Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het „dubbelhuwelijk” van Bernardus van Clairvaux (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het „dubbelhuwelijk” van Bernardus van Clairvaux (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE SCHAT VAN DE KERK

Rachel en Lea

We zetten de klok bijna 900 jaar terug en verplaatsen ons in het middeleeuwse Frankrijk. Tussen het jaar 1121 en 1130 stuurt de toenmalige aartsbisschop van Tours een brief aan een zekere Bernardus, de abt van Clairvaux. De abt krijgt wel meer brieven, maar laat die meestal niet in zijn brievenregister opnemen. De brief van de aartsbisschop van Tours vormt echter een uitzondering want deze krijgt wel een plaatsje in het genoemde register. Het is echter tot de dag van vandaag een raadsel waarom juist déze brief wél die eer te beurt is gevallen en al die andere brieven niet. Want deze brief, gestuurd door iemand die graag bevriend wil zijn met abt Bernardus, heeft toch, behalve alle lof, een ondertoontje in zich. NI. het ondertoontje dat er in het leven van Bernardus een tegenstrijdigheid is waar te nemen. Het betreft eigenlijk maar één zin uit de brief van de aartsbisschop, en wel deze: , , Want hoewel wij door een al te lange afstand van u gescheiden worden, is het toch tot ons doorgedrongen welke aangename nachten u doorbrengt met uw Rachel en welk overvloedig nageslacht uit Lea voor u geboren wordt, en hoezeer gij u in alle opzichten gedraagt als een beoefenaar van de deugd en een vijand van het vlees. Van degenen die ons over u hebben bericht heeft niemand op een andere wijze gesproken.”

Het gaat in deze nogal uitvoerige zin dan vooral om de aangename nachten die Bernardus doorbrengt met Rachel en zijn overvloedig nageslacht uit Lea. Een op het eerste gezicht nogal vreemde zin. Heeft deze zin iets te maken met sexualiteit of zinne­ lijkheid of i.d.? Nee, zeker niet: dat zou bij Bernardus ook volledig averechts gewerkt hebben, want sexualiteit en zinnelijkheid was voor hem zo ongeveer taboe. Zijn middeleeuwse biograaf wijst er ook vol trots op dat Bernardus al op jonge leeftijd , , verstorven" was. Wat bedoelt de aartsbisschop er dan wel mee? Niets anders dan een samengaan in het leven van Bernardus van de mystieke beleving van het geloof in het klooster met die van het actieve leven buiten het klooster! Oftewel het samengaan van een godvruchtig, meditatief leven aan de ene kant met een politiek actief leven aan de andere kant. Bernardus heeft volgens de aartsbisschoppelijke brief - in navolging van de aartsvader Jacob - in zijn leven een , , dubbelhuwelijk" gesloten. Aan de ene kant was hij een heilige, en aan de andere kant iemand die er b.v. niet voor terugschrok te manipuleren als een groot diplomaat. Als een tactisch pohticus, een kerkvorst, een heerser. We willen in een paar artikelen nagaan of deze voorzichtige stelling van de aartsbisschop van Tours op waarheid berust.

Geboorte en jeugd

Als we de oudste levensbeschrijving die aan zijn leven gewijd is, mogen geloven is Bernardus reeds geheiligd in de moederschoot. We lezen daar nl. dat zijn moeder, vrouwe Aleth van Montbar, voordat het kleine jongske geboren wordt, een nogal wonderbaarlijk droomgezicht krijgt, met de volgende inhoud:

„ Toen zij van de derde van haar zoons in verwachting was, zag zij in een droom een voorteken van hetgeen komen zou. Immers •in haar schoot droeg zij een kleine witte hond, die rossig was op zijn rug en blafte. Omdat zij hierover heftig verschrok, raadpleegde zij een godvrezend man. Deze kreeg aanstonds de geest van voorspelling, waardoor David over de predikers van de Heere zegt: , Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden." (Ps. 68:24), en hij antwoordde haar: , Vreest niet, want het gaat om een goede zaak. Gij zult de moeder worden van een voortreffelijk hondje, dat de bewaker zal zijn van het huis van God en daarom geblaf zal uitstoten tegen de grote vijanden van het geloof. Immers, hij zal een uitgelezen prediker zijn en, gelijk een goede hond, zal hij bij velen dankzij de genezende kracht van zijn tong vele zielskwalen helen.”

