Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een parel uit de schat der Kerk (50)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een parel uit de schat der Kerk (50)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEVEN

Kinderen des verbonds

Nog eens: waarom stelde God het teken van de besnijdenis in? Om daarmee als bij verbond te verklaren dat Hij Israël tot Zijn volk wilde rekenen. Wie met Abraham gelooft: Ik God ben uw God, hem wordt dat geloof tot gerechtigheid gerekend. En als zekerheidsstelling van Gods waarachtige beloften dient het teken van de besnijdenis. Maar dan treedt ook in werking de roeping om de Heere te dienen met een oprecht hart. Op grond van Gods verbond werden de kinderen tot de besnijdenis toegelaten. Voor de helderheid worden in de volgende vraag de dingen nog weer eens op een rij gezet. Maar kun je ook aantonen dat om tot de doop te worden toegelaten dezelfde regel geldt als bij de besnijdenis? (335) Uit het antwoord blijkt hoe ruim Calvijn Gods verbond ziet. En ook dat hij ten diepste geen verschil maakt tussen het Oude en Nieuwe Verbond. Natuurlijk wel wat de omvang en uitwerking en bedeling betreft, maar niet wat het wezen aangaat. Immers: Gods beloften zijn oudtijds gedaan aan het volk Israël, maar ze zijn nu uitgebreid tot heel de wereld.

Trouwens die uitbreiding lag ondanks de beperking tot Israël, al van meetaf in de belofte, verzegeld door de besnijdenis, opgegesloten. De Heere had al tegen Abraham gezegd: In u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. Sinds de volheid des tijds, sinds de doorbraak van Pinksteren zien we dat tot werkelijkheid worden. Wat Calvijn bedoelt? Nu als God tijdens die beperkte bedeling van het verbond toen al de kinderen in Zijn genadeverbond het delen, dan kun je toch niet verwachten dat, nu het verbond wereldwijd alle volken der aarde toegang tot Gods genade in Christus wil verlenen. God nu opeens zou zeggen: alleen volwassenen en de kinderen niet. Dat zou een geweldige stap achteruit zijn. De kinderen van de doop uitsluiten betekent in het hcht van Gods verbond de genade van God verkleinen.

Nu kennen we allemaal wel het argument dat de kinderdoop niet met zoveel woorden in het Nieuwe Testament bevolen wordt. Dat is waar. Al kan niemand aantonen dat hij ook direct verboden wordt. Maar de kracht van de kinderdoop ontlenen we niet aan een enkele bijbeltekst, maar aan het geheel van Gods verbondsopenbaring. Het teken van de besnijdenis werd de kleine kinderen niet onthouden. Op grond waarvan niet? Op grond van Gods verbond. Machtig khnkt het bij de ingang van de Nieuwe Bedehng: Want u komt de belofte toe en uw kinderen. En allen die daar verre zijn... Dus: Volgt daaruit dat wij dit teken moeten gebruiken? (336) Bedoeld is dus het teken van de doop met het oog op de kleine kinderen der gemeente. Antwoord: Zo is het inderdaad, als we alles recht beschouwen. Want Jezus Christus heeft ons niet deelgenoten gemaakt van de genade, die tevoren het deel van het volk Israël was, om die in ons te verkleinen of ze duisterder te maken dan ze tevoren was. Maar Hij heeft ze eerder helder gemaakt en vermeerderd.

Met andere woorden: de ontkenning van de kinderdoop doet in feite tekort aan Gods genade. Men vergeet dat God in de tijd van Abraham al de Eerste was en dat Hij niet gewacht heeft tot Abraham om het verbond of het verbondsteken vroeg. God nam Zelf het initiatief en het oprichten van Zijn verbond rust in Zijn verkiezend welbehagen. Als God zegt: Ik richt Mijn verbond op tussen Mij en u en uw zaad na u in hun geslachten, dan méént Hij dat ook. En dan maakt Hij ook een verbond met ons en met het nageslacht van Zijn bondgenoten. Onze kinderen worden op het erf van het verbond geboren. Reeds voordat zij gedoopt worden behoren zij bij het verbond en daarom behoren zij gedoopt te wezen. Omdat God aan hen niet minder dan aan de volwassenen de verlossing van de zonden door Christus' bloed en de Heilige Geest, Die het geloof werkt heeft toegezegd. En in plaats van nu te zeggen dat de doop in zekere zin afhankelijk is van ons geloof, moet men veeleer zeggen: de kinderdoop als zodanig is het meest duidelijke teken van wat verkiezing van God is; deze knoopt nooit aan bij menselijke mogelijkheden, maar baant zichzelf een weg, waarin uitkomt dat God altijd de Eerste is. Voordat wij kunnen vragen naar God, vraagt Hij naar ons. Dit stempelt heel het geloofsleven tot een leven van ootmoed, afhankelijkheid en zekerheid.

Gods genade was vroeger alleen het deel van Israël. Maar wel te verstaan van de groten en de kleinen (Ps. 115). En zou de komst van de Heere Jezus Christus dan betekenen, dat die genade in de vervuUing, kariger, beperkter zou zijn? Integendeel, Christus heeft er een nieuwe luister aan toegevoegd. Hij heeft ze ook nog milder en rijker gemaakt.

Als we de kinderdoop afwijzen dan kunnen we de gemeente van het Nieuwe Verbond, het nieuwe volk van God niet meer als verbondsgemeenschap zien, maar wordt het in plaats van de gemeenschap der gelovigen een samengaan van individuen. Ik denk dat het veronachtzamen van de kinderdoop voortkomt uit een ouderwets of modern individualistisch denken. Niet de belofte Gods is de grondslag, maar de geloofsbeleving van de enkehng.

