Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een profetenklacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een profetenklacht

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Ai mij, want ik ben als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld; als wanneer de nalezingen in de wijnoogst geschied zijn; er is geen druif om te eten; mijn ziel begeert vroegrijpe vrucht. De goedertierene is vergaan uit het land en er is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren allemaal op bloed, zij jagen een ieder zijn broeder met een jachtgaren. Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving van zijn ziel en zij draaien ze dicht ineen. De beste van hen is als een doorn; de oprechtste is scherper dan een doornheg; de dag van uw wachters, uw bezoeking, is gekomen; nu zal hun verwarring wezen". (Micha 7 : 1—4)

„Geef, almachtige God, daar wij zijn geboren in deze diep verdorven tijd, waarin zulk een grote vrijheid in de zonden de overhand heeft verkregen, dat er nauwelijks meer een vonkje van rechtschapenheid gloeit, dat wij toch ongedeerd mogen blij­ ven temidden van de doornen en bewaar ons zó zorgvuldig bij Uw Woord, dat wij de oprechte godsvrucht mogen betrachten en ook de gerechtigheid jegens onze naasten. Efi omdat het niet in onze macht is onszelf ongedeerd te bewaren, geef, dat uw Zoon ons door de kracht van de Heilige Geest zo moge beschermen, dat wij het einde van onze loopbaan mogen bereiken, totdat wij tenslotte worden vergaderd in dat hemels Koninkrijk, dat Hij voor ons door Zijn bloed heeft verworven. Amen". Dit korte, maar krachtige gebed sprak Calvijn uit, toen hij zijn , , voorlezingen" (praelectiones) over de verzen, die boven staan uitgeschreven, had beëindigd. Hij zag de trekken van Micha's tijd kennelijk in zijn eigen tijd terug en bad zijn God vurig om bewaring en vernieuwing. Me dunkt, dit voorbeeld van de reformator van Geneve strekt ter navolging, want het staat er in onze tijd niet veel beter voor.

Micha’s klacht

Micha’s profetische klacht zet in met de woorden: , , Ai mij, want ik ben als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld, als wanneer de nalezingen in de wijnoogst geschied zijn; er is geen druif om te eten; mijn ziel begeert vroegrijpe vrucht" (vs. 1). De profeet vergelijkt zichzelf dus bij iemand, die moe en afgemat langs een akker of wijngaard trekt en zich o zo graag te goed zou doen aan een zongerijpte druif, of 'n vroegrijpe vijg. Maar hoezeer hij ook naar zo'n vrucht verlangt, nergens is iets van zijn gading te vinden. De oogst is tot op de laatste nalezing binnengehaald en de akker of wijngaard is helemaal kaal. Tevergeefs speurt en zoekt hij naar iets, dat z'n afgematte krachten zou kunnen vernieuwen. Uiteraard hebben we hier met beeldspraak te doen. Micha tekent, hoezeer zijn ziel verlangt naar geestelijke vrucht! Naar oprechte vromen. Maar zoals er op een af geoogste akker geen enkele vrucht meer is te vinden, zo zoekt hij ook onder het volk tevergeefs naar ware godvruchtigen.

Dat we het gebruikte beeld zo hebben te interpreteren, blijkt uit vs. 2 overduidelijk. Daar klinkt uit Micha's geprangd gemoed de klacht: , , De goedertierene is vergaan uit het land en er is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren allemaal op bloed; zij jagen een ieder zijn broeder met een jachtgaren"! Het hebreeuwse gronawoora, dat hier met, , goedertier ene" vertaald is, duidt eigenlijk iemand aan, die trouw zijn verbondsverplichtingen nakomt. M.a.w.: de goedertierene is die Israëliet, die trouw is aan Gods verbond. Die dat verbond niet schendt en vertreedt, maar houdt. We zagen al eerder: velen in Micha's dagen wensten zich wel te beroepen op de verhondsbelóften, maar met de verbondsgehóórzaamheid namen ze het niet zo nauw. Integendeel, ze stoorden zich niet aan Gods geboden en leefden naar het goeddunken van hun eigen hart.

