Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De band tussen Christus en Zijn kerk (3, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De band tussen Christus en Zijn kerk (3, slot)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geestelijk leven

P. de Vries, Elspeet

(Kolossenzen 3 vers 1 t/m 4)

Een aansporing

Op de constatering "Indien gij dan met Christus opgewekt zijt" volgt de aansporing "zo zoekt de dingen die boven zijn." De staat van een christen ligt vast. De stand van het geestelijk leven is niet altijd gelijk. Een christen moet telkens weer bij zichzelf constateren: "Hoe kleeft mijn ziel aan het stof." Daarom moet hij er steeds opnieuw toe worden aangespoord de dingen die boven zijn te zoeken. Bij de levendmaking wordt ons leven met Christus verborgen in God. We houden echter onze eigen verdorven aard. Ons leven lang zullen we daarmee moeten strijden. Tot die strijd spoort de apostel Paulus de Kolossenzen aan. Een christen mag gebruik maken van de toegang tot God door Jezus Christus. Een christen moet gebruik maken van de toegang tot God door Christus. Hij mag het niet laten. Als we weet mogen hebben van de verborgen omgang met God, stempelt het ook ons leven. We worden herkenbaar aan onze matige, rechtvaardige en godzalige wandel. De één kan in de wereld leven, de ander loopt erin te sterven. Dat laatste is het geval met de kinderen van God. Hoe is dat met u? Kunt u getuigen dat deze zaken u niet vreemd zijn? Omdat Christus hun leven is, sterven Gods kinderen alle dagen aan de wereld en aan zichzelf. Zij zingen met Van Lodensteyn: "'t Oog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet! 't Ware leven, lieven, loven is maar, waar men Jezus ziet."

We moeten de situatie van de christenen te Kolosse niet onderschatten. Zij vormden een heel kleine minderheid in een samenleving die helemaal door het heidendom was gestempeld. Dat gold trouwens voor al de christengemeenten buiten het land Israël. Overal kwamen de eerste christenen met de heidense godsdienst en heidense levenswijze in aanraking. Voor meerderen begon dat al in het gezin. Soms werden hele gezinnen voor het christelijk geloof gewonnen, maar dat was lang niet altijd het geval. Meer dan eens kreeg een man zijn vrouw niet mee of wilde de man zijn vrouw niet volgen. Ouders kregen hun kinderen tegen en kinderen hun ouders. Was het niet in het gezin, dan kwamen de eerste christenen in ieder geval bij het leven van alledag op alle mogelijke wijzen het heidendom tegen. Hoe groot was dan de verleiding om een compromis te sluiten. Ik noem maar één voorbeeld. Een voorbeeld dat Paulus aan de orde stelt in de eerste brief aan de gemeente van Korinthe. Bij alle openbare gebeurtenissen werden de afgoden aangeroepen en werden offers aan de afgoden gebracht. Het vlees dat bij feesten gegeten werd, was vlees dat afkomstig was uit heidense afgodstempels. Deed je aan die feesten niet mee, dan werd je er wel op aangekeken. Het gevolg was datje er bij de meesten uit lag. Deed je wel mee dan concludeerde je heidense omgeving dat de verschillen tussen het heidendom en het christendom niet wezenlijk waren. In het leven van alledag maakte het toch niets uit? !

Het was voor de christenen te Kolosse maar de vraag of hen de eer van God het zwaarste woog dan wel hun eigen gemak. Paulus spoorde hen aan de dingen die boven zijn te zoeken d.w.z. de eer van God moest hen boven alles gaan, ook al betekende dit dat laster, smaad, hoon en vervolging hun deel zouden zijn. In Kolossenzen 3 noemt de apostel een aantal concrete zonden waaraan de christenen te Kolosse zich voor hun bekering schuldig gemaakt hadden. Hoererij, onreinheid, afgodendienst, gramschap, lastering, gierigheid. Tegenover deze concrete zonden stelt de apostel de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid. Worden de dingen die boven zijn gezocht, dan worden genoemde zaken gevonden in het leven. Een christen leert van zijn Meester zachtmoedig en nederig van hart te zijn.

