Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Simson (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Simson (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelse figuren

(Richteren 13-16)

e Filistijnen namen wraak door Simons exvrouw en haar vader te verbranden. Daarop doodde Simson nog meer Filistijnen en hield zich schuil bij zijn broeders in Juda in de grote Etam. Simson had van zijn volksgenoten weinig steun. Toen de FiUstijnen de schuilplaats van Simson hadden ontdekt en zich tegen Juda legerden, was men maar al te zeer bereid de „onderduiker" aan hen uit te leveren. Alle moed bhjkt bij hen te zijn verdwenen. Zijn broeders binden hem en leveren hem uit. Maar juist dan grijpt de Geest Simson aan. Zonder enige moeite verbreekt hij de banden die hem bonden. Het waren twee nieuwe touwen, maar: „De touwen die aan zijn armen waren, werden als hnnen draden, die van het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen" (15 : 14). Heel alleen verslaat hij 1.000 Fiüstijnen. Met welk wapen? Met een verdroogde ezelskaak die hij ergens zag liggen. Dat gebeurde te Ramath-Lechi. „Kakebeen-Hoogte" (15 : 15). Na deze grote slag zong de held zijn zegezang.

In de StatenvertaÜng luidt dit hed: „Met een ezelskinnebakken, een hoop; twee hopen; met een ezelskinnebakken heb ik duizend man geslagen."

De Nieuwe Vertahng heeft: „Met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig; met een ezelskaak duizend man."

Dan krijgt Simson hevige dorst, maar er is nergens water. Het maakt de sterke man klein. Na zijn nogal „ik"-gerichte zegezang, erkent hij nu biddend: „Gij_ hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven, zou ik dan nu van dorst moeten sterven? " Ook dit gebed om verlossing uit persoonUjke nood verhoort de Heere: „Toen kloofde God de holle plaats die in Lechi is, en er ging water uit van dezelve, en hij dronk" (15:18, 19). Verkwikt door deze koele dronk, noemde hij deze bron: „Aanroepers-Fontein".

In de kracht van het geloof is Simson sterk. Maar in zijn zonden is hij zwak. In het begin van Richteren l6 vinden we hem in Gaza, de belangrijkste stad van de Fiüstijnen. Hij bezoekt een pubheke vrouw. Daarin zondigde hij. Door de vijand opgemerkt worden de poorten van Gaza gesloten om hem te vangen en te doden. Maar Simson vatte de deuren van de stadspoort met de posten, trok ze met grendels en al uit de grond, en droeg ze naar de top van de berg tegenover Hebron (l6 : 3). Zo wist hij te ontsnappen.

Dan komt opnieuw een Fihstijnse schone in het leven van Simson. Het is Dehla (= „verraadster"). Ze woont aan de beek Sorek. Het is een sluwe, gewetenloze vrouw. Ze zal zijn ondergang bewerken. De poorten van Gaza kon hij uit hun hengsels hchten, maar door de argUstigheid van deze goddeloze vrouw, verried hij haar het geheim van zijn kracht. De Heere week van hem en hij viel in de macht van zijn vijanden. Tot driemaal toe weet hij zijn geheim tegenover haar te bewaren. Maar eindehjk bezweek hij voor haar aanhoudend aandringen. Daarmee verwierp Simson de eer van zijn Nazireërschap en gaf het Godsgeheim over aan een zedeloze heidin. Daar vallen zijn haarlokken één voor één. Daar Ugt de sterke held machteloos aan de voeten van Dehla, die hem voor 5.500 zilverhngen (ƒ 8.000, -) verkoopt en uitlevert aan de Fiüstijnen. Men bidt de eens zo sterke, maar nu machteloze Simson, met koperen ketenen. De ogen bünd gestoken, moet hij in de gevangenis een zware molensteen draaiende houden. Slavenwerk. „Toen Simson Gods zachte juk van zich afschudde, kwamen er de koperen ketenen van de vijand; de ketenen, die hem steeds zouden doen herinneren aan zijn ongerechtigheden." Langs een diepe weg van lijden en vernedering heeft Simson zich voor God verootmoedigd. Zijn vertrouwen op God kwam terug. Zijn haar groeide weer aan. Niemand scheen het in de gaten te hebben. Op zekere dag vieren de Fihstijnen feest. In de machtige tempel van Dagon viert men de overwinning op de vijand. Fihstijnse vorsten zijn er en vele genodigden. Totaal 3.000 personen. Men zingt en juicht ter ere van Dagon. Als het feest een chmax bereikt, laat men Simson komen. Aan de hand van een jongeman strompelt hij de afgodstempel binnen. Hij moet voor hen spelen. Spelen ter ere van hun god. Maar al spelend, wordt het besef weer levend dat hij Nazireër van God is. Hij kan toch niet zingen ter ere van een afgod! Niet Dagon, maar de enige en eeuwige God van Israël, is zijn God!

Hij vraagt aan de hem begeleidende jongen te mogen rusten tegen de pilaren waarop de afgodstempel rustte (16 : 26). Toen klom uit zijn ziel van tussen de kolommen het gebed op: „Heere, HEERE! gedenk toch mijner, en sterk mij toch alleenlijk ditmaal, o God, dat ik mij met ene wraak voor mijn twee ogen aan de Filistijnen wreke" (I6: 28). Simson omklemt de pilaren en tegelijk met de armen van het geloof de Heere zijn God. Nog één gebed, nog één wraak, nog één machtige greep. Daar buigen en kraken en breken de twee middelste pilaren en terwijl Simson uitroept: „Mijn ziel sterve met de Fihstijnen", stort de tempel van Dagon krakend ineen. Ze werd tot een ruïne... een monument ter ere van de God van Israël. Mét Simson sterven de duizenden Fihstijnen. Door te sterven heeft hij meer voor zijn volk gedaan dan in heel zijn leven: „En de doden, die hij in zijn sterven gedood heeft, waren meer, dan die hij in zijn leven gedood heeft" (16:30b). Door zijn famihe wordt het hjk van Simson vanonder het puin vandaan gehaald. Ze: „Begroeven hem tussen Zora en tussen Estaol in het graf van zijn vader Manóach. Hij nu had Israël gericht, twintig jaar" (I6 : 31).

Simson was „begonnen" Israël te verlossen. Door de arbeid van dit „zonnekind", gaat in Israël weer wat hcht gloren. Het is alsof de gestorven reus het murw geslagen volk mobiUseert. Samuel zal straks aan de Fihstijnen een verpletterende nederlaag toebrengen (1 Samuel 7).

De naam van Simson komt voor in de rij van geloofshelden (Hebr. 11). Dat wekt welhcht verwondering, als we horen van zijn leven. Want dat leven wordt met donkere tinten getekend. Het was een gebroken, veelzins zondig leven. Maar tevens bhjkt in dat leven hoe de onoverwinnehjke genade van de Heere hem gebruikt, hem inschakeft en hem de weg van het geloof doet gaan. Dat geloof kwam daarin uit, dat het uit zwakheid kracht heeft gekregen (Hebr 11 : 34). Juist de vele zonden van de ambtsdrager Simson roepen om Christus. Ondanks alles, mag de vreemde figuur van Simson in zijn ambt een zwak afschijnsel zijn van Hem, Die niet alleen „begon" Israël te verlossen, maar de verlossing van Zijn kerk voleindigen zal in Zijn grote toekomst.

Ridderkerk

H. Hartman

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Simson (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's