Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Olevianus (1536-1587) 2, slot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Olevianus (1536-1587) 2, slot

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE SCHAT VAN DE KERK

door dhr. H Hartman, Ridderkerk

De Heidelbergse Catechismus

Zoals reeds in de inleiding van dit verhaal over Olevianus werd geschreven, was deze met Zacharias Ursinus de opsteller van de Heidelbergse Catechismus. De opdracht daartoe aan de beide jonge theologen van nog geen dertig jaar, ging uit van Frederik III van de Paltz. De inhoud van dit geliefde leerboek is van Ursinus, de vorm en indeling werden aan Olevianus toevertrouwd. Ursinus heeft als voorarbeid twee concepten geschreven, _een grote met 324 vragen en een kleine met 108 vragen (de Major^ende Minor). Het grote concept werd door de andere godgeleerden afgewezen, waarschijnlijk vanwege de omvang. Het kleinere kreeg algemene instemming. Het werd als ontwerp van de te schrijven Catechismus aanvaard. Ursinus heeft de Heidelberger in het Latijn geschreven. Voor deze aan de keurvorst kon worden aangeboden, diende ze eerst in de Duitse taal te worden overgezet. Ook dit verantwoordelijke vertaalwerk werd aan Olevianus opgedragen. Toch wordj aangenomen, dat de medewerking van Olevianus zich niet beperkt heeft tot vormgeving, verdeling en vertaling. Hij zou ook hebben bijgedragen aan de inhoud van het leerboek. Welk zijn aandeel daarbij is geweest, is niet nauwkeurig vast te stellen. Men heeft met name erbij gedacht aan wat in de Heidelberger geschreven is over de voorzienigheid van God en over de nadruk die de voldoening door het zoenbloed van Christus krijgt. Ook in de leer van de rechtvaardiging is waarschijnlijk onder invloed van Olevianus verbetering aangebracht.

Ook bij de vragen 12-18 van de Catechismus wordt gedacht aan invloed van 01evianus. In de eerste uitgave van 1563 kwam de bekende vraag en het antwoord over het onderscheid van het Heilig Avondmaal en de Paapse mis nog niet voor. Maar toen de besluiten van het Trents Concilie (1545- 1563) bekend werden, heeft Olevianus op last van de keurvorst, vraag en antwoord 80 toegevoegd. Dat gebeurde eerst in beknopte vorm (2e uitgave) en in de derde uitgave nog in scherpere en uitgebreider vorm, waarbij de Paapse mis werd genoemd een „vervloekte afgoderij".

Iemand omschreef de medewerking van Olevianus aldus: „Olevianus zal dus meer gedaan hebben dan een opgegeven stof in een geschikte vorm gieten. Hij heeft op zeer bescheiden wijze in de opstelling van het leerboek aandeel gehad" (dr. A. van der Hoeven in een bijdrage: „Ursinus en Olevianus" in het verzamelwerk: „Kerkelijke klassieken"). Toen de Catechismus nu gereed was, liet de keurvorst deze beoordelen door een vergadering van predikanten in de Paltz.

Men spreekt over deze vergadering wel als de „Heidelberger Synode". Na op 18 januari 1563 ondertekend en vastgesteld te zijn, kon het reeds enkele weken later in druk verschijnen. De keurvorst kon tevreden zijn, want hij had zijn doel bereikt. De Heidelbergse Catechismus werd door velen met blijdschap ontvangen. Dat blijkt wel uit het feit, dat reeds na enkele weken een nieuwe uitgave noodzakelijk was. Niet allen waren met de verschijning ervan ingenomen. Van Lutherse en Roomse zijde was er fel verzet tegen. De roomsen spraken ervan als: „dat boek vol fenijne ende van eenen serpentischen aert."

Verdere bijzonderheden

Olevianus heeft veel geschreven. Onder die geschriften, over het aantal waarvan mij gegevens ontbreken, waren: „Kleine Schulund Kinderpostille" en een boek over het genadeverbond. Dit laatstgenoemde werk is nog steeds in de boekhandel verkrijgbaar. Olevianus was ook een bekwaam organisator. Hij heeft voor de Paltz een kerkorde opgesteld^ Reeds in 1560 heeft hij daarover met Calvijn gecorrespondeerd. Deze kerkorde verscheen in 1563. Zaken als: de prediking. Doop en Avondmaal, de tucht, enz. werden daarin aan de orde gesteld.

