Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een verschrikkelijk gebed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een verschrikkelijk gebed

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„Doch Gij, Heere weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen verzoening over hun ongerechtigheid, en delg hun zonde niet uit van voor Uw aangezicht; maar laat hen nedergeveld worden voor Uw aangezicht; handel alzo met hen ten tijde van Uw toorn.” Jeremia 18 : 23

Laat de profeet hier zichzelf gaan? Heeft 'Jlj hij zichzelf niet meer onder controle? Dat gebeurt soms met emotionele mensen. Dat ze alles eruit gooien. Dat ze dóórslaan. En Jeremia is een emotioneel mens. Een man die zwaar lijdt onder de last die de Heere op zijn schouders heeft gelegd. Een man ook die voortdurend moet oproeien tegen de stroom. Want de meesten van zijn volk nemen hem niet serieus, vinden hem een dwarskijker.

Is het nu zo ver gekomen dat Jeremia er niet meer tegenop kan? Zijn vijanden zitten hem zo dwars, ze hebben zelfs een aanslag op zijn leven op touw gezet. Kan hij dat niet meer verwerken? Bidt hij daarom om de ondergang van zijn vijanden?

Als dat waar was, dan ging Jeremia hier zijn boekje te buiten. Want de Heere heeft toch gezegd: Mij komt de wraak toe, IK zal het vergelden?

Intussen is het geen kleinigheid. Vaak bidden mensen: verzoen de zware schuld. maar Jeremia bidt: Doe géén verzoening over hun ongerechtigheid. En we horen bijvoorbeeld David smeken: Delg, delg toch uit mijn schuld en al mijn zonden, maar de profeet vraagt precies het omgekeerde: Delg hun zonde niet uit van voor Uw aangezicht.

En we zitten toch met de vraag: Kan dit en mag dit? Heeft een nietig, zondig mensenkind het recht om zó tot de Heere te naderen? Mag hij zulke woorden op zijn lippen nemen?

1. Wat aan dit gebed voorafgaat

De profeet is een kijkje gaan nemen in de werkplaats van de pottenbakker. Niet voor z'n ontspanning, maar op Gods bevel. Aan het werk van de pottenbakker moest hij nieuwe stof ontlenen voor zijn prediking.

De profeten spreken vaak beeldend. Ze gebruiken voorbeelden om de zaak duidelijk te maken. Trouwens, dat deed onze hoogste Profeet ook. Hij wees naar de lelies op het veld, naar de mussen op het dak, naar spelende kinderen op een plein.

Zo heeft Jeremia een tijdlang staan kijken naar de pottenbakker in actie. Eigenlijk een kunstenaar, zo'n pottenbakker! Hij vervaardigt gebruiksvoorwerpen uit leem, uit klei. Een kruik of een schaal, of een kom. Daar zijn twee houten schijven voor nodig die met de voet rondgedraaid worden. En al draaiend bewerkt de pottenbakker dan met zijn hand de klomp leem tot het voorwerp dat hij ervan wil maken. Natuurlijk mislukt dat weleens. Dan krijgt de pottenbakker dat ding maar niet in vorm. Een misbaksel...

Toen Jeremia bij de pottenbakker op bezoek was lukte het de vakman ook niet zo goed. Misschien wel doordat hij op zijn handen werd gekeken... Op een gegeven moment nam hij het leem van de schijf af en begon opnieuw. Anders werd het immers toch niets? Onbruikbaar en dan ook onverkoopbaar.

Nu gaat de Heere Jeremia onderwijs geven. Niet alleen dat Hij de grote Pottenbakker is Die met het leem kan doen wat Hij wil. Zó komt het beeld vaker voor in de bijbel. God verkiest en verwerpt en Hij is aan niemand verantwoording schuldig.

Maar hier krijgt de vergelijking nog een andere spits. Volk van Juda, zegt de Heere, je bent als leem in mijn handen en Ik ben nu al zolang bezig iets van je te maken. Een heilig volk, een volk waarop ik trots kan zijn. Het werk van Mijn handen dat Ik aan iedereen kan laten zien. Maar het is iedere keer weer mislukt. En dat is niet Mijn schuld, dat ligt aan het materiaal. Dat komt doordat juUie zo weerbarstig bent. En nu doe Ik precies als die pottenbakker. Ik begin elke keer opnieuw, in de hoop dat er nog eens iets goeds van komt. Maar dan moet er wèl iets veranderen. Dan moet er bekering komen!