Onze situatie vertoont in meerdere opzichten overeenkomsten met de situatie waarin de eerste christenen verkeerden. De christelijke kerk is een minderheid in de samenleving. Geen groeiende minderheid zoals bij de eerste christenen maar een slinkende minderheid. Het moderne heidendom dringt op alle terreinen op. Het moderne heidendom is nog veel gevaarlijker dan het oude heidendom. Welbewust heeft men afgerekend met het christelijk geloof. Men wil niet dat Christus Koning is. Dat wil een christen nu juist wel. Die belijdt met de mond dat Jezus Heere is en gelooft met het hart dat God Hem uit de doden heeft opgewekt. Belijdt u dat ook? Blijkt in uw handel en wandel dat Christus uw Koning is? Of belijdt u Hem slechts met de lippen en is uw gedrag hetzelfde als dat van hen die van God en Zijn geboden niet weten?

Als we Christus werkelijk als onze Heere mogen kennen, blijkt dat in onze handel en wandel. Dan doen we de wil van de Vader Die in de hemelen is. We doen niet mee aan een feest dat gekenmerkt wordt door zot geklap en gekkernij, ook al zijn we de enige in heel de familie of op het hele bedrijf. Vrezen we de Heere, dan doen we ons best op ons werk. Dat doen we omdat God dat van ons verwacht en niet om ten koste van anderen vooruit te komen. Carrièrezucht is één van de zonden waartegen we de strijd gaan aanbinden als we getrokken worden uit de duisternis tot Gods wonderbare licht.

Paulus waarschuwde de christenen te Kolosse tegen hoererij en onreinheid. De samenleving van Paulus' dagen werd gekenmerkt door ontsporingen op sexueel gebied. Nu is het niet anders. Pornografische lectuur wordt vrij verkocht. De reclame speelt in op de lustgevoelens van de mens. Ongehuwd samenwonen is de gewoonste zaak van de wereld. Als we geleerd hebben de dingen die boven zijn te zoeken, komt ook hier het onderscheid tussen de christelijke gemeente en de wereld tot uiting. Een christenjongen en christenmeisje die verkering hebben grijpen niet vooruit op het huwelijk. Trouwen we, dan zijn we van meet af aan bereid kinderen te ontvangen. God kan de baarmoeder sluiten, maar we nemen hier niet het heft in eigen hand. Zoeken we de dingen die boven zijn, dan onderscheiden we ons van de wereld, we zijn niet gelijkvormig aan deze wereld, tegelijkertijd zijn we wel bewogen met de wereld. Helaas blijkt juist hierin de ingezonkenheid van het kerkelijk leven. In zijn algemeenheid gesproken is de kerk wel gelijkvormig aan de wereld en niet bewogen met de wereld. Bent u een ware christen, dan doet u niet met de wereld mee, maar voelt u zich ook niet boven de wereld verheven. We hebben het immers niet van onszelf dat we de dingen die boven zijn zoeken? ! Was er geen wonder gebeurd, waren we niet met Christus opgewekt, dan bedachten ook wij nog de dingen die van de aarde zijn. God heeft een onderscheid gemaakt, waar geen onderscheid was.

Paulus wees de gemeente van Kolosse erop dat ze alleen door de dingen die boven zijn te zoeken de zuigkracht van de wereld kon weerstaan. Aan de Kolossenzen was ook een andere oplossing aangeraden. Paulus heeft de brief aan de Kolossenzen geschreven naar aanleiding van het optreden van dwaalleraars. Dwaalleraars die ook in Kolosse hun ideeën verspreid hadden. Naar de overtuiging van deze mensen moest je je houden aan de mozaïsche wetgeving om de wereld, de duivel en je eigen verdorven hart het hoofd te bieden. Zij kwamen met de mozaïsche spijswetten. Zij stelden datje de Oudtestamentische feestdagen moest onderhouden. Zeer ernstig heeft Paulus tegen deze dwaalleer gewaarschuwd. Hij noemt het eigenwillige godsdienst. Ze heeft de schijn mee, maar in werkelijkheid biedt ze een vleselijke oplossing vooreen geestelijke kwaal. De mozaïsche wetgeving wees hen naar Christus. De mozaïsche ceremoniën waren schaduwen, maar Christus is het lichaam. De gelovigen onder de Oudtestamentische bedeling hebben uitgezien naar Diens komst. Zij hebben de vele bepalingen van de mozaïsche wet niet kunnen volbrengen. Wie in de Nieuwtestamentische bedeling de mozaïsche wetten wil volbrengen, geeft er blijk van dat hij niet door Christus is vrijgemaakt. Hij is een knecht en geen kind. In de brief aan de Galaten heeft Paulus hierover uitvoerig geschreven.