Aan de arbeid van Olevianus in de Paltz kwam een ongewenst einde. Op 26 oktober 1576 stierf Frederik de Derde. Hij werd opgeyolgd_door Lodewijk VI. Deze was meer Luthers georiënteerd en afkerig van wat de Reformatoren leerden. Hij was tegenover de gereformeerden onverdraagzaam. Al direct ondervond Olevianus tegenwerking van de nieuwe keurvorst. Het lag voor de hand, dat Olevianus als de hofprediker, bij de begrafenis van Frederik III, de lijkrede zou houden. Maar Lodewijk verbood hem dat. Ook ontsloeg hij alle calvinistische predikanten en onderwijzers in zijn rechtsgebied. Alleen wie de Lutherse belijdenis onderschreef mocht in functie blijven. En dat waren er zeer weinigen. Olevianus was werkloos geworden en verdween uit de Paltz.

Een andere Lodewijk, namelijk graaf Lodewijk van Wittgenstein, een groot vriend van de overleden keurvorst, nep de verbannen prediker naar Berleburg. Ook daar zette Olevianus zich in voor de inrichting van de kerk.

InJ_584^aa^ijjTaar Herborn. Hij wordt daar predikant. Naast zijn predikambt hielden veel andere zaken hem bezig. Zo kreeg hij de leiding over de Gereformeerde Hogeschool die tot grote bloei kwam. In 1586 zat hij de Synode van de Kerken in Wittgenstein, Solms en Wied voor. Deze Synode stelde de presbyteriale kerkinrichting vast.

Levenseinde

Op 15 maart 1587 kwam aan het veelbewogen en voor geloof en kerk vruchtbare leven van Caspar Olevianus een einde. Het begon ermee, dat Olevianus kwam te vallen. Dat was eind 1586. Het leek minder ernstig dan het was. Zijn afscheid uit het aards bestaan kwam in zicht. Het kon hem niet verontrusten. Hij had zich met lichaam en ziel mogen overgeven aan zijn Heere en Heiland. Op 11 maart maakte hij zijn testament op. Hij ondertekende het met deze woorden: „Ik, Caspar Olevianus, heb met eigen hand ondertekend en betuig openlijk voor de Heilige Drieëenheid, dat ik het onvervalst Christelijk geloof door de Geest en de genade Gods, beide met woord en geschrift heb geleerd en dat ik in datzelfde geloof en diezelfde leer door Gods genade tot de eeuwige zaligheid en door de verzegeling des Heiligen Geestes volhard in vertrouwen op Zijn genade, die Hij mij in Zijn Woord heeft geopenbaard. Amen, door Jezus Christus."

Ziekte verhinderde zijn zoon om afscheid van zijn vader te nemen. Olevianus schreef hem een brief. Op zijn sterfbed sprak hij: „In deze mijn ziekte heb ik eerst geleerd wat zonde is en hoe groot Gods majesteit is." Meermalen moest men hem voorlezen uit de Heilige Schrift. Ook sprak hij zijn verlangen uit om af te reizen naar de Heere en bij Christus te zijn. Hij vroeg aan hen die bij zijn sterfbed stonden voor hem het lied: „Nun bitten wir den Heiligen Geist" te zingen. Met zachte stem zong hij mee. Daarna volgde het afscheid van zijn hoogbejaarde moeder en van zijn vrienden. Hij gaf hen de hand en wenste hen Gods zegen toe. Toen iemand hem vroeg of hij zeker was van zijn zaligheid in Christus, antwoordde Olevianus: „certissimus", d.i.: „volkomen zeker."

Zo ging hij heen. In de kerk van Herborn houdt een grafsteen de gedachtenis levend aan deze „doctor der heilige theologie".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Olevianus (1536-1587) 2, slot

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's