Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het vasten (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het vasten (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

P A S T O R A A L

Een veranderende visie

I n de twee vorige bijdragen kwamen ons wat gegevens over het vastengebruik in het Oude en Nieuwe Testament onder ogen. Ook zagen we hoe Christus Zelf met het vasten omging. In dit artikel letten we op de plaats die het vasten zo geleidelijk aan is gaan innemen binnen het godsdienstige Jodendom. Het blijkt dat al in de tijd van het Oude Testament een zorgelijke ontwikkeling valt te constateren die zich tot in de nieuwtestamentische tijd heeft voortgezet.

Evenals voor andere godsdienstige instellingen geldt namelijk ook voor het vasten dat het in de handen van de mens die het houdt op eigen vroomheid, van karakter verandert, een andere richting krijgt. Altijd is de eigengerechtigde mens erop uit om op zich Bijbels verantwoorde zaken een plaats te geven in een stuk zelfhandhaving voor God. Want dat is toch de achterliggende bedoeling van al z'n pogen om met werken iets voor God te presteren: het handhaven van zichzelf. Onherroepelijk leidt dit verkeerde gebruik tot een veruitwendiging van de godsdienst. Innerlijke verootmoediging maakt plaats voor uiterlijk vertoon.

We komen deze andere visie op het vasten overigens al vroeg tegen in Israels godsdienstige leven: al in de tijd van de beide grote Schriftprofeten Jesaja en Jeremia. Het vasten verwordt in hun dagen tot een middel waarmee de , , vrome" mens invloed op God wil uitoefenen, tot iets waarmee hij voor God wat denkt te kunnen zijn. Tegelijkertijd meent hij de zonden aan de hand te mogen houden. We komen daar straks nog op terug.

Na Ezra zet deze ontwikkeling zich verder voort. Het Jodendom is hoe langer hoe meer verstrikt geraakt in zelfbedrog.

Vasten als vrome prestatie

Na de ballingschap is het vasten onder het Joodse volk zo ingeburgerd en belangrijk geworden, dat voor buitenstaanders het vasten een specifiek kenmerk van het Joodzijn was. Voor het hele volk waren er de algemene vastendagen. Maar er waren ook ijverige , , vromen", zoals de Farizeeën, die vrijwillig elke week twee vaste vastendagen onderhielden: de maandag en de donderdag. De Farizeeër uit de gelijkenis beroemt zich er bijvoorbeeld op dat hij tweemaal per week vrijwillig vast (Luk. 18 : 12). De discipelen van Johannes de Doper zullen deze beide wekelijkse vastendagen ook hebben onderhouden, hun motieven waren ongetwijfeld andere dan die van de Farizeeën.

Het vasten gebeurde meestal met veel uiterlijk vertoon. De mensen moesten immers zien dat de , , vrome" zo'n bijzondere godsdienstige prestatie leverde!

Bij allerlei gelegenheden werd er gevast. Geloften bijvoorbeeld werden door vasten bekrachtigd, het gebed werd erdoor begeleid, berouw en boete bracht men door vasten tot uitdrukking. Al meer won de gedachte veld, dat vasten een bijzonder verdienstelijk werk voor God is. God Zelf zou het vasten hebben geschapen. In een oud Joods geschrift heet het dat vasten , , zonden vergeeft, ziekte heelt, geesten uitdrijft en kracht heeft tot de troon van God toe". Vasten vervangt de offers zo zeiden de rabbijnen. Vasten werd zelfs hoger gewaardeerd dan het geven van aalmoezen, omdat vasten met het lichaam gebeurt, niet met geld. Bidders werd dringend aangeraden om te vasten en zo verhoring van het gebed te verkrijgen: , , wie bidt en geen verhoring vindt, moet vasten". Of ook: , , wie de zak aanlegt en vast, die legt hem niet van zich af, zonder dat hem het door hem gebedene is geworden". Vasten maakte je tot een hei- Hge. Zo werd langzamerhand het vasten doel in zichzelf. Het was niet langer een middel om de ziel voor God te verootmoedigen en het gebed te ondersteunen. Soms dreef men het vasten zo ver door, dat men er lichamelijk totaal van verzwakte en niet of haast niet meer tot enig werk in staat was.

Ook het huidige godsdienstige Jodendom houdt het vasten in hoge ere. Men kent twee soorten vastendagen: , , hele"- en , , halve"vastendagen. Er zijn twee , , hele "-vastendagen. Dan vast men van zonsondergang tot zonsondergang, een zogenaamde hele halachische dag. Deze vastendagen zijn 9 Av (een dag die valt in onze maand augustus en wil herinneren aan de verwoesting van de eerste en de tweede tempel) en de Jom Kippoer of Grote Verzoendag. Op , , halve"vastendagen vast men van een half uur voor zonsopgang tot aan het moment dat de zon is ondergegaan. Naast vier verpHchte , , halve"-vastendagen onderhouden velen nog vrijwillig andere , , halve "-vastendagen.

