Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In Christus een nieuw schepsel (4, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In Christus een nieuw schepsel (4, slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

Kohlbrugge over de oude en de nieuwe mens

Door het geloof alleen

'Beziet men Gods gemeente in zichzelf, dan is zij lehjk, jammerhjk en geheel verwerpeüjk. Maar beziet men haar in gemeenschap met Christus, dan staat zij er geheel anders voor Want waar Hij komt, brengt Hij alle goederen van de hemel mee.' Met die woorden van Kohlbrugge kunnen we zijn rechtvaardigingsleer samenvatten. Ze is rechtvaardiging van goddelozen. Wij worden rechtvaardig voor God gerekend door de toerekening van de gerechtigheid van Christus.

Alsof wij zelf voor al onze zonden betaald hadden. Bij de heiliging staat het er niet anders voor. Kohlbrugge zegt: 'Alle heiüging, aUe goede werken, alle waarachtige deugd moet van boven komen. Ik kan ze niet teweeg brengen, maar dit alles is er. Het is er bij mijn Heere en Heiland Christus. Het is alles besloten in dit ene: in het geloof.' In zijn catechismusverklaring vat Kohlbrugge het nog eens samen: 'Ik ben christen in deze zin, dat ik door het gelóóf ben, wat ik ben; omdat ik door het geloof deel heb aan de zalving van Christus, de zalving van de HeiMge Geest.'

Rechtvaardiging en heiliging

Rechtvaardiging én heiüging zijn voor Kohlbrugge beide geloofsstukken. Noch de rechtvaardiging, noch de heiüging is ons werk. Beide keren staat Christus, onze Heere en Zaügmaker, in het middelpunt. Hij is immers gegeven tot rechtvaardigheid én heiügmaking (1 Korinthe 1:30). Zonder Christus is er geen rechtvaardiging - geen vergeving van onze schuld - maar zonder Christus is er ook geen heiüging. Er is immers maar Eén nieuwe Mens. Alleen Christus heeft Gods wet ten volle gehouden. Wij zijn en büjven in onszelf zondaren. 'Wij hebben genade nodig. Wij zondigen van dag tot dag. Er kan geen sprake van verdienste zijn. Vandaag en gisteren hebben wij gezondigd en morgen zullen wij opnieuw zondigen. Wij leven enkel en alleen van genade.' We horen ook hier Kohlbrugge's 'ontdekking' doorkÜnken: ik ben vleseüjk, verkocht onder de zonde. We hebben gezien dat Paulus in de tegenwoordige tijd spreekt. Dus ook na ontvangen genade zijn en büjven wij zondaren. Daarom kan de heiüging van het leven voor Kohlbrugge nooit betekenen dat wij onszelf voor God gaan 'bewijzen'. Kohlbrugge laat geen ruimte voor een heiüging los van de rechtvaardiging. Alsof de wedergeboren mens in zichzelf tot het goede in staat is. Kohlbrugge waarschuwt tegen een wettische heiügingsleer, waar wij op eigen kracht de wet van God moeten vervullen. Een waarschuwing, die nog altijd actueel is, gezien allerlei evangeüsche tendensen die ook onder ons invloed hebben. Ook vandaag doet de gedachte opgeld, dat als we het stuk van de eUende achter ons hebben en door de verlossing zijn heengegaan, we vervolgens in het sUik van de dankbaarheid zelf de handen uit de mouwen moeten steken. Die gedachte wordt door Kohlbrugge radicaal van de hand gewezen. Dat zijn met recht 'heiügingskrukken', waarmee we onszeü op de been proberen te houden. Of: waarmee we opnieuw overeind proberen te komen. Kohlbrugge zegt: 'De ware dankbaarheid bestaat niet in de waan, dat wij met onze werken en met onze levenshouding Gods weldaden zouden kunnen vergelden. Nee, de ware dankbaarheid is het gedenken van Gods weldaden aan ons bewezen van der jeugd af, van het ogenbük af, dat Hij ons formeerde in de moederschoot tot op deze dag.' Ware heiüging wordt gevonden in het schuilen achter het bloed van Christus. In het geloof dat onze oude mens met Christus gekruisigd is.

In één van zijn brieven schrijft Kohlbrugge: 'Onze rechtvaardigmaking bestaat in de vrije vergeving van al onze zonden, op grond van een eeuwig geldend recht; en als de appel van de oude stam is afgeslagen en wij zo verbroken zijn, dat wij geen zucht of traan meer hebben tot onze zaügheid, zo zal de heUigmaking onze lust en ons leven zijn. Maar wij zuUen het hóe van onze gehele heiügmaking aan onze grote Koning in handen moeten geven, met de zielszucht: "was mij wel van ongerechtigheid".

