Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Geest als onderpand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geest als onderpand

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Die bet onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs van Zijn heerlijkheid". (Efeze 1: 14)

A llen, die oprecht in Christus geloven - zo zagen we de vorige maal - worden door Christus 'verzegeld' met de HeiUge Geest, waarbij het woord 'verzegelen' zoveel betekende als: van een eigendomsmerk voorzien. Zoals boeken- Uefhebbers een 'ex libris' in hun nieuwste aanwinst plakken, zo voorziet Christus Zijn gelovigen ook van een eigendomsmerk en dat eigendomsmerk is Zijn Geest. Paulus hield het de Efezen voor: 'In Welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de HeiUge Geest der belofte' (1 : 13). De Geest van Pinksteren is de gelovigen echter niet alleen gegeven tot een 'zegel', maar ook tot 'onderpand'.

Een eerste aanbetaling

Paulus schrijft: 'Die het onderpand is van onze erfenis'! Het Griekse grondwoord stamt uit de economische sfeer. Nader bepaald: uit de handelswereld. Het kan ook vertaald worden met: handgeld. Of nog wat aansprekender met: eerste aanbetahng. U kunt hier denken aan wat er gebeurt, als iemand een huis koopt. Tekent hij het definitieve koopcontract, dan doet hij tegehjk een eerste aanbetaling, die dient als onderpand, als waarborg voor het feit, dat hij straks de volle koopsom op tafel zal leggen. Welnu, op soortgelijke wijze schenkt Christus Zijn gelovigen Zijn Geest tot een 'onderpand'. De inwoning van Gods Geest in hun binnenste is een waarborg, een garantie dat hun straks de eeuwige erfenis wis en zeker zal geworden.

Al eerder zagen we: Gods kinderen ontvangen uit de doorboorde hand van Christus rijke schatten. Wie gelooft, ontvangt vergeving van zonden, verzoening met God, vrijspraak van schuld en straf, de aanneming tot kind, de vernieuwing van het leven enz. Maar ook: de inwoning van de Geest. Stuk voor stuk onvoorstelbare zegeningen. En gaat het over de inwonende Geest, dan worden ook daar in de Schrift rijke dingen van gezegd. Hij is de Geest van het kindschap. De Geest, Die verzekert van het eeuwige leven. Die temidden van moeite en strijd nochtans het 'Abba, Vader' onüokt aan ons hart. Ja, het is de Geest, Die met onze Geest getuigt, dat we kinderen Gods zijn (vgl. Rom 8 : 14-16). Echter, hoe groot en hoe rijk dit alles ook is, het is - zo benadrukt Paulus hier aan de Efezen - toch nog maar een eerste begin. Een 'eerste aanbetaling'. Want het voUe heil, de volle 'erfenis' wacht nog.

'Die het onderpand is van onze erfenis'! In de gave van Zijn Geest doet Christus er Zijn gelovigen dus niet alleen verzekering van, dat ze Zijn eigendom zijn. Door Hem gekocht en door Hem geëigend. Maar ook, dat ze straks in het bezft gesteld zullen worden van het volle heil. Zeker, nu zijn ze nog op de aarde. Nu staan ze nog midden in de strijd. Nu zijn ze nog aan allerlei moeite, gebrek en tegenkanting onderworpen. Maar geen nood! Straks komt het volmaakte. Straks mogen ze de eeuwige 'erfenis' binnengaan. Dan wordt alles, wat nu nog ten dele is afgelegd. Dan geen zonde meer. Geen ongeloof meer Geen verkeerde verlangens meer. Geen strijd meer. Geen verzoekingen meer Geen duistere wolken meer. Geen afdwaUngen meer Geen inzinkingen meer Maar altijd in Gods tegenwoordigheid, in Zijn gemeenschap en Zijn dienst. Delend in Zijn volle liefde.