Hoe anders ligt dat echter in het leven van de , , goedertierene". Die is vol heilige verwondering, dat God Zijn verbond met hem heeft opgericht. Dat hij dankzij Christus, Die de Middelaar van het verbond is, in zulk een ontzaglijk rijke belofte mag delen. Maar die weet zich dan ook gedrongen om de God van het verbond , , aan te hangen, te betrouwen en hef te hebben" en dat , , van ganser harte, van ganser ziele, van ganse gemoede en met alle krachten". Ja, hij weet zich geroepen om , , de wereld te verlaten, zijn oude natuur te doden en in een nieuw godzalig leven te wandelen" (klassieke doop formulier). En dat niet als een last, waar je nu eenmaal niet aan ontkomt, maar van harte! Als iets, waar de God van het verbond een heilig recht op heeft en wat Hij meer dan overvloedig waard is. U zegt daar ook van heler harte „Amen” op?

Sion is dun geworden

Micha moet helaas klagen: , , De goedertierene is vergaan uit het land en er is niemand oprecht onder de mensen"! Met andere woorden: hij kan nauwelijks mensen vinden, die van harte God en hun naaste zijn toegewijd. Ze zijn er wel - Micha en de andere godvruchtigen zijn er een voorbeeld van - maar het zijn er maar een handje vol. Op het geheel van het volk een slechts te verwaarlozen minderheid. En daarom: , , De goedertierene is vergaan (•••) en er is niemand oprecht onder de mensen"! Of om het met Asaf te zeggen: „Sion is dun geworden” (Ps. 79 : 8). Zeer dun in omvang. Uiterst zwak in geestelijke kracht.

Een klacht, die zich de eeuwen door telkens herhaald heeft. We zagen: ook Calvijn, die toch leefde in dagen, waarin God op machtige wijze Zijn Kerk reformeerde, klaagde: , , er gloeit nauwelijks een vonkje van rechtschapenheid". We zeggen echter niets teveel als we Micha's klacht ook betrekken op ónze tijd en op óns volk. Immers, God heeft ook met ons volk Zijn rijke bemoeienissen gehad. Zijn verbond ook onder ons opgericht. Zijn evangeliebanier ook onder ons geplant. Maar wat hebben we ermee gedaan? Waar is de vreze van Zijn Naam? Het hartelijke geloof in Christus? De oprechte toewijding aan Hem? De heilige wandel? De trouw jegens elkaar? Eén ding is nodig: wederkeer! Een wederkeer, die begint in het persoonlijk leven van Gods kinderen en knechten. En die van daaruit uitstraalt naar het geheel van gemeente, kerk en volk. Is er ook bij u een heilig verlangen naar geestelijke vrucht, ofwel: naar de opbloei van Sion?

Micha’s tijd kenmerkt zich door bruut egoïsme en eigenbelang. Micha klaagt: , , Zij loeren allemaal op bloed; zij jagen een ieder zijn broeder met een jachtgaren". Hij bedoelt: zoals een roofdier loert op zijn prooi, zo loeren met name de rijken en machtigen onder het volk op een kans om zich op onrechtmatige wijze te verrijken ten koste van hun naaste. En zoals een op buit beluste jager zijn netten spant, zo smeden deze Heden plannen van geweld en onderdrukking. Egoïsme en eigenbelang bepalen het gedrag. De norm is niet: wat zegt Gód? Maar: wat levert mij voordeel en winst op? Hoe kom ik aan meer macht? Aan meer grond? Aan meer aanzien? En zo spant men zijn netten nota bene voor zijn , , broeder"! Dat is: voor de volksgenoot. Voor degene, die ook in Gods verbond begrepen is. U voelt: dat geeft aan het kwaad nog een extra dimensie!