Heiliging in de praktijk

De vraag kan zich opdringen, of Kohlbrugge zo niet te beperkt over de heiüging spreekt. Want er wordt in het leven van de gelovigen toch wel iets zichtbaar van het nieuwe leven? Vele keren is Kohlbrugge verweten dat hij de heiüging laat opgaan in de rechtvaardiging. Hij zou niet verder komen dan heiliging als toerekening van de gehoorzaamheid van Christus. De wet zou als leefregel van de dankbaarheid in Kohlbrugge's theologie niet of nauwehjks functioneren. Inderdaad zijn er momenten, dat we die indruk kunnen krijgen. We zullen echter duidehjk voor ogen moeten houden, dat Kohlbrugge nadrukkeUjk waarschuwt tegen een heihging van eigen makelij, waar wij ons voor God moeten gaan bewijzen met onze eigen goede werken. Dat is voor Kohlbrugge bij voorbaat tot mislukken gedoemd, omdat zo'n heihgingsleer geen ernst maakt met het feit dat wij zondaren zijn en blijven.

We zouden Kohlbrugge echter onrecht doen, als we zeggen dat de heihging bij hem opgaat in de rechtvaardiging. In een preek over Galaten 5:24 waarschuwt hij zelfs nadrukkehjk tegen de gedachte dat het nieuwe leven alleen "waarheid in Christus is", alsof het geen gevolgen zou hebben voor de praktijk van het leven. De heihging gaat niet alleen op in de toerekening. Naar aanleiding van Romeinen 6: 3 en 4 schrijft Kohlbrugge: 'De Apostel houdt ons hier waarheden voor, die zeer zeker m de toerekening hggen, evenwel niet in een toerekening, die slechts in de verbeelding zou bestaan of die geheel in de lucht zweeft, maar die zich in de werkehjkheid zal uiten, die in handel en wandel en die zich in de gehele gezindheid van de mens zal openbaren, indien er maar geloof is.' Met andere woorden: door het geloof leven van de vergeving der zonden heeft wel degehjk gevolgen voor onze levenswandel. Aan de vruchten kent men de boom. De wet van God komt ook bij Kohlbrugge terug in het stuk van de dankbaarheid. Wehswaar wijst hij beshst de gedachte van de hand, dat wij zelf in staat zijn om Gods wet te onderhouden. Maar vervolgens predikt hij diezelfde wet als regel voor de dankbaarheid. In de al aangehaalde preek over Galaten 5:24 horen we het Kohlbrugge duidehjk zeggen: 'Wie van Christus is, ontvangt van Hem de zalving. Heeft die zalving geen werking? Immers ja, zij maakt week wat hard is, zij heeft wat verbroken is; zij maakt vriendehjke, vrohjke en moedige mensen; een mens die zich wat laat gezeggen en waar hij het bevel van God hoort, daar buigt hij zich dadehjk. (...) Want wat meent gij, dat Christus het eerst bij de Zijnen doet? Hij richt de wet weer bij hen op, zodat de hef de tot God en tot de naaste - wat de hoofdsom van de geboden Gods is - in hen woont en leeft, zodat zij volstrekt niet meer naar zichzelf vragen, maar alleen naar hetgeen van God en van de naaste is. Zij kennen geen andere wet dan deze die met één woord wordt aangeduid. En dat woord heet hefde.'

Zo leert de Heihge Geest alle gelovigen dat hun oude mens met Christus gekruisigd is, ook al hjken we dagehjks het tegendeel in ons te bevinden. In het leven met Christus komt er vrucht. Kohlbrugge zegt: 'Als u bij het Woord bhjft met ootmoedige smeking en u geheel van uzelf afziet en daarentegen op Christus alleen en zo op de vrije ontferming en hefde des Vaders ziet en u op het Woord verlaat, zo is er de troost van de Heihge Geest wel, ook al denkt u: "ik ben een dorre boom". Ik beveel u aan God, die alleen machtig is u te bevestigen en die u nog nooit gelogen heeft.' Zo is de heihging geen wettische prestatie van de bekeerde mens, maar vrucht van de opvoeding door de Heihge Geest. En dat alles op kosten van Christus. Kent u Hem, die ons van God geschonken is tot rechtvaardigmaking, tot heihgmaking en tot een volkomen verlossing? Nog eenmaal Kohlbrugge: 'Waar zulk een geloof in mij is, zal het mij niet onvruchtbaar laten in goede werken, schoon ik een arme zondaar ben en bhjf en mijzelf al onbekwamer en onheihger bevind. Zie, dat is het zoete en zalige Evangehe, waarop ik leef en sterf.' .

Hollandscheveld

A.J. Kunz

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

In Christus een nieuw schepsel (4, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's