Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het eerste profetisch gesprek van Maleachi

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eerste profetisch gesprek van Maleachi

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik heb ulieden liefgehad... Waarin hebt Ge ons liefgehad? " Maleachi 1:2-6

Wanneer het laatste Oudtestamentische Bijbelboek nu eens begon met het woord van God „Ik haat u, zegt de Heere", zou dat dan maar niet al te goed te begrijpen zijn? Hebben we het er niet naar gemaakt dat de Heere niets meer van ons hebben moet en niets meer van ons weten wil? Kunnen we ook maar een reden bedenken waarom God gedwongen zou zijn van mensen te houden? Maar wat een wonder is het dat de inzet van de profetie van Maleachi zo geheel anders is. Nu vangt deze aan met „Ik heb u hef (gehad), zegt de Heere." Over de hefde van God gaat het eerste profetische gesprek van Maleachi met zijn hoorders.

1. De heerlijke verklaring van Gods liefde

Terstond wordt de Zender van de profeet Maleachi sprekende ingevoerd en Hij is het Die Zijn liefde verklaart en betuigt aan Israël. Het werkwoord staat in de voltooid tegenwoordige tijd en dat betekent dat de afronding van een handehng wordt weergegeven die uitloopt op een resultaat of toestand die nog voortduurt. Men zou dus ook kunnen vertalen „Ik heb u hef'. God heeft dus hefgehad maar Zijn hefde is er nog steeds. Maar beter is het ook de lezing van de Statenvertahng aan te houden, omdat deze ook de verleden tijd omvat. God had al veel langer dan nu hef. Eens is die hefde begonnen, maar deze bestaat nog altijd. Het werkwoord „ahab" is het meest gewone woord voor „hefliebben, hefde betonen". Dat kan betrekking hebben op de hefde van een man voor een vrouw, maar ook op die van een vader of van een moeder voor een zoon, of op die tussen vrienden, zelfs op die van een slaaf tot zijn meester. Wel 32 keer in het Oude Testament wordt dit woord gebezigd ter aanduiding van de hefde van de Heere. En deze geldt hier Israël, zo uitgedund en desolaat als het is. Die hefde kan door Israël niet worden opgewekt, dat kon ook in het verleden niet. Mozes getuigde er reeds in zijn afscheidsrede, zie Deuteronoraium 7, van dat Israël „het weinigste volk" was van alle volken. En de hefde van God is soeverein en onvoorwaarhjk, een niet te begrijpen wonder! Voor Gods hefde bestaat er geen enkele grond die gelegen is in het voorwerp van die hefde. Die vrije, soevereine hefde valt eigenhjk samen met Gods verkie- zing. Daarvan kan men eigenlijk niet spreken alleen maar zingen. Dan geldt terecht „alle roem is uitgesloten..." Die liefde geldt hen die, menselijkerwijze gesproken, alle reden hebben om voor God totaal moedeloos te zijn. Maar de Heere betuigt van hen nog steeds te houden. God en Israël hebben wat, neen, alles met elkaar dankzij de God van Israël.

Beluisterden wij ooit uit Gods mond die heerüjke Üefdesverklaring? Neen, wij zijn niet Israël, de verhouding hgt anders. Maar nog steeds is die God van Israël op zoek naar mensen, naar het verlorene, naar wat Hem toebehoort maar zich van Hem heeft afgekeerd. Maar deze God van Israël is de Vader van alle barmhartigheid in Zijn Zoon Die Hij zond en Die ook vrijwiUig kwam met de boodschap „in de wereld te zijn gekomen om zondaren zaMg te maken." Hij voldeed aan Gods recht om eerüjke, soevereine en vrije hefde te openbaren voor mensen, die in zich niets zijn. Zaüg om, ontdekt aan zonde en schuld, God te mogen toevallen in Zijn heihg recht en in de Heere Jezus Gods liefde te zien opvlammen en uitstralen jegens goddeloze en zondige mensen die Zijn haat en oordeel hebben verdiend.

2. De ernstige twijfel ààn Gods liefde

In de profetie van Maleachi valt op hoe persoonUjk en direct gericht hij spreekt tot het volk. Hij gaat als gezondene van de Heere gesprekken met hen aan, soms heel confronterend. Het valt op dat in deze tijd vooral de jongeren daarvan gediend zijn. Geen omhaal van woorden maar zeg maar meteen waar het op staat en wat u bedoelt. Bij alle zorg over de jeugd van de gemeente en van de kerk is er ook een verblijdende openheid en eerUjkheid en soms ontroerende betrokkenheid. Op de verklaring van God volgt tegenspraak: „maar gij zegt...!" Vol ongeloof kijken de Joden de profeet aan en verbaasd, wellicht geprikkeld vragen zij „Waarin hebt Ge ons liefgehad? " Waaruit moet die hefde Gods dan blijken? Waarin heeft God dat dan bewezen? Zeker, de te- rugkeer uit Babel kwam als een Godswonder. En zeker, de tempel werd herbouwd, de stad Jeruzalem verrees uit de puinhopen en dat waren tekenen van Gods ontferming. Maar de vijandeüjke overheersing bleef, Israël is geen vrij volk. Misoogsten en allerlei andere tegenspoeden werden hun deel. Zijn dat dan bewijzen van Gods hefde. Dat Ujkt er toch eenvoudig niet op en naar.

