Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bileam (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bileam (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSE FIGUREN

Numeri 22-24

Bileam, de zoon van Zipper. Een wat raadselachtige figuur. Een waas van geheimzinnigheid omgeeft hem. Hoewel niet minder dan drie hoofdstukken van het boek Numeri aan hem gewijd worden, wordt het beeld van deze man niet geheel helder. Niet op alle vragen die hij oproept, is een afdoend antwoord te geven.

Hij woonde in Pethor „aan de rivier", d.w.z. aan de bovenloop van de Eufraat, iets ten Noord- Oosten van Aleppo, niet ver van de huidige grens tussen Syrië en Tïirkije. In het Oude Testament heet dit land Paddan-Aram (Genesis 28:2, 5, 7). Hier kwamen Rebekka, Lea en Rachel vandaan. Ook Abraham was vandaar naar Palestina gekomen, samen met Lot. Ligt in deze afkomst uit het land van Bethuël en Laban misschien de verklaring, dat Bileam, hoewel hij een niet-Israëhet was, iets van de God van Israël afwist? Aan de ene kant staat hij voor ons als een profeet van de Heere. Zelfs spreekt hij van: „de Heere mijn God" (Num. 22:18). Hij kan en wil aan het Woord van God niet ongehoorzaam zijn (Num. 22, 13, 18; 23 : 8, 26). Maar aan de andere kant doet zijn optreden denken aan de heidense voorspellers, wat hij ook inderdaad was. Hij doet zich voor als een dienstknecht van God, maar is een slaaf van de zonde en een handlanger van de duivel. Bileam was „waarzegger" (Num. 22 : 7; 23 : 23; Jozua 13 : 22). „Waarzeggen" was in Israël verbonden (Deut. 18 : 10; 1 Sam. 15 : 23; 28 : 8). Deuteronomium 18 vers 10: „onder u zal niet gevonden worden... die met waarzeggingen omgaat..."

Bileam had als waarzegger bÜjkbaar naam gemaakt. Het is daarom, dat Balak, de koning van de Moabieten een afvaardiging naar hem zendt. Hij deed dit, omdat hij vreesde, dat het leger van Israël zijn land zou aanvallen. Nadat het volk Israël de woestijnreis achter de rug had, ging de verovering van het Oost-Jordaanland beginnen. Het ging langs het gebied van de Moabieten en de Amorieten. De Amorieten onder hun koning Sihon werden verslagen, evenals Og de koning van Basan. En nu was, zo te zien, de beurt aan Moab. Dit nu vervulde Balak van Moab met grote zorg en hij vreesde zeer. Hij was er zich terdege van bewust, dat zijn miUtaire kracht ver achter stond bij die van Israël. Ook was het tot hem doorgedrongen, dat achter dat joodse leger een hogere macht moest zitten. Israël had blijkbaar een machtig God achter zich. Neen... met enige kans op succes de strijd met Israël aanbinden was uitgesloten. Zelfs met het intussen aangegane verbond met de Midianieten, zou dat niet mogehjk zijn. Balak moet naar andere middelen uitzien om Israël machteloos te maken. BovennatuurUjke middelen. Krachtspreuken en bezweringen, waardoor op Israël een vloek zou komen te hggen en het zal worden verlamd. De heidenen meenden, dat, als een bepaald persoon met meer dan gewone macht begaafd was en een vloek uitsprak, dat die vloek een verdervende uitwerking had. Balak zocht een tovenaar, een waarzegger en meende die gevonden te hebben in Bileam van Pethor.

Zo arriveren op zekere dag de afgevaardigden uit Moab bij Bileam. Ze nodigen hem namens hun koning uit: „Kom toch, vervloek mij dit volk van Israël, want het is machtiger dan ik." Bileam heeft er wel oren naar. Vooral omdat deze vorsten uit Moab geschenken bij zich hebben. Wellicht is er nog meer aan te verdienen. Hij begint met tegenover zijn bezoekers de schijn aan te nemen, dat hij de God van Israël kent. Naar diens woord, dat hij verwacht in de droom, zal hij handelen. Bileam is sluw. Als hij had erkend de Heere niet te kennen, zouden de vorsten hebben ingezien, dat Bileam hen niet kon helpen. Want naar hun inzicht moest men een god kennen d.i. macht over hem hebben en door offers er toe brengen op het volk dat hem vereerde, een vloek te leggen.