Een corrupte toestand

Ook rechtspraak en bestuur zijn in de greep van dit kwaad. Micha zegt: , , Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving van zijn ziel en zij draaiden ze dicht aaneen" (vs. 3). Onder de , , vorst" moet u hier niet allereerst de koning verstaan, maar , , de hoge, koninklijke beambten" (J. Ridderbos). Ze misbruiken hun hoge positie om aan de mindere man onrechtmatige lasten op te leggen en zo zichzelf te verrijken. Met de rechters staat het er niet veel beter voor:

„De rechter oordeelt om vergelding"! D.W.Z.: hij oordeelt niet zoals zijn roeping is overeenkomstig het onkreukbare recht van God, maar afhankelijk van wat men hem toestopt. Hij laat zich omkopen. Hij is door en door corrupt. Micha zegt: , , De grote (dat is: de voorname, de rechter die een voorname positie bekleedt) spreekt de verderving van zijn ziel"! Wat vrijer vertaald: , , hij oordeelt naar willekeur" (zo A. S. van der Woude). En dat , , tot verderf". Tot verderf van zijn volk, maar ook - zonder dat hij het zelf in de gaten heeft - tot verderf van zichzelf. Alles wordt op zijn kop gezet. Het recht wordt op een schandelijke manier verdraaid.

Hoe diep dit kwaad in rechtspraak en bestuur is ingedrongen, blijkt wel uit vs. 4: , , De beste van hen is als een doorn; de oprechtste is scherper dan een doornheg"! Micha wil zeggen: er deugt er in feite niet één. Zelfs de , , beste" en de , , oprechtste", dat is: de eerlijkste, de rechtvaardigste onder hen kun je met niets anders vergelijken dan met een doornstruik of doornheg. Een beeld, dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Immers, wie in een doornstruik valt, of tegen een haag van doornen aanloopt, loopt allerlei letsel en schade op, schrammen en bloedende wonden. Intussen, wee het volk, dat aan zulk een regering en rechtspraak is overgeleverd. Wat u daarvan moet verwachten, ziet u als voor uw ogen uitgetekend in de wijze, waarop men is omgesprongen met Christus, de rechtvaardige Knecht des Heer en. Omwille van eigen eer en positie verwezen ze Hem, Die de Onschuldige was tot de bittere dood van het kruis. Zo heeft Hij aan den lijve ondervonden, wat sindsdien Zijn Kerk ook op allerlei wijze ondervindt in haar gang door deze wereld: , , De oprechtste is scherper dan een doornheg”!

Gods oordeel

Israëls God is echter geen onbewogen toeschouwer van dit alles. Integendeel, Hij zal dit kwaad oordelen en straffen. En alsof het reeds zover is, zegt Micha: , , De dag van uw wachters, uw bezoeking is gekomen; nu zal hun verwarring wezen" (vs. 4b). Met de , , dag van uw wachters" heeft Micha het oog op de oordeelsdag, die door Gods profeten is aangekondigd. Ze hebben van Godswege de wacht betrokken onder het volk. Ze hebben het volk gewaarschuwd. Bestuurders, rechters en volk teruggeroepen tot Gods Woord en wet, maar men lachte erom. Men wilde er niet van weten. God zal het bedreven kwaad echter, , bezoeken". En dat op zulk een wijze, dat er onder hen grote , , verwarring", dat is: grote ontzetting wezen zal.

Het laat ons zien: ook een overheid, ook bestuurders en rechters zijn verantwoording verschuldigd aan de levende God. En of men er nu mee rekent of niet, de afrekening komt toch. Onze God is zeer lankmoedig, zeer geduldig, maar Hij laat niet met Zich spotten. Dat ook wij ermee rekenen. Laten we tegelijk volhardend bidden om een overheid en rechters, die Hem vrezen. Die beseffen, dat Gods geboden heilzaam en ten leven zijn. Dat ze niet de beknotting van het menselijke leven bedoelen, maar juist de ontplooiing ervan. Dat wil zeggen: de opbloei in de vreze Gods, waarbij God als Koning wordt erkend en het heil en het welzijn van de naaste wordt gezocht. Tenslotte, welk een zegen, dat er ook een andere Koning en Rechter is. Die niet is als een doornheg, maar Wiens juk zacht en Wiens last licht is. Gezegend hij, die onder Zijn juk leerde buigen.

M.

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een profetenklacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1997

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's