Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Perkins over de dienst van het Woord (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Perkins over de dienst van het Woord (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE SCHAT VAN DE KERK

We zouden nog stilstaan bij een tweede werkje van Perkins waarin de dienst van het Woord aan de orde komt. Het gaat om , , The Calling of the Ministry". In de Nederlandse vertaling van Perkins' werk uit 1662 draagt het als titel , , Van de Ampten en Waerdigheden des Heiligen Dienstes". Het valt in twee delen uiteen. In het eerste gedeelte schrijft Perkins over de verkondiger van het Woord en neemt hij als uitgangspunt Job 33 : 23, 24. In het tweede gedeelte gaat het vooral over de roeping tot en de troost in het ambt vanuit Jes. 6. We willen deze keer bij het eerste gedeelte stilstaan.

Gezant en uitlegger

De dienaar van God is een gezant, een ambassadeur. Dat houdt in ieder geval in dat hij het Woord van zijn Zender heeft te brengen, niet meer en niet minder. Gods Woord moet men spreken en men moet het spreken als Gods Woord. Dat moet gebeuren in betoon van de Geest Gods, in duidelijkheid en kracht en niet om zichzelf te verheerlijken.

De dienaar van het Woord is ook een uitlegger. Hij verkondigt en verklaart de verzoening, de wijze waarop God en mens verzoend worden. Hier valt direct al een belang- rijke beslissing: de verzoening met God vormt het hart van de verkondiging. Dat is ook vandaag behartenswaardig! Vanuit de verzoening komt de heiliging op zijn juiste plaats en niet omgekeerd. Met gezag verkondigt de uitlegger degenen die met God zijn verzoend, dat zij vrede met God hebben. Daartoe moet de dienaar geoefend zijn in bepaalde menselijke wetenschappen, maar daarnaast ook inwendig onderwezen door de Geest Gods. Hij is een man die voortdurend bidt: Heere, open mijn ogen, dat ik aanschouw de wonderen van Uw wet.

Ook hier gaat Perkins weer de vinger leggen bij de noodzaak tot persoonlijke heiligmaking van de dienaar. Een gebrek aan deze heiliging kan een oorzaak van onvruchtbaarheid in de dienst zijn, ook al kan God het werk van een onvernieuwde dienaar gebruiken om te laten zien dat het uiteindelijk Zijn werk is.

Vanuit Job 33 leidt Perkins af dat een goede dienaar van het Woord één uit duizend is. Twee dingen wil hij hiermee zeggen: weinigen begeren in deze dienst te staan én van degenen die in deze dienst staan, kan lang niet van ieder gezegd worden dat hij een goede gezant is. Perkins ziet hier mede een taak voor christelijke overheden: zij hebben al het mogelijke te doen dat er goede opleidingen zijn. , , Zal Baal zijn 400 profeten hebben, terwijl God alleen Zijn Elia heeft”?

ledere dienaar heeft de taak het aantal getrouwe gezanten te vermeerderen: allereerst door zelf een getrouwe gezant te zijn en verder ook door anderen te bewegen door zijn goede voorbeeld. Een vermaning die alle eeuwen door zijn geldigheid houdt: laten getrouwe uitleggers in hartelijke verbondenheid met elkaar omgaan. De verachting die wordt opgelopen in de dienst, kan op die wijze gemakkelijker gedragen worden.

Het kan ons opvallen dat Perkins allerlei praktische raadgevingen naar voren brengt die hun actualiteit behouden. Opmerkelijk IS ook zijn raad aan ouders om hun kinderen te wijden aan de dienst des Heeren. De­ ze gedachte kennen wij ook uit de werken van Calvijn. Het zal waar zijn dat wij de harten van onze kinderen niet buigen en regeren. Perkins zal later nog spreken over de roeping tot het ambt. Anderzijds heeft de Heere vaak gebruik gemaakt van de gebeden en woorden van ouders, die hartelijke liefde kenden tot de voortgang van het werk Gods.

De taak

Wat is de taak van de gezant en uitlegger? Vanuit Job 33 : 23, 24 komt Perkins tot deze taakomschrijving: e mens zijn rechtvaardigheid verkondigen. Nu zijn er nog wel een aantal vragen te stellen bij de uitleg van Job 33 in dit verband. Dat neemt intussen niet weg dat hier de vinger gelegd wordt bij een centraal thema uit de verkondiging van het Woord. Moet niet de gerechtigheid in Christus worden verkondigd met alle kracht en klem? Degene die in zichzelf zondaar is en blijft, maar die nochtans zich bekeert en gelooft door de Heilige Geest, wordt de rechtvaardigheid in de Zaligmaker gepredikt.