Eigenwillige godsdienst is er alle eeuwen door geweest. Een godsdienst die haar kracht zoekt in regels, verordeningen en be- palingen. Onze tijd wordt gekenmerkt door bandeloosheid en normloosheid. Wat moeten we daar tegenover stellen? Laten we niet doen als de dwaalleraars in Paulus' dagen. Laten we de dingen die boven zijn zoeken waar Christus is zittend aan de rechterhand van God. Een eigenwillige godsdienst kan heel ernstig zijn, maar ernst is niet hetzelfde als geloof. Er is geen waar geloof zonder ernst, zonder diep besef van Gods heilige majesteit, maar er is wel veel ernst zonder geloof. Wanneer we de dingen die boven zijn zoeken, dan vragen we net als Paulus zelf: "Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal." In Zijn Woord heeft Christus ons Zijn wil bekendgemaakt. Aan dat Woord mogen we niets afdoen. Aan dat Woord behoeven we ook niets toe te doen. Want wie vandaag verbiedt wat God toelaat, laat morgen toe wat God verbiedt.

/^ ^ «E ware vrijheid is daar waar al onze c^l gedachten gevangengenomen worden tot gehoorzaamheid aan Christus. Moge het Woord van Christus daarom rijkelijk in ons wonen. Schijnt de Zon der gerechtigheid in onze harten, dan verbleekt het licht van alle sterren van wereldse begeerlijkheden. We dienen de Heere toch niet met tegenzin. Je leert en vermaant elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Zoek je de dingen die boven zijn, dan prijs je de dienst van Christus aan. De psalmist zong: "Wie heeft lust den HEER' te vrezen." Een oude christen vroeg aan een jongeman die een schop had gegeven tegen zijn christelijke opvoeding en overal tegen inging: "Joh, heb je er nu echt geen zin in? " Tegen de liefde die uit deze woorden sprak, kon die jongen niet op.

Een christen is met Christus opgewekt. Die opwekking is een eenmalig gebeuren. Op de eenmalige opwekking met Christus volgt een levenslang zoeken van de dingen die boven zijn. Dat blijkt heel duidelijk uit de Griekse werkwoordsvorm die Paulus gebruikt. We zullen nooit kunnen zeggen dat we klaar gekomen zijn met het zoeken van de dingen die boven zijn. Zodra je het laat, bedenk je de dingen die van beneden zijn. Christus zei: "Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn" (Mattheüs 6 vers 21). Christus Zelf is de schat, het erfdeel van Zijn kerk. Is Christus ons alles, dan zullen we het nooit kunnen laten de dingen die boven zijn te zoeken. Met de psalmist betuigen we: "Wie heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde" (Psalm 73 vers 25).

Een verzekering

Het vierde vers van Kolossenzen 3 bevat een verzekering. De verzekering dat al degenen die met Christus zijn opgewekt en de dingen die boven zijn zoeken met Hem in heerlijkheid geopenbaard zullen worden. Eenmaal komt Christus weder om te oordelen de levenden en de doden. Ieder mens die ooit geleefd heeft wordt dan voor de rechterstoel van Christus geplaatst. Kunnen we weten hoe dat voor ons zal aflopen? Dat kunnen we zeker. Als we met Christus zijn opgewekt en daarom de dingen die boven zijn zoeken, zullen we als Christus wederkomt met Hem in heerlijkheid geopenbaard worden. We zullen aan Zijn rechterhand gesteld worden. Ons lichaam zal met onze ziel verenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig gemaakt worden. Wie deelt in de kracht van Christus' opstanding en hemelvaart, zal ook delen in de kracht van Zijn wederkomst. Opnieuw komt de onlosmakelijke samenhang tussen de verschillende heilsfeiten en hun betekenis in het leven van Gods kinderen naar voren.