Bovendien, de 'erfenis', die Gods kinderen wacht, bestaat niet alleen in persoonlijk heil. Nee, het omvat ook de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid wonen zal. Het is het herstelde Paradijs. Het is die machtige toekomst, waar Paulus al eerder over schreef, waarin alles weer één zal zijn in Christus (1 : 10). Eén in het bezield zijn met Zijn Geest. Eén in het dienen, hefhebben en eren van de Vader. Die toekomst, waarin alles zich weer 'tot des Heeren glorie zal paren'. Het valt nauwelijks onder woorden te brengen. Elders schrijft Paulus: het is 'hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen niet is opgeklommen, maar wat God bereid heeft voor dien, die Hem hefhebben' (1 Kor. 2:9).

Nochtans, van die 'erfenis' is de inwonende Geest nu een 'onderpand'. Een eerste aanbetahng. Hij is het voorschot, dat God Zijn kinderen reeds heeft gegeven en waarin voor hen de waarborg ligt, dat hen dit grote en heerhjke heil wis en zeker zal geworden. Maakt het u jaloers? Vervult het u met heimwee? Belijdt u: 'Hier strekt zich al mijn lust en hefde heen'? Daar zult u het herscheppende werk van God altijd weer aan herkennen. Uw leven wordt op God gericht. Op de eer van God. Op Zijn Naam. Op Zijn wil. Op Zijn toekomst. Alles wat ten dele is, al het gebrokene, gebrekkige en zondige verdriet u en smart u. En u begeert van heler harte Hem in voünaaktheid te kennen. Hem zonder enig tekort of gebrek te dienen, hef te hebben en te prijzen! Het is de Geest, Die het onderpand is van onze erfenis, Die hiertoe het verlangen wekt en u doet bidden: 'Uw Koninkrijk koom' toch, o Heer".

De verkregen verlossing

Ook als inwonende Geest is Gods Geest dus helemaal gericht op de volkomen verlossing van Gods kinderen. Paulus schrijft: 'Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregen verlossing'! De apostel hanteert hier een wat ingewikkeld woordgebruik. LetterUjk staat er: 'tot verlossing van het verkregene'. Dat kan twee dingen betekenen. Allereerst kan het 'verkregene' slaan op de erfenis, die de gelovigen wacht. Dan betekent het, dat de Geest ons tot een onderpand is gegeven met het oog op de 'volle genieting van de verlossing, die Christus voor ons verworven heeft' (Kanttekeningen S.V). Kortom, dan staat weer de erfenis centraal. Het grote heil, dat Christus' Kerk wacht. De toekomst, die God weggelegd heeft voor allen, die Hem vrezen. Gods Geest bereidt daarop voor en bereidt daarop toe.

Het 'verkregene' kan echter ook slaan op de gelovigen zelf. Zij zijn immers door Christus gekocht. Door Hem geworven. Door Hem 'verkregen'. Als Paulus te Miléte is en hij de ouder- Ungen van Efeze bij zich ontbiedt, bindt hij hen op het hart om 'de gemeente Gods te weiden, welke Hij Zich verkregen heeft door Zijn eigen bloed' (Hand. 20 : 28). Terwijl Petrus in zijn eerste zendbrief getuigt, dat Gods gemeente is: 'een heihg volk, een verkregen volk' (1 Petr. 2 : 9). Calvijn kiest dan ook voor deze laatste uiüeg en steh dat het gaat om de verlossing van Gods 'verkregen' volk. Het 'verkregene', zo schrijft hij, 'duidt niet op het rijk der hemelen, of op de zaüge onsterfehjkheid, maar op de gemeente zelf'.

