Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verdrongen van haar ereplaats (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verdrongen van haar ereplaats (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE GESCHIEDENIS VAN ONS BLAD

We hebben de vorige keer wat weergegeven van de gedachten van dr H. Visscher over wat hij noemde de 'confessionele idee van de volkskerk'. Hij achtte die gedachte in strijd met de feiten.

Hij verweet de confessionelen dat ze de lessen van de geschiedenis niet verstonden, maar vasthielden aan illusies en dromen. De volkskerkidee leidt, naar zijn overtuiging hoe langer hoe meer tot ontkerkehjking van het volk enerzijds en tot uitwerping van alle besUste elementen anderzijds. Het was voor Visscher de vraag of de confessionelen de kerk als openbaring van Christus niet verwarden met de roeping van de kerk om aan alle creaturen het EvangeUe te verkondigen. Onder de titel 'Waarheid of fictie' (januari 1907) gaat hij breed in op de kwestie van de volkskerk. Hij ziet er zelfs rooms zuurdesem in. Hoe dan ook, het woord volkskerk kwam in het woordenboek van de vaderen niet voor. Hun doel was dat de kerk in dit land in al haar openbaringen, kerk van Christus zou zijn.

Diaconaat

Visscher staaft zijn betoog met een voorbeeld uit de kerkehjke praktijk in Delft, waar hij stond van 1896 - 1901. Hij zegt dat als er al een gebied was, waaruit kon bUjken dat de kerk volkskerk pretendeerde te zijn, dat wel op het terrein van de armenzorg was. Die armenzorg bood de gelegenheid de vleugels breed uit te slaan. Hier gold (en geldt): doet wel aan alle mensen. Waar de volkskerk zich uitstrekt tot heel het volk, probeert zij de hele armenzorg naar zich toe te halen. Toen de kerk volkskerk geworden was, heeft zij dat ook gedaan. De diaconie gold als de 'pubüeke instelling van weldadigheid'. Het zou dan ook te verwachten zijn, wanneer de gereformeerden van het kruis van de druk en de vervolging werden verlost, men zich direct op dat standpunt had geplaatst. Om met betrekking tot de armen volkskerk te wezen was niet zo moeihjk. Was het dan ook werkehjk de bedoeling geweest van onze vaderen de Gereformeerde kerk tot volkskerk te maken, had het op haar weg gelegen de pubheke armenzorg aan zich te trekken.

Nu was de positie van de Gereformeerde kerk voordat de vrijheid werd verkregen niet vast. Nu eens kwam er verademing, dan weer drukte loodzwaar de last van de vervolging. Vooral toen Alva onbeperkt zijn hand kon leggen op hen die tot de 'nieuwe reÜgie' waren overgegaan. Dat was in Delft eind juli 1572. Toen het kruis was afgewenteld kon de gemeente op de gedenkwaardige y augustus van dat jaar het zuivere Evangelie van Gods vrije genade beluisteren.

En wat gebeurde er toen? De gemeente, dezelfde die zich eerst onder druk en vervolging had ontwikkeld, ging zich organiseren. Zij deed dat om allereerst aan haar plaatsehjke roeping te kunnen voldoen. Zij deed dat op zo'n manier dat er van al de latere afhankehjkheid van de overheid niet alleen niets bleek, maar dat zij van die afhankehjkheid niets moest hebben. Men verklaarde zich vrij tegenover de magistraat. Bovendien sprak men uit dat van de voordrachten betreffende de kerkehjke ambten mededeUng gedaan zou worden op het stadhuis. Dat deed zij niet omdat ze dat verplicht was, maar uft beleefdheid tegenover de overheid.

Tot die organisatie behoorde ook de oprichting van het college van diakenen. Voordat de kerk tot vrijheid kwam was de diakonie ook al aanwezig. Want zelfs in de dagen van de zwaarste druk was er de hefde van Christus in de barmhartigheid, die aan armen werd bewezen. Toen de kerk vrij was en zich in het pubheke leven kon openbaren, kwam daarmee ook de diakonie voor de dag.

Samensmelting

In de eerste dienst die er werd gehouden (op 3 augustus 1572) werd er dan ook gecollecteerd voor de armen. En toen vervolgens de officiële insteUing van de diakonie plaats vond, werd er een voorschrift verstrekt betreffende de uitdehng van de gaven. De gaven die werden ingezameld en ontvangen mochten de diakenen 'privatieve en alleen uytkeeren aen de Ledenmaten van de nieuwe Gereformeerde Godtsdienst'. Nu Ujkt dit bij eerste oogopslag vanzelfsprekend. Maar, zegt Visscher, bhjkt hieruft niet dat die nieuwe Gereformeerde kerk er zich helder van bewust was, niet alleen dat zij geen volkskerk was, maar dat zij ook de pretentie niet had het te willen zijn. Zij kende haar hoge en dure roeping dat zij een kerk was in het volksleven, maar zij was geen kerk die het volk als geheel omsloot. Die nauwkeurige beperking van de taak van de diakonie wees uit, dat zij scherp onderscheidde in het volk. Dat spreekt nog meer, omdat er in Delft nog een andere armenverzorging was, die een pubhek karakter droeg en zich dus wel tot alle armen uitstrekte zonder onderscheid van gezindte. Er waren nameUjk in de stad de zogenaamde 'Heilige Geest goederen', rijke bezittingen die in beheer waren bij de zogenaamde HeiUge Geest meesters. Hun taak was steun te bieden aan allerlei mensen die behoeftig waren. Nog in 1597 - ondanks allerlei ontwikkelingen - was er een gescheiden armenzorg. De diakonie van de Gereformeerde kerk had haar taak in het verzorgen van uitsluitend de kerkelijke armen. Er waren andere insteUingen, die een veel breder arbeidsveld bestreken.