In het jaar 1091 wordt het verwachte kind geboren, in het kasteel van het Franse plaatsje Fontaines-lès-Dijon. Het jongske krijgt de naam Bernardus. Zijn vader, de kasteelheer van Fontaines, is een Bourgondische ridder. En zijn moeder stamt uit het geslacht van de Bourgondische hertogen. Dus van adellijke komaf. Bernardus' moeder was een voorname vrouw, van rijke komaf, maar nochtans voedde ze haar kinderen sober op. De opvoeding van de kinderen in de vreze des Heeren stond bij haar bovenaan, ja, al vanaf hun geboorte wijdde ze haar kinderen aan de Heere.

Bernardus’ biograaf schrijft: , , Reeds toen maakte God hem gereed voor de prediking, waartoe hij... blijkens een goddelijke openbaring vanaf de moederschoot was voorbestemd.”

Maar ook Bernardus' vader was een vroom man, die goed bekend stond. Hij zal zijn zoon ongetwijfeld allerlei schokkende en romantische verhalen verteld hebben over allerlei heldendaden en successen der Franse kruisvaarders. En ook zal hij de kleine jongen verteld hebben over de grote strijd uit die tijd tussen de paus van Rome en de keizer van Duitsland. En over de godsdienstige opleving die door West-Europa waaide. En de toenmalige verwach­ ichting van het spoedig einde der wereld. Z'n moeder zal hem er van hieruit steeds weer op gewezen hebben dat het, vanwege de spoedige wederkomst, in de eerste plaats nodig was om te werken aan het heil van de ziel. En dat het nodig was de wereld te ontvluchten en intrek te nemen in het klooster. Maar dat het ook nodig was om te werken, teneinde nog zoveel mogelijk heidenen tot het christelijk geloof te mogen brengen.

Studie

Bernardus zal tijdens zijn studie zowel het trivium als het quadrivium hebben doorlopen. Bovendien heeft hij de klassieken moeten bestuderen. Verder heeft hij zich vooral verdiept in de westerse kerkvaders en de Vulgaat (de Latijnse vertaling van de Bijbel). Voor Bernardus was studeren echter alleen maar zinvol als het bijdroeg aan een godvruchtiger leven. Aan een groeien in de genade. In tegenstelling tot bijv. Augustinus had hij een zekere afkeer van wijsbegeerte en cultuur. Hij zal heel duidelijk het relatieve van de aardse kennis. Van daaruit kon zijn biograaf, Willem van Saint-Thierry, nogal subjectief optekenen:

„Want tot op heden is hij gewend om onder vrienden met de hem eigen beminnelijke scherts te zeggen dat hij van al hetgeen hij van de Schriften verstaat en van hetgeen hij daarin in geestelijke zin bespeurt, moet toegeven dit vooral te hebben opgedaan door in de bossen en velden te mediteren en te bidden en dat hij hiervoor nooit andere leermeesters heeft gehad dan eiken en beuken.”

In een preek van Bernardus op een Pinksterdag zegt hij: , , Ik verheug mij, dat gij tot deze school behoort, tot de school van de Heilige Geest. (...) En waarom? Omdat ik gekleed ga in purper en zijde en overvloei van weelderige spijzen? Of omdat ik de scherpzinnigheden van Plato, de kunstgrepen van Aristoteles begrepen heb, of ook maar getracht te begrijpen? Nee, doch omdat ik, , Uw bevelen (getuigenissen bewaard heb”.” strijd en aanvechting

Helaas overlijdt Bernardus' moeder, die voor hem zo'n geweldig voorbeeld was, als hijzelf pas 16 jaar oud is. Geen wonder dat haar zoon na haar dood zijn draai niet kan vinden. Weldra beëindigt hij zelfs zijn studie, om op zoek te gaan naar zijn levensdoel. Drie jaar lang zoekt hij zijn weg. Het wordt een angstige zoektocht. Want reken maar dat de wereld ook toen lachte. Hij wordt nl. door zijn middeleeuwse biograaf beschreven als iemand die alles mee had:

„Van zijn lichaam ging een zekere bekoorlijkheid uit, echter eerder geestelijk dan lichamelijk. Van zijn gelaat schitterde een heldere glans, geen aardse wel te verstaan doch een hemelse; uit zijn ogen straalde als het ware de zuiverheid van een engel en de eenvoud van de duif. Zo groot was zijn innerlijke schoonheid, dat zij zich naar buiten door onmiskenbare aanwijzingen openbaarde; ook zijn uiterlijke verschijning vloeide over van inwendige zuiverheid en van een overvloed aan genade.”

Een mengeling van broosheid en kracht, zoals hij ons getekend wordt. We moeten bij middeleeuwse levensbeschrijvingen echter wel steeds bedenken dat de opstellers maar één doel voor ogen hadden: de hoofdpersoon moest er zo goed mogelijk afkomen. Ze streefden er immers naar om via hun levensbeschrijving de heiligverklaring van de hoofdpersoon te kunnen bewerken. En om dit te kunnen realiseren mocht het verhaal best gekleurd zijn.

Gode zij dank gaat de voor de wereld veelbelovende Bernardus niet het wereldse spoor op. In dat opzicht leert hij al die dingen schade en drek te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus.

In het klooster

Het verhaal gaat dat Bernardus eens zijn broers ging opzoeken, die tijdens één van de vele oorlogjes uit die tijd een kasteel belegerden. Daar ontvangt hij het visioen van zijn overleden moeder, toornend en dreigend, omdat hij nog steeds geen kloosterling is. Bernardus vlucht zo snel hij kan een kapelletje aan de kant van de weg in. Daar bidt hij of God hem wil helpen monnik te worden. Een soort Luther-ervaring.

Als Bernardus 21 is weet hij voor zichzelf dat Gods weg met hem in het klooster ligt. Een tekstwoord, opgevangen in de kerk die hij op zekere morgen binnengaat, geeft de doorslag. Tezamen met vrienden en famiheleden vormt hij in zijn ouderlijk huis een monniksgemeenschap. Kort daarna treedt hij dan in in het klooster Citeaux (van de Cisterciënser-orde). Dit klooster was in 1098 gesticht door monniken die zich geheel en al wilden houden aan de regels van Benedictus; het was voor hen een stuk gewetensnood dat de naleving daarvan in zovele andere kloosters, vooral die van Cluny, meer en meer verslapte. Al in 1115 wordt Bernardus de tweede stichter van Citeaux. De soberheid en de strengheid van dit klooster doen hem juist voor dit klooster kiezen.

Zijn bezigheden in het klooster bestaan vooral uit lezen, bidden, mediteren en goede werken doen. Hij getroost zich graag allerlei ontberingen om in die weg een bijzondere heiligenreputatie te verkrijgen. Slaap acht hij tijdverlies. Zijn leven lang blijft hij kampen met de gevolgen van zijn strenge ascese. Hij vast zo vaak en zoveel dat hij zijn gezondheid ruïneert. Alsof dat de bedoeling zou zijn!

In het jaar 1115 draagt de abt van Citeaux Bernardus op om ongeveer honderd kilometer noordelijker een nieuw klooster te stichten. Met 12 monniken, hoofdzakelijk familieleden, trekt hij erheen en sticht daar het nieuwe klooster Clairvaux. Kort daarna wordt hij tot priester en abt van Clairvaux gewijd. Het verhaal gaat dat hij eens tot de novicen, die in groten getale zich naar Clairvaux spoedden, zou hebben gezegd: , , Alsgij u haast tot dat wat binnen is, laat dan buiten de lichamen, die gij uit de wereld hebt meegebracht; laat alleen de geest binnentreden; het vlees is tot niets nut." Onmiskenbaar sporen van platoonse beïnvloeding.

Nieuwland/Oosterwijk

H. Liefting

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het „dubbelhuwelijk” van Bernardus van Clairvaux (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's