En wat zegt het volk dan? Dan doen we tóch niet! We zullen naar onze gedachten wandelen. We blijven gewoon doen waar we zin in hebben.

En Jeremia dan? Ach, dat is toch een eenling. Alle priesters en alle profeten denken er anders over. Zou hij het dan alléén weten?

Dat herkennen we in onze samenleving! Niet wat de Heer e in Zijn Woord zegt is het criterium, maar wat de meerderheid van het volk vindt. De kerk is immers een minderheid? En de autoriteiten, de politici en de wetenschappers denken er allemaal anders over.

Die profeet mag dan wel een andere mening hebben, als hij die maar voor zichzelf houdt. Als hij het maar niet hardop zegt! En als hij zijn mond niet kan houden, dan zullen we genoodzaakt zijn maatregelen tegen hem te nemen.

Zo wordt er in Jeruzalem een samenzwering beraamd tegen Jeremia. Die lastige profeet moet weg. Hij is een gevaar voor de samenleving. Hij brengt alleen maar onrust en verwarring.

Het is het oude, beproefde middel. Als het niet lukt ons de boodschap van het lijf te houden, dan moet de boodschapper weg. Wanneer Amos het gericht aankondigt over het koningshuis van Israël, dan zegt de priester Amazia: Jij moet hier weg, zie maar dat je die boodschap in Juda kwijt raakt, maar niet hier...! En als Paulus voor zijn rechters staat, dan zeggen zijn beschuldigers: , , we hebben deze man bevonden te zijn een pest, en één die oproer verwekt..." Dat is nu de praktijk van de hooggeroemde verdraagzaamheid...

2. Wat met dit gebed gepaard gaat

Nee, Jeremia krijgt geen driftbui. Hij wordt ook niet gedreven door wraakgevoelens. Het zou toch ondenkbaar zijn zo'n gebed te bidden: Heer e, die mensen hebben mij zoveel verdriet gedaan, wilt U ze daarvoor straffen? Wie zoiets bidt moet wel diepgezonken zijn.

Nee, Jeremia's gebed is ernstig en overwogen. In heilige verontwaardiging over de goddeloosheid van zijn volksgenoten roept hij de Heere te hulp. Door de actie van zijn vijanden zijn z'n ogen opengegaan. Voorheen nam hij het nogal eens voor zijn volk op. Dan sprong hij bij de Heere voor dat volk in de bres. Maar de Heere heeft al éénen andermaal gezegd dat de maat vol is. Jeremia heeft zelfs een verbod gekregen om nog voor dit volk te bidden. En nu gaat de profeet inzien: de Heere heeft gelijk gehad. Nu staat hij aan Gods kant.

Dit gebed komt niet voort uit persoonlijke rancune. Nee, het gaat om de Naam van de Heere. Daarom beroept Jeremia zich ook op het recht van de Heere. Niet op Zijn almacht. Hij vraagt niet om de vijanden zo even met één armzwaai van de aardbodem weg te vegen. Hij beroept zich op Gods rechtvaardigheid die het onrecht niet kan verdragen.

Die aanslag, die de vijanden wilden plegen op Jeremia is een aanslag op de Heere Zelf. De belediging van de knecht is een belediging van de Meester. Trouwens, bekijk het diplomatieke wereldje maar. Er is geen enkele regering die het over z'n kant laat gaan wanneer een ambassadeur beledigd wordt. Dat is een vijandige daad jegens de regering van het land. Zou de Koning der koningen dan passief kunnen blijven wanneer Zijn gezanten beledigd worden, of wanneer er zelfs een aanslag op hun leven wordt beraamd?

Daar komt nog bij, dat Jeremia het Woord van zijn God gesproken heeft en het volk z'n zonde aangewezen, en het oordeel aangekondigd, maar hij heeft dat niet koud en onbewogen gedaan. Hij heeft er geen leedvermaak over gehad. Integendeel, hij was er tot in het diepst van zijn ziel bedroefd om, dat het volk willens en wetens z'n ondergang tegemoet ging.