Walter Luethi verhaalt van de ontmoeting met een stervende die zei „ik geloof niet meer in God. Ik heb in mijn leven zoveel verdrietige dingen als sterfgevallen en oneerhjke behandehngen van vromen meegemaakt dat voor mij een hefhebbende God niet meer bestaat." Zouden velen van ons niet dergelijke voorvallen kunnen verhalen? en hebben velen onder ons niet gezins- of familieleden zien afhaken van de kerk, van de Bijbel, ja zelfs... van God omdat de werkeHjkheid leek te vloeken met de boodschap dat God hefde is en liefheeft? Misschien twijfelt u zelf er wel aan of de hefhebbende God echt bestaat. Een mensenkind kan zo geknakt en gekneusd zijn door allerlei wederwaardigheden die werden meegemaakt dat ongeloof en verzet de boodschap van Gods Uefde omringen en tegenspreken. Maar... zoeken wij Gods hefde niet vaak daar waar deze juist helemaal niet te vinden is? En meten we het spreken en handelen van de Heere vaak niet af naar onze maatstaven die we aanleggen? Het woord van Paulus is wel van toepassing op ons „wie zijt ge o mens, dat ge tegen God antwoordt? " Zijn wij op onze goede plaats voor de Heere? Zijn wij ontvankehjk voor de Uefde Gods? Ernstige twijfel is er bij veel kerkmensen die, hoewel onvemieuwd van hart. Hem toch aanvallen en menen recht van spreken te hebben. Wij zouden willen dat God ons üefhad zoals wij dat wensen. We zouden Hem soms willen voorschrijven, hoe Hij in Zijn Uefde dan moet handelen. We maken een beeld van Gods hefde.

Maar ook onder de ware gelovigen rijst soms twijfel aan Gods Uefde. De Uefde Gods wordt verdacht gemaakt. „God is hard" kunnen zij zeU's denken wanneer een Ueve man of vrouw wordt ontnomen, een kind moest worden afgestaan, een zaak faiUiet ging ondanks alle ijver, ziekte en gebrokenheid van gezondheid en krachten wordt ervaren. En als in de tegenspoed God Zijn aangezicht verbergt is het zo zwaar. De duivel maakt wijs „u moet nodig denken dat God u hefheeft. Zou een vader ooit met een kind zo handelen? Neen, vergeet het maar, ge hebt het u aUemaal ingebeeld." O wat is dat benauwd en benauwend. Hoe hebben psahnisten niet geleden onder duivelse spot en helse hoon „waar is dan die God op Wien gij bouwdet... waarom Heer' vergeet Gij mij...? " Ziedaar, ernstige twijfel aan (de boodschap van) Zijn liefde!

3. De duidelijke verantwoording òver Gods liefde

De twijfel aan Gods Uefde bUjkt niet een uiting van terecht ongeloof te zijn maar van schande- Ujke ondankbaarheid! Uit de geschiedenis onderwijst de Heere door Zijn bode Maleachi Zijn tegensprekend volk. Ezau en Jakob waren broeders. De één had uiterUjk niets op de ander voor. Ezau was zelfs de oudste maar Gods Uefde omvatte Jakob. Ezau werd bij Jakob achtergesteld zonder dat Ezau bij voorbaat uitgesloten was van Gods heil. Dat laatste te beweren is een karikatuur-tekening van Gods handelwijze. De Uefde van God is zo vrij en soeverein dat deze boven het eerstgeboorte-voorrecht uitging. Bovendien bUjkt Zijn Uefde ook uit de omgang met Israël in onderscheid van Edom. En dat volk van Edom moet niet denken „o, wat verwoest is bouwen wij wel weer snel even op." Gods oordeel gaat over dit hoogmoedige volk dat Zijn volk benauwde, uitplunderde bij de verwoesting van Jeruzalem. En ziet nu eens hoe God Israël, dat niet beter was en is dan Edom, in Zijn gunst gedacht. Wat Edom overkwam had ook het nageslacht van Jakob kunnen geschieden. „Maar het oordeel over Edom is de zwartfluwelen achtergrond waarop de hemelse JuweUer Zijn juwelen uitstalt" las ik treffen. En om de eer van Zijn naam en werk gaat het. Daarom zullen ook Maleachi's tijdgenoten bij het zien van de blijvende ondergang van Edom zeggen: „Grootgemaakt zij de Heere van de landpale Israels af." Ja, ook buiten het grondgebied van Israël heerst de God van Israël en dat is Zijn adembenemende grootheid. Is het niet geweldig dat God zover gaat dat Hij over Zijn hefde verantwoording aflegt aan een volk dat meent Zijn hefde nergens te kunnen bespeuren?

Wie iets van die hefde Gods ervaart behjdt „waarom hadt Ge 't op mij gemunt...? " Zoals Israël niet beter was dan Edom dat voorgoed onderging zo zijn wij niet beter dan anderen die God openlijk miskennen en omkomen. Ziet, Eén is afgedaald tot in de helse Godverlatenheid en omhooggeheven aan het kruis Die de volle toorn van God tegen de zonde opving en droeg opdat goddelozen vrede zouden hebben door Hem! En rijst dan de vraag „waarin hebt Ge ons hef' dan is en bUjft dit het antwoord „in die Heere Jezus en in de wegschenking van Hem Die in onze plaats de verwerping droeg die wij verdiend hadden." Is dat geen duidehjke verantwoording over de hefde Gods?

Apeldoorn W. Chr. Hovius

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het eerste profetisch gesprek van Maleachi

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's