Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is de mens? (3, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is de mens? (3, slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

geestelijk leven

HnM^^HHHP^ A.J. Kuni, notlanascneveia

De plaats van de mens in Psalm 8

Wat is de mens?

Klein en toch groot. Dat is de mens volgens Psalm 8. De vergelijking met God kan hij niet doorstaan. Immers: de mens is niet alleen een adam, maar zelfs een enosj. Broos en nietig. God daarentegen is de almachtige Schepper van hemel en aarde. En toch spreekt David in Psalm 8 ook over de grootheid van de mens. Want God heeft de mens bekleed met koninklijke heerlijkheid. 'Gij hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond. God doet hem heersen over de werken van Uw handen.' In opperste verbazing ziet David op naar de hemel. Als ik Uw hemel aanzie, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren die Gij bereid hebt, wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt en de zoon des mensen dat Gij hem bezoekt? Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen. God heeft de mens op de aarde een ereplaats geschonken.

Wij zien het nog niet...

Nu kwam vorige keer de vraag al aan de orde, wat er te zien is van de heerlijkheid van de mens, zoals Psalm 8 haar beschrijft. Zien we niet eerder het tegendeel? Een wereld, die zucht onder de vloek die onze zondeval heeft teweeg gebracht. Een wereld, waar God buiten wordt gehouden. Wat is er te horen van het loflied, dat volgens Psalm 8 de bestemming van de mens is: o HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde. Als we zien op de misère in deze wereld - en als we de blik naar binnen leerden slaan - dan zijn we geneigd om Psalm 8 te lezen als een psalm van het verloren paradijs. Mooi, maar vandaag te mooi om waar te zijn.

1 Ih Hebreeën 2 wordt Psalm 8 weer aangehaald. 'Want God heeft aan de engelen niet onderworpen de toekomende wereld, van welke wij spreken. Maar iemand heeft ergens betuigd, zeggende: wat is de mens, dat Gij Zijner gedenkt of des mensen zoon, dat Gij hem bezoekt! Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en Gij hebt hem gesteld over de werken van Uw handen; alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.' (Hebreeën 2:5-8) Het lied van de grootheid van de mens komt in Hebreeën 2 terug. Maar nu krijgen we ook een antwoord op de vraag, wat daar vandaag van te zien is. Wij zien nog niet dat alle dingen aan de mens zijn onderworpen, zegt Hebreeën 2. Zo was het wel in de morgen van de schepping. En zo zal het weer zijn op de morgen van de herschepping. Maar nu is het nog verborgen, al richt de Heilige Geest in deze wereld wel de tekenen van Gods koninkrijk op. De volkomen vervulling van Psalm 8 staat nog uit.

Maar wij zien Jezus ...

Verdwijnt Psalm 8 zo niet naar de einder van de eeuwigheid? Kan dit lied vandaag nog wel gezongen worden? Wie kan deze psalm nog zingen, als we zien welke ravage onze zonde in deze wereld heeft aangericht? Wie van ons beantwoordt aan het mensbeeld van Psalm 8? Wij zien nog niet dat alle dingen aan de mens zijn onderworpen, zegt Hebreeën 2. Maar daarmee is de zin niet afgelopen. Het gaat verder: 'Maar wij zien Jezus, met heerlijkheid en eer gekroond. Die een weinig minder dan de engelen geworden is, vanwege het lijden des doods, opdat Gij door de genade Gods voor allen de dood smaken zou.' Ook Psalm 8 is door Christus vervuld. Vanuit Hebreeën 2 valt er nieuwtestamentisch licht over de psalm. Jezus beantwoordt aan het mensbeeld van Psalm 8. Hij, Gods eeuwige Zoon, is mens geworden om zondaren zalig te maken. Om mensenkinderen, die uit zichzelf de hoogte van Psalm 8 niet meer halen, op te heffen uit het stof. Hebreeën 2 wil ons leren om Psalm 8 vanuit Christus te lezen. Psalm 8 verdwijnt niet naar een verre horizon. In de volheid van de tijd heeft God dit lied vervuld.