Aan zondaren wordt betuigd waar rechtvaardigheid gevonden wordt. In Christus! Ook komt aan de orde hoe deze rechtvaardigheid wordt verkregen. Door het verloochenen van alle eigengerechtigheid en het deelkrijgen aan Christus' gerechtigheid in de weg van het oprecht geloof. Ook wordt van deze rechtvaardigheid gepredikt dat ze gereed ligt om geschonken te worden aan de zondaar, die haar begeert en aanvaardt en vertrouwt dat zij voldoende is om hem te redden. De dienaar moet betuigen dat deze rechtvaardigheid even waarachtig is als God Zelf!

In het geweten van een christgelovige kan op dit punt een zware strijd woeden. De verkondiger van het Woord moet deze rechtvaardigheid handhaven tegen alles in opdat het geweten tot rust gebracht wordt. Het Evangelie brengt volkomen gerechtigheid aan degenen die het Evangehe op de rechte wijze - in berouw en geloof - ontvangt. Perkins bestempelt dit als het hart van de taak van een dienaar van het Woord. Wie zal het hem tegenspreken? Maar toch... Leeft dit altijd zo? Bij dienaren en gemeenteleden? Zijn we echt zo geconcentreerd op Christus en Zijn werk als we vaak zeggen?

De rechte bediening van het Woord vraagt om de prediking van Wet en Evangehe. Zij moeten gebracht worden in hun eigen orde en op hun eigen plaats, de Wet om te brengen tot berouw en het Evangelie om te leiden tot geloof.

De getrouwe dienaren van het Woord moeten gewapend zijn tegen verachting en smaad door de gedachte, dat zij een hoge dienst hebben te verrichten. , , Wees trouw en degenen die u nu verachten, zullen eenmaal oorzaak hebben u te eren!" Zelfs de heilige engelen staan verbaasd over de heerlijkheid van deze verkondiging der gerechtigheid.

De hoorders van het Woord hebben te bedenken dat, als zij rechtvaardig verklaard willen worden door het Evangelie, zij in ieder geval tevreden moeten zijn om veroordeeld te worden door de Wet. Verder moeten zij de verkondiging van zo'n machtige boodschap wel op hoge prijs stellen.

Zegen en gezag

De Heere wil zegen geven op de dienst van een oprecht dienaar. Er is een opmerkelijke overeenstemming tussen het hart van God en het ambt van een dienaar. Een mens predikt en God zegent. De mens verkondigt gerechtigheid en God spreekt: , Zo is het, hij zal rechtvaardig zijn". Er voltrekt zich iets van wat Jezus zegt: , Zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn" (Matth. 16 : 19). Over het belang van de prediking van het Woord gesproken!

Dienaren van het Woord en hoorders moeten hier op een bepaald moment sprakeloos staan voor de Eeuwige. Als ik het Woord in mijn hand en mond neem, mag ik wel beseffen dat het het onwankelbare Woord Gods is en Wie Hij is Die hier spreekt. Als ik het goed zie, wil Perkins hier benadrukken dat de dienst ook iets ontzagwekkends in zich heeft. Het is geen kleinigheid op de heilige grond van de evangelieverkondiging te staan, in de schroeihitte van Gods tegenwoordigheid. Dat is niet het enige, maar het is er wel! Vreugde in de dienst sluit vrees en eerbied niet uit. En omgekeerd!

Met dit alles hangt samen dat God aan Zijn dienaren gezag en autoriteit geeft. Aan wie geeft Hij de bevoegdheid om mensen van het eeuwig verderf te verlossen? De dienaar is instrument in de hand van Christus. Is er groter eer denkbaar? Wat een voorrecht om dienstbaar te mogen zijn aan de verlossing van zondaren! Tot sommigen, zo stelt Perkins, zegt God: bouw huizen voor de mensen. Tot een arts: werk aan de genezing van mensen. Tot de rechtsgeleerde: doe recht aan mensen. Maar tot wie zegt Hij: verlos mensen van het neerzinken in eeuwig verderf?

In dit verband merkt Perkins op, dat de dienaren ijverig hebben te bidden, dat zij hebben te wenen over de onboetvaardigen, en vooral dat zij hebben te prediken. Hij noemt dan allerlei onzuivere drijfveren en motieven die er kunnen zijn om te prediken: prediken om anderen na te doen, uit eerzucht en dergelijke. De eigenlijke opdracht is: verlos een mens van de hel!

Met dat laatste bedoelt Perkins zeker niet dat in de prediking niet de verheerlijking van Gods Naam aan de orde zou zijn. Wel klinkt in deze woorden iets door van het aangrijpende, dat in de prediking eeuwig behoud of eeuwig verderf in het geding zijn. Dat hebben we als predikers en hoorders terdege te beseffen. Als het besef van deze ontzaglijke werkelijkheid verdwijnt, wordt de prediking arm en kil. De prediking van de grote Profeet en Leraar is ook op dit punt veelzeggend!

L.

M.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Perkins over de dienst van het Woord (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's