Inderdaad verschijnt de Heere aan Bileam. Hij verbiedt hem zowel naar Balak te gaan als om Israël te vloeken. Tot de vorsten zegt hij alleen, dat hij niet mee mag gaan naar Moab. Dat hij Israël niet mag vervloeken verzwijgt hij. De gezanten gaan terug naar hun koning. Deze laat het er niet bij zitten. Weer stuurt hij afgezanten, meer in getal en groter van aanzien. Ook heeft Balak het waarzeggersloon verhoogd. Hij zal Bileam: „hoog vereren". „Zo komt toch, " vragen zij uit naam van Balak, „en vervloekt mij dit volk." Het brengt Bileam in verwarring. Hij wil het wel, maar hij durft niet. „Wanneer Balak mij zijn huis vol zilver en goud gave, zo vermocht ik niet het bevel des Heeren, mijns Gods, te overtreden." Toch wil hij er nog een nachtje over slapen. In hem strijden hebzucht en vrees. Weer verschijnt God aan hem in de nacht. Bileam krijgt nu toestemming met de vorsten mee te gaan naar koning Balak. Als hij dan zo graag wil, dan gaat hij maar. Maar hij mag niet anders spreken dan wat de Heere hem te spreken zal geven. Dat had hem genoeg moeten zijn om niet te gaan. Hij zadelt evenwel zijn ezeUn en gaat met de vorsten mee. Van Pethor in Mesopotamië naar Moab was een lange reis. Ook een moeihjke reis: met Gods toelating, tegen Gods wil. Bileam gaat op een eigen gekozen weg.

„God de Heere laat Bileam eindelijk toe, dat hij met de gezanten van Balak gaan zal; niet dat het Hem aangenaam was geÜjkbhjkt VS. 22, maar om de boosheid van Bileam des te meer te ontdekken en zijn heerhjkheid erin te openbaren, dat Hij Bileam gedwongen heeft het volk te zegenen hetwelk deze voorgenomen had te vloeken" (kant. S.V.).

„Omdat hij ging" („te weten met zulk een voornemen om het volk Gods te vloeken" (kantt.) ontbrandde de toom van God tegen hem.

De Heere zendt Zijn Engel die met een zwaard in de hand tot driemaal toe Bileam de weg verspert. Maar deze ziet de Engel niet. „Bileam, de ziener nog wel, heeft voor de onzienUjke dingen slechte ogen; die ogen zijn bedorven door de glans van het goud, dat hij Uefheeft" (Straatsma). Wat Bileam niet ziet, ziet de ezehn wel. Zij wijkt steeds uit. Maar de derde maal zijn ze in een enge bergpas en is ontwijken niet meer mogehjk. De ezelin gaat door de knieën. Bileam geeft aan zijn toenemende woede uiting, door voor de derde keer zijn rijdier er met een stok van langs te geven. En dan staat er: „De Heere nu opende de mond van de ezehn, die tot Bileam zeide: „Wat heb ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal geslagen hebt"? " Daar is de sprekende ezehn! Een voor besproken wonder Voor het ongeloof niet te verteren. Omogehjk. Ezels kunnen hoogstens balken, spreken zeker niet. Maar het geloof behjdt, dat geen ding bij God onmogehjk is. Hij is de Almachtige. Als Hij dit nodig keurt, kan Hij een dier in menseUjke taal laten spreken. Het is ons genoeg, dat er nadrukkehjk staat: „De Heere nu opende de mond der ezehn" (Num. 22 : 28-30; 2 Petrus 2:16). Iemand met een groot gevoel voor humor heeft in dit verband opgemerkt: „de geschiedenis van de mensheid is vol van sprekende ezels." Nu ziet ook Bileam de Engel met het zwaard. Hij verontschuldigt zich en komt zelfs tot een oppervlakkige betuiging te hebben „gezondigd". De Engel zegt, dat Bileam met de mannen moet meegaan, maar alleen dat zal zeggen, wat de Heere hem vóór zegt.

(wordt vervolgd)

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Bileam (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1998

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's