Hoe vaak worden Gods kinderen niet aangevochten en bestreden. Bestreden van buiten en aangevochten van binnen. Maar van Godswege worden zij verzekerd dat de Heere het goede werk dat Hij in hen begon voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus. En wat zij ook kunnen ontkennen, zij kunnen niet ontkennen dat Christus hen dierbaar is en dat de zonden hen van harte leed zijn. Een meisje kan op een jongen verliefd zijn, terwijl dat omgekeerd niet het geval is. Maar dat ligt niet zo tussen Christus en de Zijnen. Wij zoeken Hem omdat Hij ons gezocht heeft. Ons hart gaat uit naar Hem, omdat Hij ons heeft opgewekt tot een nieuw leven. Zou de Heere het werk van Zijn handen ooit laten varen? ! Zijn liefde is een liefde zonder begin. Daarom is Zijn liefde ook een liefde zonder einde.

Wanneer we met Christus worden opgewekt, gaan we ook de waarde van onze doop verstaan. In de doop heeft God ons een zegel en ontwijfelbaar getuigenis gegeven dat wij een eeuwig verbond van genade met Hem hebben. Zijn onbezweken trouw zal nooit onze val gedogen. Wij zijn aan het zinken en tot hinken ieder ogenblik geneigd. Bij de Heere is echter geen verandering noch schaduw van omkering. Er is een onlosmakelijke band tussen Christus en Zijn kerk. Christus is voor de Zijnen gestorven, voor de Zijnen opgewekt en Hij zal ook voor de Zijnen wederkomen. Hij zal wederkomen om hen tot Zich te nemen in eeuwige heerlijkheid. Zoals zij met Hem werden opgewekt en met Hem gestorven zijn, zullen zij ook met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. De dichter van Psalm 84 mocht die samenhang reeds zien. In vers 3 lezen we: "Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des HEEREN, mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God" en in vers 8 "Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion."

De verschillende heilsfeiten vormen een eenheid. Wij mogen de heilsfeiten niet van elkaar losmaken. In het begin van dit artikel heb ik daar al op gewezen. De gedachte dat een christen eerst kerst, daarna goede vrijdag en vervolgens pasen beleeft is een onbijbelse gedachte. Dat wordt trouwens bijzonder duidelijk als het gaat om de wederkomst van Christus. Vanaf het moment van zijn levendmaking verlangt een christen naar de wederkomst van Christus. Een kind van God heeft heimwee naar God. Al degenen die met Christus zijn opgewekt, worden met de Heilige Geest verzegeld. Omdat Gods Geest in ons woont, zuchten we onder het lichaam van onze zonden. Door de werking van de Geest zien we uit naar de wederkomst van Christus. Omdat de Geest "kom" roept, roept de Bruid ook "kom". Wilt u weten of u een kind van God bent, wilt u weten of u met Christus bent opgewekt, onderzoek dan bij uzelf of u verlangt naar de weder- komst van Christus. De onlosmakelijke samenhang tussen de heilsfeiten wordt weerspiegeld in de beleving van de kinderen van God. In Psalm 42 wordt deze samenhang op Oudtestamentische wijze verwoord. Daar belijdt de psalmist: "'t Hijgend hert der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar 't genot van de frisse waterstromen, dan mijn ziel verlangt naar God." In de genoemde psalm komen we ook de bede tegen: "God des levens, ach wanneer zal ik naad'ren voor Uw ogen, in Uw huis Uw Naam verhogen?" Bent u van dood levend gemaakt, dan is deze bede ook uw bede.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 2001

Gereformeerd Weekblad | 32 Pagina's

De band tussen Christus en Zijn kerk (3, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 2001

Gereformeerd Weekblad | 32 Pagina's