En wat ziet men nu vervolgens gebeuren? Langzaam maar zeker naarmate de kerk tot aanzien komt, steeds breder schare in zich opneemt en zich tot volkskerk heeft laten verworden, smelt de kerkelijke armenzorg met die pubUeke armenzorg samen. Dat gebeurde niet in één keer, maar gaandeweg. Het komt in I6l4 tot een besluit van de magistraat dat de diakonie wordt gecombineerd met de publieke armenzorg. De opbrengst van de collecten in de kerk worden geteld onder toezicht van 'Charitaatmeesters' en vervolgens in een gemeenschappehjke kas gestort. Daaruit wordt dan onder gemeenschappeUjke verantwoordelijkheid deze taakstelling geformuleerd: 'De Meesters van de Charitaten en Diaconen te samen bedienen en bezorgen zoowel de armen van andere gezindheden, als die Lidmaten van de Kerke zijn zonder onderscheydt'.

Uit deze ontwikkeüngen trekt Visscher de volgende conclusies. In de eerste plaats zag de Gereformeerde kerk in die begintijd, ook in haar zorg voor de armen niet als volkskerk. Zij zag zich als een kerk die het erom te doen was de merktekenen van de kerk van Christus te dragen midden in het volksleven. Vervolgens kan de conclusie getrokken worden dat zij gaandeweg, naar de mate haar publieke eer toenam langzaam volkskerk is geworden. In de derde plaats is duideUjk dat toen zij eenmaal volkskerk was, ook in haar diaconale taak de grenzen zag verflauwen.

Innerlijke verslapping

Met dit alles is duidehjk dat de Gereformeerde kerk er in die begintijd niet aan dacht volkskerk te zijn. Zij is dat geworden onder invloed van de poHtieke ontwikkeüngen. Zij is volkskerk geworden niet krachtens haar wezen, niet omdat zij dit zelf begeerde, maar ondanks zichzelf. Vanwege innerUjke verslapping en pohtiek overwicht. Contra de confessionelen merkt Visscher op: 'De volkskerk theorie gegrond in de mildheden der Vaderen inzake den Doop is waarhjk niet anders dan een uitvlucht om het pleiten voor een kerkelijk leven zooals de reformatorische tijd het nooit gekend heeft, nog een orthodoxe tint te geven'. Volgens Visscher is het niet anders dan een vijgeblad om de naaktheid van onze ellende te dekken, een vijgeblad dat wegvalt bij het Hcht van de leer en de geschiedenis van de kerk. Visscher wilde met dit sprekend voorbeeld uit het kerkeUjk leven aantonen, dat de Gereformeerde kerk niet als volkskerk is opgetreden. Zij is dat geworden in de loop van de eerste 40 jaar na 1572. En dat was niet in het minst onder de invloed van de regenten pohtiek. Hij merkt dan op dat 'haar hooge eer werd de oorzaak van haar val'.

Wanneer dan de confessionele dr Kromsigt de stelling poneert dat de vaderen wilden 'een be- Ujdende volkskerk d.w.z. een belijdende kerk, die zoveel mogehjk heel het volk omvatte' is Visscher het daar dus niet mee eens. Hij zegt dat hij nog verder gaat dan Kromsigt en dat hij een kerk begeert, die zoveel mogeUjk alle mensen op de wereld omvat. Daarom is hij voor alles wat het EvangeUe bekend kan maken.

Visscher gaat voorbij (2 februari 1907) aan het feit dat men van confessionele zijde hem en zijn medestanders de radikalen noemt, die een eigenwilhge godsdienst drijven en in Farizeïsme dreigen te verlopen. Hij betreurt slechts dat met de door de confessionelen aangehangen gedachte velen verleid worden om feiteUjk de doorwerking van de christeÜjke beginselen onder ons volk tegen te staan. De historisch ontwikkeling staat niet stil om de dromerijen van mensen of om het koesteren van illusies. Er zijn voorbeelden in de geschiedenis waaruit büjkt dat zelfmisleiding tot de ondergang voerde. Het is zaak de lessen van de geschiedenis te verstaan, te letten op de tekenen der tijden. Opdat ook wij onszelf niet misleiden. We zeggen het Visscher na: Illusies kunnen alleen leiden tot de uiteindelijke ondergang van de Hervormde kerk.

K.t.K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Verdrongen van haar ereplaats (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 augustus 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's