Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Loïs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Loïs

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSE FIGUREN

(2 Timotheüs 1:5)

oïs was de grootmoeder van Timotheüs. Misschien komt haar naam u niet zo bekend voor. Dat behoeft u niet te verontrusten, want in heel de Bijbel komt haar naam slechts eenmaal voor. Maar die niet zo bekende oma Loïs, blijkt van grote geestehjke betekenis te zijn geweest, niet alleen voor haar familie, maar zelfs voor het Koninkrijk van God.

Loïs woonde in Lystre, een kleine stad in Klein- Azië. Het was daar, dat de apostel Paulus Timotheüs ontmoette, en in hem een waardevolle medewerker in het zendingswerk zag. We lezen in Handehngen 16:1-5, dat Timotheüs een gelovige moeder had en een Griekse d.i. een heidense vader. Over Loïs wordt met geen woord gerept. BUjkbaar was Loïs een figuur op de achtergrond.

Een onopvallende vrouw, die in stilte haar weg ging. Zulk een bescheidenheid siert een mens. Ze is ook geheel naar de Schrift. Want het hangt in het Koninkrijk van God niet van mensen af. Dan zag het er somber uit. Het gaat niet om mensehjke prestaties, het gaat om de daden van God! De enige plaats in de Heilige Schrift waar de naam Loïs vermeld wordt, vindt men in de Tweede Brief van Paulus aan Timotheüs. In hoofdstuk 1 vers 5 van deze brief lezen we, dat Paulus: „in gedachtenis brengt het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunice, en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont." Wie met aandacht deze woorden leest en op zich laat inwerken, merkt dat Paulus hier een verband legt. Dat hij als het ware drie generaties met elkaar verbindt: Loïs... Eunice... Timotheüs. En dat zowel hchamelijk als geesteUjk. In natuurhjke zin is er de bloedverwantschap: Timotheüs uit Eunice en Eunice uit Loïs. In geestehjke zin: het geloof dat in Loïs woonde, woonde ook in Eunice, en de apostel is verzekerd, dat het ook in Timotheüs woont. Iemand heeft die band vergeleken met een „geestelijke keten, waarvan de schakels in elkaar grijpen." Of, om het met dezelfde schrijver nog anders te zeggen: „De verwantschap des geestes, dekt de verwantschap in het bloed" (A. Kuyper). In wat Paulus aan Timotheüs schrijft, ügt de duidehjke aanwijzing, dat de Heere Zijn genade verheerhjkt in de hjn van de geslachten. Dat Hij is de God van het Verbond. De Heere God had Zijn kinderen ook uit elke willekeurige familie kunnen doen geboren worden. Hij had in Zijn genade, hier en daar een mens uit de massa kunnen trekken om hem of haar te verkiezen tot het eeuwige leven. En soms gebeurt dat ook wel. De Heere brengt in Zijn vrijmacht ook wel mensen tot het geloof, die met God en Zijn gebod niet rekenen. Die een uitgesproken goddeloos leven leiden. Dan trekt God krachtdadig. Hij „arresteert" die mens. Dan kan verteld worden van het overrompelende van Gods ingrijpen. Van een „weg", die de Heere met hen hield, vaak zeer uitzonderlijk. Soms worden hun ervaringen door middel van een „bekeringsgeschiedenis" naar buiten gebracht. Maar zulk een ingrijpende bekering bhjft uitzondering. De regel is, dat God verkiest in de hjn van de geslachten. God is een God van orde, niet van wülekeur. Op het erf van het Verbond geboren worden; door de Heüige Doop ingehjfd worden in het Verbond der genade, het is een niet genoeg te waarderen voorrecht. Als we gedoopt worden is er de belofte: „'t Verbond met Abraham Zijn vrind, Bevesügt Hij van kind tot kind."

Er is een heihge band in de geslachten van ouders op kinderen en grootouders op kleinkinderen. Over het algemeen hebben of hadden gelovige kinderen ook gelovige ouders. Neen... Loïs had niet aan Eunice en Eunice had niet aan Timotheüs het geloof ingeplant. Niemand kan een ander het geloof geven. Het geloof komt niet van de ouders of van de grootouders, het komt van de Heilige Geest. En God maakt daarbij gebruik van het Woord. Waarbij bedacht dient te worden, dat de Heere middellijk werkt. Hij gebruikt mensen in Zijn dienst. Door middel van zijn grootmoeder en moeder, had de Heere Timotheüs tot het ongeveinsd geloof gebracht en toebereid om mededienstknecht van Christus te zijn. En daar was ook in dft geval het Woord bij betrokken. Beide vrouwen hadden hun zoon en kleinzoon reeds van zijn jeugd af aan in de Schriften onderwezen. Daar wijst Paulus op in 2 Timotheüs 3 : 15: „en dat gij van kinds af de Heihge Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof hetwelk in Christus Jezus is."