De huidige Joodse vastenpraktijk beoogt zelfonderzoek met als doel terugkeer naar de weg van de Tora, de Wet (J. den Hartogh. De joodse weg, een inleiding in de godsdienst van het jodendom, 1993, blz. 54).

Een bijbels protest

Er waren gelukkig ook stemmen die zeiden dat het vasten nutteloos is, als het niet gepaard gaat met een werkelijk loslaten van de zonden. Helaas zijn ze maar door weinigen echt gehoord en begrepen. Indrukwekkend khnkt zo'n waarschuwende stem in Jesaja 58.

In dit hoofdstuk moet Jesaja luid Gods ongenoegen over de schijnvroomheid in Jesaja's dagen uitroepen. Het ongeestelijk gedoe van Jesaja's tijdgenoten, met name zoals dat tot uiting kwam in het vasten, wordt door de profeet scherp aan de kaak gesteld. O ja, uiterlijk leek het heel wat, dat vasten van de Joden. Ze lieten hun hoofd hangen als een , , bies", ze hadden de , , zak" (rouwkleed) aan en zo lagen ze neer in de as. Ze zaten dus letterlijk in zak en as. En in hun dwaasheid meenden zij dat dit nu het ware vasten was: zichzelf , , kastijden" met allerlei uiterlijk vertoon.

Intussen kon er bij hun vasten heel wat door. Zelf vastte men wel, maar het personeel liet men hard werken. En onder het vasten wist men ook nog gauw wat zaakjes af te doen. Bij de heilige samenkomsten kwam het zelfs tot openlijke ruzie en twist en ging men met elkaar op de vuist. En dan nog denken, dat zulk vasten de Heere zou behagen, dan nog vragen waarom de Heere niets van Zich het horen op hun vasten!

Het is te begrijpen dat de Heere van zulk vasten in het geheel niet wil weten. Tot de tijdgenoten van Jesaja zegt Hij: , , Zoudt gij dat een vasten heten, en een dag den HEE­ RE aangenaam? Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden van het juk, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en alle juk verscheurt? Is het niet, dat gij de hongerige uw brood mededeelt, en de armen, verdrevenen in huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt? " (vss. 5b-7). Laat dus die hele vertoning van uw vasten maar na en doe in plaats daarvan gerechtigheid en barmhartigheid. Want alleen hem die gerechtigheid en barmhartigheid doet, gaat het hcht op als de dageraad, die vindt genezing en mag zich verheugen in een wandelen met zijn God, die ziet zich omringd met Gods weldadigheid.

Veruitwendiging van de godsdienst is ook de reden dat God in de dagen van de profeet Jeremia geen gehoor heeft willen geven aan het vasten en de talrijke offers waarmee het volk hoopte Gods gericht over hun goddeloze wandel te kunnen afwenden (Jer. 14 : 12). Ook in de tijd van de profeet Zacharia, blijkt het boven gesignaleerde misbruik van het vasten nog volop te bestaan. We horen bij deze profeet dan ook soortgelijke tonen als in Jesaja 58 (vgl. Zach. 7 : 5—10; 8 : 16—17).

De profeten hebben in het algemeen voor dovemansoren gesproken, zo begrepen we. Maar weinigen van het volk hebben het vasten beoefend op een wijze die past bij het rechte dienen van God, dat een dienen in geest en waarheid is. Ook de Heere Jezus had in Zijn dagen te maken met een ernstige scheefgroei van de vastenpraktijk. Daartegen richt Hij Zich heel nadrukkelijk in Mattheüs 6 : 16—18. Wie vast als de schijnvromen heeft zijn loon weg. Bij mensen mag je dan met zulk vasten eer inleggen, bij God legt het geen enkele gewicht in de schaal. Zulk vasten is Hem zelfs een gruwel, want het is geen teken van rouw over de zonden of ondersteuning van het gebed tot God, maar slechts ijdele vertoning. De schijnvrome speelt een rol. Hij heeft z'n gezicht met as en vuil onkenbaar gemaakt. Hij speelt toneel in de hoop God te misleiden. Zijn vroomheid is niet meer dan geveinsde vroomheid.

Nee, een dergelijk vasten behaagt God echt niet. Hij wil geen vasten waarbij alles maar buitenkant werk is. Het echte vasten dient een zaak van vreugde en blijdschap zijn voor Gods volk (Zach. 8 : 19). Het komt daarbij aan op de goede innerlijke gezindheid bij het vasten (vgl. ook Joel 2 : 13). Doe het maar binnenshuis, onzichtbaar voor de mensen, met een ootmoedig hart en in berouw over je zonden. De mensen hoeven heus niet aan je te merken dat je vast. Doe het dus met een gewassen gezicht en gezalfd (geurig) hoofd, zegt Christus. Als alleen God het ziet, is het voldoende. En dan kan het vasten echt nuttig zijn om je te oefenen in de praktijk van de godzahgheid. E. P.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Over het vasten (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's