aarde wordt ze uitgeschreven en uitgewerkt.

Op Golgotha!

Want toen zette God door al onze rekenkunde een zalig kruis.

E.

P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

En Abram geloofde...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's