Hoe we echter ook exegetiseren, in beide gevallen ligt het accent opnieuw op het feit, dat de volle erfenis voor Gods kinderen nog uitstaat. Het volle 'genieten' wacht nog. De volle verlossing van hen, die Christus Zich 'verkregen' heeft door Zijn eigen bloed staat nog uit. Of, zoals Paulus het in de Romeinenbrief onder woorden brengt: 'ook wij zelf, die de eerstehngen des Geestes hebben, wij ook zelf, zeg ik, zuchten in onszelf, verwachtende de aanneming tot kinderen, namehjk de verlossing van ons hchaam' (Rom. 8 : 23). En op nog weer een andere plaats: 'Want ook wij, die in deze tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; aangezien wij niet ontkleed, maar overkleed willen worden, opdat het sterfehjke van het leven verslonden worde'. Om dan vervolgens weer precies dezelfde üjn te trekken als hier in de Efezebrief: 'Die ons nu hiertoe bereid heeft is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft' (2 Kor 5 : 4-5). In ieder geval is duidehjk: zolang Christus' Kerk op aarde is, is en bhjft ze strijdende Kerk. Kerk onder het kruis. Kerk temidden van velerlei beproeving en aanvechting. Niet voor niets sprak Christus: 'In de wereld zult ge verdrukking hebben'. Er is strijd van binnen en van buiten. Satan, wereld en eigen vlees houden niet op ons aan te vechten. En temidden van dat alles ondervinden we telkens weer: ik ben zwak. Ik kan in eigen kracht onmogehjk dat driekoppige monster weerstaan. De dichter zegt: 'Wij zijn toch zwak, zijn sterkt' is grool/ dus zijn w' elk ogenbhk in nood'! En het is dan ook geen wonder, dat het hart bij tijd en wijle bezet wordt met de bange vrees, dat de volle erfenis ons alsnog zal ontgaan.

En toch: dat is onmogehjk. Want zo waarachtig als Christus als de grote Erflater gestorven is, zo waarachtig zullen ook de erfgenamen m de volle erfenis delen. Gode zij dank, de dingen Uggen niet vast in mij, maar in God. In de verkiezing door de Vader. In de verlossing door de Zoon. En in de verzegehng met de Heihge Geest. En die Geest is tegehjk het onderpand, de waarborg, het reeds uitbetaalde voorschot van de eeuwige erfenis, die straks dankzij de dood van Christus tenvolle aan Zijn gelovigen zal worden uitgekeerd.

Een lofprijzing als slotakl^oord

Met VS. 14 eindigt de openingszin van de Efezebrief. Een lange zin. Een zin, die maar hefst 12 verzen omvat (vs. 3-14). Maar wel een zin, die één groot loflied is op het rijke verlossingswerk van de drieënige God. Daar besluit Paulus dan ook het gedeelte mee, waarin hij over de betekenis van de Geest als zegel en als onderpand heeft gesproken. Het is alles 'tot prijs van Zijn heerlijkheid'! Een uitdrukking, die zoals iemand schreef, inderdaad 'als een gouden draad' door heel dit gedeelte heenloopt. Ze klonk het eerst in VS. 6, waar Paulus schreef, dat het aangenomen worden tot Gods kind was 'tot prijs der heerlijkheid van Zijn genade'. Ze klonk ook in VS. 12, waar de apostel beklemtoonde, dat verkiezing en verlossirig dit ene ten doel hadden, 'dat wij zouden zijn tot prijs van Zijn heerlijkheid'! En nu komt ze aan het eind nog weer een keer terug.

Het is alsof de apostel wil zeggen: hier gaat het om. Hier loop aÜes op uit. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Nu en straks en tot in eeuwigheid. Zeker, eenmaal vervulde deze lof hemel en aarde, maar door onze opstand en afval kwam er een droevig einde aan. In en door Christus wordt Gods eer echter weer hersteld. Dankzij Hem en Zijn Geest wordt het 'Ere zij God' toch weer vernomen. Zeker, nu nog in gebroken klanken. Nu nog vermengd met tal van valse tonen en bijgeluiden. Maar straks - o heerhjk perspectief - zal aUes wat adem heeft, weer de Heere loven! 'Daarom moeten alle godzahge tongen vaardig zijn om Zijn lof te vertellen en hun oren open zijn om Zijn lof gaarne te horen' (Calvijn). Het grote einddoel van al Gods werken is: 'Soh Deo Gloria'!

L.W.Ch.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De Geest als onderpand

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's