De tegenstanders van de kinderdoop zeggen dat deze doop aanleiding geeft tot het verval van het kerkelijk leven. Het werkt maar een oppervlakkig christendom in de hand, dat geen weet heeft van een persoonlijke geloof sbeshssing.

We zullen enerzijds deze kritiek ons aan moeten trekken als blijkt dat de doop ons inderdaad nooit iets doet. Maar we zullen nooit opgeven - en dat is de andere kant - dat Gods genade werkt in de lijn der geslachten. Wanneer we elkaar weer duidelijk maken en het ons duidelijk wordt wat het verbond betekent, kan het de jongeren helpen om niet ontrouw te worden aan het geslacht van Gods kinderen, maar om de zegen te zoeken bij de God van het genadeverbond.

De heerlijkheid van het Nieuwe Verbond groter dan die van het Oude

Op bovengenoemde gedachte gaat Calvijn nog even door. Hij stelt de vraag: Dus versta je het zo, dat, wanneer we de Heilige Doop niet aan onze kinderen geven Gods genade door de komst van de Heere Jezus zou zijn verminderd? (337) Calvijn, die doordrongen is van de trouw van God antwoordt: Ja zeker, want het teken van de goedheid en de barmhartigheid Gods, die naar onze kinderen uitgaat en die de ouden zo kenden, zou ons dan ontbreken. Maar dit teken dient krachtig tot onze vertroosting en om de belofte, die van den beginne gedaan is, te bevestigen.

Nu kan men wel zeggen dat, , genade geen erfgoed is", en in strikte zin is dat ook waar, maar dat wil niet zeggen, dat wij onze kinderen niet zouden mogen en moeten laten weten, met welke rijke belovende God zij te doen hebben, Die Zijn beloften met naam en toenaam aan hen geadresseerd, hun heeft meegegeven. We hebben ze, met andere woorden, wel een bijzondere erfenis na te laten. En dan is Gods belofte niet gegeven als een soort , , voorspelling", zo van maak je niet druk, alles komt goed; maar het is een indrukwekkende krachtige prediking van Zijn barmhartigheid en genade, verzegeld in de doop.

Calvijn gaat nu de zaak samenvatten: Je verstaat het dus zo, dat waar God Zich vanouds als Redder der kinderen betuigde en gewild heeft, dat deze belofte aan hun lichaam verzegeld werd door het uiterlijk Sa- crament, dat ook de reden is, dat die bevestiging er niet minder zou zijn sinds de komst van Christus, omdat immers dezelfde belofte is gebleven en ze zelfs klaarder door het Woord is bevestigd en in feite vervuld? (338) Hier zou met een kort en krachtig , , ja" op geantwoord kunnen worden. Maar uit opvoedkundig oogpunt zegt Calvijn het iets uitvoeriger. Ja, en dat des temeer, omdat het een overbekende zaak is, dat de kracht en de kern van de Heilige Doop voor de kinderen bestemd zijn: men zou hen onrecht doen, door hen het teken daarvan, dat daarbij vergeleken het mindere is, te onthouden.

Met andere woorden als de hoofdzaak in de belofte vastligt, dat Gods trouw rust op het late nageslacht, en als je dat gelooft, dan is het teken, dat op zichzelf minder is dan de belofte, zelf al helemaal geen bezwaar meer. Nu eerlijk: waar hechten we meer aan, aan het teken of aan de belofte? Wat moet ik met het teken als de belofte niet leeft voor het geloof? Laten we teken en betekende zaak dichtbij elkaar houden. Opdat het teken, dat Gods verzegelde belofte niet eens tegen ons zal getuigen, zo van: je bent wel gedoopt, maar je hebt niet geloofd. Dan blijft er slechts over dat kinderen des Koninkrijks, verbondskinderen buitengeworpen worden. Aan ons die de kinderdoop voorstaan de vraag: gelooft ge wat het teken belooft? Gedoopt als kind? Natuurlijk! Maar dan toch niet zo, dat wel gedoopt maar niet geloofd min of meer vanzelfsprekend is!

Tenslotte vraagt Calvijn naar de wezenlijke grond voor de kinderdoop: Op welke grond moeten de kinderen dus gedoopt worden? (339) De Heilige Doop verzegelt geen , , innerlijke genade", ook geen veronderstelde wedergeboorte. Zelfs niet het geloof van de gedoopte, maar de belofte van genade, en versterkt wel het geloof in die genade. Het antwoord laat wat dit betreft niets aan duidelijkheid te wensen over. De doop is een teken en getuigenis, dat de kinderen erfgenaam zijn van de zegen Gods, die Hij beloofd heeft aan het geslacht der gelovigen, opdat ze tot hun jaren gekomen, de waarheid van hun doop erkennen, om er winst mee te doen.

Het komt er nu maar op aan, dat deze erfgenaam des verbonds ook werkelijk tot de God van zijn doop komt en met een oprecht geloof Gods verzegelde beloften omhelst. Als zo de doop gaat functioneren - en hoeveel ontbreekt het daar in de gedoopte gemeente vaak aan - dan zal de behoefte om zich te laten herdopen geen rol, althans een heel wat minder sterke rol gaan spelen.

Calvijn heeft op fijnzinnige, theologische wijze de tegenstanders van de kinderdoop weerlegd. Mocht iemand nu nog aarzelen of de kinderdoop wel de juiste doop is, laat hij of zij dan nog eens denken aan een woord van Luther, die zegt: „Wanneer ge echter zoudt begeren om opnieuw gedoopt te worden, zo verloochent gij dat ge door God gedoopt zijt en bent u bezig om Zijn werk teniet te doen”.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een parel uit de schat der Kerk (50)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1996

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's