Maar al die goede bedoelingen hebben ze niet willen zien. Ze hebben hem kwaad voor goed vergolden. En nu het dan allemaal tevergeefs is geweest, nu het allemaal niets geholpen heeft, nu doet de profeet een beroep op Gods recht. Dat gaat voor hem boven het welzijn van zijn volk. En dat doet hem roepen om vergelding. Maak geen verzoening over hun ongerechtigheid en delg hun zonde niet uit.

Het is opvallend dat Jeremia twee keer zegt: voor Uw aangezicht. De Heere heeft alles gehoord en gezien. Alsof hij wil zeggen: U ziet het toch, en U weet het toch? Het gaat niet om mij, het gaat om Uzelf. Het kan toch niet zo zijn dat de zondaren ongestraft hun weg gaan? Reken af met Uw vijanden, opdat Uw recht zal triomferen.

Jeremia gaat hier tot het uiterste. Zijn gebed kunnen we niet zomaar meebidden of nabidden. We hebben het behoud van onze medemens te zoeken, niet zijn ondergang. Te bidden dat de Heere de zonde vergeeft, ook van de allergrootste zondaar.

Maar dit gebed van Jeremia dringt ons wel tot zelfonderzoek. Want eenmaal wordt het verhoord. Dan zal Gods gericht gaan over allen die het Evangelie ongehoorzaam zijn gebleven.

Dat is tegelijk de troost voor allen die hier gebukt gaan onder de smaad en de spot van hun omgeving. De dag van de afrekening komt. En dan zal hun zaak - zegt onze Geloofsbelijdenis - die nu als ketters en goddeloos veroordeeld wordt, blijken de zaak van de Zoon van God te zijn.

3. Wat boven dit gebed uitgaat

Nee, geen tegenstelling tussen de oude en de nieuwe bedéling. Niet in het Oude Testament een God van wraak en in het Nieuwe Testament een God van liefde. Maar één verschil is er wel. Jeremia stond nog vóór Golgotha, wij staan erachter. En wanneer daar het verschrikkelijke kruis wordt opgericht en als de spijkers door de handen en de voeten van Christus gaan, dan bidt Hij niet: Vader, laat vuur van de hemel dalen en hen allen verteren. Nee, dan bidt Hij: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

Zó bad Hij, Die Zelf gezegd heeft dat Hij niet gekomen was om mensenzielen te verderven, maar te behouden.

En wie het mag nabidden kan dat alleen met het gezicht op Hem. Want een tijdje later wordt Zijn dienstknecht Stéfanus bedolven onder een regen van stenen en hij bidt: Heere, reken hun deze zonde niet toe.

En later zit Paulus in de gevangenis en dan schrijft hij aan Timótheüs, dat al zijn vrienden hem in de steek gelaten hebben, en hij voegt eraan toe: het worde hun niet toegerekend.

Dat was geen edelmoedigheid! Dat hadden ze rechtstreeks van de Heere Jezus geleerd: hebt uw vijanden lief, en vergeldt niemand kwaad voor kwaad.

Mag de gemeente op aarde dan niet bidden om recht en gerechtigheid? Jawel, maar dat de dag van de vergelding nog niet is aangebroken, is een bewijs van Gods lankmoedigheid. Er moeten nog mensen toegebracht worden. Van vijanden moeten nog vrienden gemaakt worden. Daarom is de maat nog niet vol.

Maar in de hemel wordt wel voortdurend gebeden om de voltrekking van het gericht. Daar roepen de zielen onder het altaar: hoe lang, o Heilige en Waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van hen die op de aarde wonen? Maar Johannes heeft op Patmos ook het antwoord gehoord: ze moeten nog een tijdje wachten, tot ook hun mededienstknechten en hun broeders zullen vervuld zijn.

En dan komt het. Onze God zal komen, zegt de profeet, met de vergelding Gods, en Hij zal u verlossen. En allen die hier aan de kant van de Heere kwamen te staan zullen ermee instemmen: De zondaars zullen van de aarde verdaan worden en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof de Heere, mijn ziel!

W.v.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1997

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Een verschrikkelijk gebed

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1997

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's