U heeft gehjk: het geloof is geen erfgoed. Hoeden we ons voor Verbondsautomatisme. Alsof inzijn in het Genadeverbond zonder meer de zahgheid garandeert. Zo van: ik ben gedoopt, ik deed behjdenis van het geloof, ik ga aan het Avondmaal, ben actiefin het kerkenwerk... het zit wel goed. Halleluja! Het gaat om een persoonlijke geloofsbeleving. Christus moet door het geloof mijn persoonüjke Borg en Zahgmaker zijn. Dat gaat niet zonder kennis van onze zonden. Dat gaat niet zonder strijd. Dat betekent afbraak van alle eigengerechtigheid om alleen over te houden de gerechtigheid van de algenoegzame Heere en Heiland. Inderdaad: geloof is een gave van God. Maar ook: ongeloof wordt de mens als schuld aangerekend.

Oma Loïs was een gelovige vrouw. En haar geloof was „ongeveinsd" d.i. ongehuicheld, oprecht. Het was echt. Het hart was er bij betrokken. Wat echt en waar is, maakt indruk. Terwijl een geveinsd geloof, waarbij er wel over gesproken, maar niet naar gehandeld wordt, weerzin wekt. Daar kijken kinderen dwars doorheen. Zou het niet mede door gehuicheld geloof van de ouders zijn, dat zoveel jongeren kerk en godsdienst de rug hebben toegekeerd? Er is zoveel onecht geloof. Dat geloof heet, maar het niet is. De atheïst Friedrich Nietzsche heeft eens tegen zulk een „christen" gezegd: „ik heb niet tegen u, dat gij een christen zijt, maar dat ge het niet zijt." Het geloof van Loïs was ongeveinsd, het was echt. En dat heeft door Gods genade mogen bijdragen aan het geloof van Timotheüs. Van dat ongeveinsd geloof wordt verder gezegd, dat het in Loïs woonde. Het was niet vluchtig aanwezig om straks weer te verdwijnen, neen het woonde in haar. Het beheerste heel haar doen en laten. Het woonde in haar. Het zat niet aan de buitenkant, het zat van binnen. Het was een innerUjke beleving van wat de Heere in Christus voor een verloren zondaar wil zijn: een God van genade en ontferming. Het heeft Paulus ongetwijfeld zeer bemoedigd, dat het geloof, dat in Timotheüs woonde, ook gewoond heeft in het hart van zijn grootmoeder en moeder.

De gescliiedenis van Loïs leert, dat ouders en grootouders in de opvoeding van groot belang kunnen zijn. De Heere heeft Loïs willen gebruiken in de geestehjke vorming van haar kleinzoon. Met haar dochter Eunice mocht ze dienstbaar zijn aan het Koninkrijk van God. Voor oma's en opa's hgt hier een schone taak. Ook als uw kinderen het ouderüjk huis verheten om zelf een gezin te stichten, zijt ge niet van hen af. God geeft u ook een taak tegenover uw kleinkinderen. Dat geldt zeker in een tijd van geestehjke inzinking, waarin zoveel jongeren afhaakten en dreigen af te haken. Laten grootouders toch niet volstaan met hun kleinkinderen op allerlei manier te verwennen. Grootmoeders, volsta niet met hen vol te stoppen met allerlei snoep, maar geef hen ook geesteUjk wat mee. ledere gelovige grootmoeder en grootvader zal moeten erkennen in de opvoeding van de kinderen en in de zorg voor de kleinkinderen, tekort te zijn geschoten. We hadden vaak meer hun tijdehjke belangen op het oog, dan hun geestehjke. Het ook ook zijn, dat het niet meer mogehjk is met kinderen of kleinkinderen, over God en Zijn dienst te spreken. Bidt dan voor hen. Pleit bij de Heere op Zijn Genadeverbond. Nog doet Hij wonderen van genade.

„God laat mijn kinderen niet alleen bewaar ze voor de boze dingen der wereld, die hen zo omringen. Sla Uw armen om hen heen. O God, rukt U ze uit het vuur. En laat ze hier dan niet verdwalen, wil bij de oogst hen binnenhalen als graan, en bergen in Uw schuur." Mies Vreugdenhil

Ridderkerk

H. Hartman

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Loïs

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1999

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's