Gedenken en bezoeken

We hebben gezien, dat 'gedenken' en 'bezoeken' in Psalm 8 kernwoorden zijn. Verbondswoorden, waar Gods hart achter klopt. Die woorden keren terug in de geboortegeschiedenis van de Heere Jezus. Vooral in de lofzangen. God heeft gedacht aan Zijn genade. Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt. Hij heeft Zijn volk bezocht. Bij de kribbe en bij het kruis komt de kernvraag van Psalm 8 weer terug: wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? Als we niet alleen broos zijn, maar ook zondig. Als God ons zo hoog geplaatst heeft: met eer en heerlijkheid gekroond. Maar als we door onze rebellie tegen God in oneer en schande liggen. Vanuit onszelf komen we nooit meer op de hoogte van Psalm 8. Maar heeft u de Psalm al eens gelezen vanuit Christus? Hij is mens geworden. Mens, zoals God het bedoeld heeft. Volmaakt en heilig was Hij. Als er niemand is, die God eert, dan komt Hij: Ik kom om Uw wil te doen, o God! Hij is mens geworden om ons en om onze zaligheid. Om zondaren die zichzelf vernederd hebben, omhoog te halen.

Minder gemaakt - minder geworden

Er is wel een groot verschil tussen Jezus en ons. Wij zijn een weinig minder gemaakt dan de engelen. Maar Christus is een weinig minder dan de engelen geworden. Bij Adam ging de beweging van laag naar hoog. God gaf hem koninklijke heerlijkheid. Al was hij een enosj. Bij Christus gaat het van hoog naar laag. Hij is immers Gods eigen Zoon. Oneindig meer dan de engelen. Maar Hij heeft Zichzelf vernederd door mens te worden. Geen mens als in Psalm 8. Van koninklijke heerlijkheid is geen sprake. Hij heeft de gestalte van een dienstknecht (een slaaf!) aangenomen. De wijzen uit het Oosten zoeken de Koning der Joden in het paleis van Herodes. Ze moeten echter naar de stal. Jaren later staat Hij voor Pilatus. Als een koning. Maar dan wel: als een spotkoning, met een purperen mantel en een doornenkroon en met een rietstok in Zijn hand. Ziet, de Mens! Wie het verstaat, hoort er meer in dan alleen een roep tot medelijden. Ziet, de Mens. In de lijdende Jezus krijgen we te zien wat er van ons mens-zijn en van onze opdracht tot heerschappij geworden is. De scepter is een riet geworden, de kroon een doornenkroon, de mantel een spotkleed. Nee, Psalm 8 is van ons uit onbereikbaar ver weg. Maar dan moeten we terug naar het woord 'minder geworden' in Hebreeën 2. Want Jezus zoekt zondaren op. Koningskinderen, die aan lager wal geraakt zijn. Hij neemt de plaats van zondaren in. Zijn troon is een kruis. Hij voldoet er aan Gods recht. Hij betaalt er de prijs, die staat op het schenden van Gods eer. Hij lijdt tot in de dood. Maar Hij is er niet in gebleven. Want het gaat bij Christus eerst van hoog naar laag. Maar dan gaat het ook van laag naar hoog. Wij zien Jezus, met heerlijkheid en eer gekroond. Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Christus is de Mens van Psalm 8. En in Zijn overwinning neemt Hij al de Zijnen mee. Ze zullen als koningen heersen.

Gods eer

Als we Psalm 8 vanuit Christus lezen, dan zweeft dit lied niet meer boven onze werkelijkheid. Want Christus kwam er in. Hij is een weinig minder dan de engelen geworden, vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen de dood smaken zou. Zo komt Psalm 8 terug. Eerst voor Christus, maar daarna ook voor allen die van Christus zijn. Wie zegt: Psalm 8 is de psalm van mijn oudste Broeder. En om Jezus' wil zal Hij deze psalm ook aan mij vervullen. Verlangt u er naar om mens te zijn, zoals God het bedoeld heeft? Waar de Heilige Geest aan het werk gaat, daar komt Psalm 8 terug. Straks volkomen, maar wie in het geloof op Christus ziet, zingt deze psalm nu ook al. Het lied van de verwonde- ring: wat is de mens, dat U aan mij in zoveel gunst gedenkt? Bovenal: het lied van de aanbidding. Jezus is er Zelf in voorgegaan: 'Ik zal Uw Naam Mijn broederen verkondigen; in het midden van de Gemeente zal Ik U lofzingen'. God zorgt in deze wereld voor Zijn eigen eer. Ondanks de tegenstand. Psalm 8 zingt: 'Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, om Uwer tegenpartijen wil, om de vijand en de wraakgierige te doen ophouden.' De Heere Jezus zegt: uit de mond van de kinderen en de zuigelingen heeft God Zijn lof toebereid. Wie van genade leeft, kan er niet meer van zwijgen. Zingt u het mee? O HEERE, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Wat is de mens? (3, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's