Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het leven van de christen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het leven van de christen (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geestelijk leven

T. van Bruggen, 't Harde

De overdenking van het toekomende leven

In het vorige artikel ging het over kruisdragen. Dat sluit aan bij het onderwerp van dit artikel. Volgens Calvijn moeten we in de verdrukkingen zien op het doel, namelijk dat wij ons gewennen tot de verachting van het tegenwoordige leven en daardoor opgewekt worden tot de overdenking van het toekomende leven.

De hele ziel zoekt, daar ze verstrikt is in de verlokkingen van het vlees, haar geluk op aarde. Om dat kwaad tegen te gaan onderwijst de Heere de Zijnen door voortdurende bewijzen der ellende aangaande de ijdelheid van dit leven.

Zelfs de goede dingen van het leven hebben nog schaduwzijden door de vermenging met veel kwade dingen. Ons gemoed wordt nooit met ernst opgericht tot het verlangen naar het eeuwige leven en tot de overdenking daarvan, tenzij het van te voren vervuld is met verachting voor het tegenwoordige leven.

Als Calvijn in dit verband spreekt over de verachting van het tegenwoordige leven dan komt dat negatief over. We mogen dan echter niet vergeten dat de reformator ook positief spreekt over de aardse goederen en de hulpmiddelen die de Heere geeft. Het gaat erom dat we Calvijns opmerkingen opvatten als: vergeleken bij het toekomende leven valt het tegenwoordige leven in het niet. Ons hart dient uit te gaan naar dat toekomstige leven, niet naar deze door de zonde aangetaste wereld.

Er bestaat geen middenweg. Het is van tweeën één: of de aarde moet ons waardeloos worden of zij moet ons in ongebreidelde liefde tot zich vasthouden. Het tegenwoordige leven heeft zeer veel bekoorlijkheden. Daarom is het nodig dat wij steeds weer daarvan weggeroepen worden. Wij zetten namelijk alles op touw alsof op aarde ons de onsterfelijkheid ten deel zal vallen.

Calvijn wijst erop dat wij filosoferen over de Ijdelheid van het leven als we een lijkstoet zien of op een begraafplaats lopen, maar 't is zo weer voorbij en we keren weer terug tot de vadsige onbekommerdheid van aardse onsterfelijkheid. Hij spreekt over de slechte en dwaze bewondering van het leven, alsof het de uiterste grens van goede dingen zou bevatten. De Heere roept ons op om de wereld te verachten en van ganser harte te streven naar de overdenking van het toekomende leven.

We moeten dan niet te ver doorslaan. Ook daar legt de reformator de vinger bij als hij zegt: '(•••), de gelovigen moeten zich gewennen aan zulk een verachting van dit leven, dat die geen haat tegen dat leven wekt en geen ondankbaarheid jegens God. We hebben dit leven van God ontvangen. Het past ons de Heere dankbaar te zijn voor de zegeningen die Hij schenkt. Het geheel is voor de gelovigen bestemd voor hun zaligheid. Prachtig is het wat Calvijn dan zegt: 'Want voordat Hij ons de erfenis der eeuwige heerlijkheid openlijk schenkt, wil Hij ons door mindere bewijzen tonen, dat Hij onze Vader is. Die bewijzen zijn de goederen die wij dagelijks van Hem ontvangen.' Dit wordt nog verder uitgewerkt. Dat God Zijn zegeningen aan ons schenkt heeft ook tot doel dat daardoor onze hoop en ons verlangen gescherpt worden om de volkomen openbaring daarvan te begeren.

Er is al op gewezen dat de moeiten van het leven nuttig en nodig zijn om ons te doen verlangen naar het leven na dit leven. Juist de dankbaarheid voor wat God in dit aardse leven geeft draagt ertoe bij dat wij komen tot de beschouwing van de jammerlijke staat van het tegenwoordige leven en op die manier niet al te zeer gaan hechten aan dit aardse leven. Het gaat erom dat het verlangen naar het toekomende leven bij ons versterkt wordt. De gelovigen dienen zich, wetend dat dit leven in zichzelf niets dan ellende is, te wijden aan de overdenking van het toekomende leven.

Calvijn brengt het als volgt onder woorden: 'Indien de hemel ons vaderland is, wat is de aarde dan anders dan een oord der ballingschap? Indien het verhuizen uit de wereld is de ingang tot het leven, wat is de wereld dan anders dan een graf? ' Bevrijd worden van het lichaam betekent komen in volkomen vrijheid. Wat dat betreft is het lichaam volgens Calvijn een kerker.

In dit verband noemt hij 2 Kor. 5:6. Deze tekst luidt voluit: 'Wij hebben dan altijd goede moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van de Heere.' Volgens deze woorden voelt de apostel Paulus zich een inwoner in het lichaam en tegelijk een vreemdeling op aarde.

Calvijn vergelijkt het aardse leven met een wachtpost, waarop de Heere ons geplaatst heeft, en die wij zolang moeten bewaren, totdat Hij ons wegroept. Paulus, die verlangt naar de verlossing uit het lichaam des doods voegt zich naar Gods wil als hij zegt: 'Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste. Maar in het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil' (Filipp. 1 : 23, 24). Wij moeten de grens van onze dood en ons leven aan Gods goeddunken overlaten.

Velen, die zichzelf als christenen zien.

hebben een te grote vrees voor de dood. Vrees voor de dood is vanwege ons natuurlijk besef wel te begrijpen. In het hart van de ware christen is het licht van de vroomheid, dat door zijn grotere vertroosting de vrees voor de dood overwint en onderdrukt.

Wij moeten zien op de toekomende onsterfelijkheid waar ons een blijvende toestand ten deel valt die op aarde nergens te vinden is. Paulus leert de gelovigen met opgewektheid tot de dood te gaan, niet omdat ze ontkleed maar omdat ze overkleed begeren te worden. Niemand heeft goede vordering gemaakt in de leerschool van Christus dan hij die de dag van zijn dood en van de laatste opstanding met vreugde verwacht. Calvijn roept ertoe op om de komst van de Heere niet alleen met wensen, maar ook met hijgen en zuchten te verlangen als de allergelukkigste zaak.

Het uitzicht op de hemelse heerlijkheid geeft de gelovigen in het strijdperk van dit leven moed en kracht. De goddelozen zullen hun straf krijgen in de plaats van wening en knersing der tanden. Dan eerst triomfeert in de harten van de gelovigen het kruis van Christus over de duivel, het vlees, de zonde en de goddelozen, wanneer hun ogen gericht worden op de kracht der opstanding.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het leven van de christen (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's