Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met het oog op Jezus' komst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met het oog op Jezus' komst

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

door J.C. Schuurman, Ridderkerk

Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.

Openbaring 22 : 11

AN het einde van het kerkehjk jaar slaan we de laatste bladzij van de Bijbel op. Het slot van een boek is vaak veelzeggend. De schrijver sluit bijvoorbeeld af met een slotbeschouwing waarin de kern kort wordt samengevat. In een roman kan in het laatste hoofdstuk de ontknoping plaatsvinden. En er zijn ook boeken met een open einde. Hoe eindigt het Boek der boeken? Op een heel indringende wijze. Nog één keer worden we gewaarschuwd en vertroost. En dat gebeurt in het licht van Jezus' wederkomst. Hij is onderweg. En de tijd is nabij. We leven in de eindfase van de wereldgeschiedenis. En de grote vraag is of wij bereid zijn om Christus te ontmoeten. Vol bewogenheid bindt de Heere ons deze vraag op het hart. Zullen we Zijn Koninkrijk binnengaan óf zullen we buiten moeten blijven? Ons leven nu is bepalend voor onze toekomst straks. Aan het einde van de Schrift worden ons voor de laatste keer de twee wegen voorgehouden, met name in de tekst waarover we mediteren.

Het zijn merkwaardige woorden. Vooral de eerste helft van vers 11: "Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde." Bij het eerste lezen lijkt het een aansporing om te zondigen: als je in je leven onrecht, oneerlijkheid bedrijft, ga er maar mee door. En als je met vuile, onreine dingen bezig bent, doe er maar een schep bovenop! Nu, dat kan moeilijk de betekenis zijn. Alsof God tot zonde aanmoe- digt! Nee. Weet u wat de Heere beoogt? Dat mensen terugschrikken voor de consequenties van hun gedrag. Ik kan dat het beste duidelijk maken met een voorbeeld. In een gezin komt het weleens voor dat een jongen iets wil waar zijn ouders volstrekt op tegen zijn. Maar elke keer begint hij er weer over. Hij wil samen met vrienden ergens heen waar hij niet hoort. Zijn vader en moeder hebben al heel wat keren uitgelegd (of geprobeerd uit te leggen) waarom ze geen toestemming geven. Maar die jongen laat het niet los. Dan kan het voorkomen dat zulke ouders op een gegeven moment zeggen: "nu, dan ga je maar. Als jij dat nu met alle geweld wilt, dan zullen wij je niet tegenhouden. Maar je weet hoe wij erover denken. Alleen - nog één ding - de consequenties zijn voor jou. Wij hebben je gewaarschuwd.

Het is nu je eigen verantwoordelijkheid." En dan wil het weleens gebeuren, dat een jongen op dat moment toch niet gaat omdat hij voor de gevolgen terugdeinst. Iets dergelijks is het ook in de tekst. De Heere geeft een bepaalde ruimte om te zondigen. Zoals in de gelijkenis van de verloren zoon de vader zijn jongen laat gaan. Dat is een aangrijpend moment in de gelijkenis: de vader houdt hem niet met geweld tegen, hoeveel verdriet de keus van zijn jongste zoon hem ook doet. Op de laatste bladzij van de Bijbel is het in wezen niet anders. Wie er bewust voor kiest om zich uit te leven in de zonde en bekering weigert, die krijgt daar de gelegenheid voor. En dan kan het om allerlei vormen van onrecht en vuilheid gaan. God neemt onze eigen verantwoordelijkheid volstrekt serieus. De Heere zegt ei- genlijk: "Als u niet anders wilt, dan moet het maar. Maar de gevolgen zijn voor uw eigen rekening. Als het niet verandert, staat u bij Jezus' komst voor een gesloten deur." Vol bewogenheid wordt het gezegd. Laat niemand denken dat God ons zomaar de weg van de zonde laat inslaan. Alsof het Hem niet deert als we onrecht doen en vuil worden. Vers 1 la is een uiterste poging om ons te bereiken en tot inkeer te brengen. Zodat we terugdeinzen voor de consequenties, net als die jongen in het voorbeeld hierboven, en belijden: "Nee Heere, niet langer die zondige, heilloze weg van onrecht en vuilheid! Want het is de weg naar het verderf. Bovendien wordt Uw heilige Naam onteerd. Wees mij genadig, reinig mijn hart, vernieuw mijn leven, en geef me de hulp van Uw Geest om de zonde met kracht te bestrijden, zodat ik U niet bedroef maar behaag."

Nu zit er ook een andere kant aan de eerste helft van vers 11. Deze woorden zijn niet alleen een laatste oproep tot bekering, maar geven ook een tekening, een typering van de eindtijd. Naarmate de jongste dag nadert, wordt de zonde geradicaliseerd. De goddeloosheid neemt almaar brutere vormen aan. En zo moet het gaan. De zonde is te vergelijken met een zweer die rijpt. En als hij volledig rijp is geworden, zet God er het mes van Zijn oordeel in. Ongerechtigheid heeft een sneeuwbaleffect. Het gaat van kwaad tot erger. De ene zonde roept om de volgende!

Het menselijk geweten wordt steeds ruimer. Normen en waarden hollen uit met als gevolg een toename van onrecht, gewetenloos gedrag, vuilheid en liefdeloosheid. Dat is trouwens door Jezus voorzegd. Eén van de tekenen van de tijden is dat de liefde van velen zal verkouden, omdat (!) de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden (Matth. 24 : 12). Herkennen we het niet in onze dagen? De normloosheid op ethisch terrein, agressie en geweld op straat, een samenleving die verloedert en door velen als onveilig wordt ervaren. Mensen durven 's avonds niet meer naar buiten. In dit verband denken we ook aan wat Paulus schrijft aan Timothéüs: dat in de laatste dagen zware tijden zullen ontstaan (2 Tim. 3 : 1-5). En dan noemt hij met name liefdeloosheid, egoïsme, gebrek aan ontzag voor gezag, ontevredenheid en onheiligheid. Ondertussen hoopt de zonde zich op. Totdat bij God de maat vol is en Jezus komt als Rechter. Om definitief af te rekenen met onrecht en vuilheid. Dan zal de aarde door het gericht heen worden gezuiverd en vernieuwd. Bovendien haalt Christus Zijn bruidsgemeente, die Hij met Zijn kostbaar bloed heeft gekocht, thuis om haar eeuwig bij Zich te hebben.

Dit laatste brengt ons bij vers 11b. Er is ook sprake van een positieve lijn, en wel in het leven van degenen die Hem vrezen. De Heere wil dat er ook bij hen e.en toename te bespeuren valt, maar dan een toename in Godsvrucht. "Die rechtvaardig is, dat hij nog (meer) gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog (meer) geheiligd worde." Zijn er zulke mensen die rechtvaardig en heilig zijn? Bestaan die eigenlijk wel? Van nature niet. Laten we daar duidelijk in zijn. Er is niemand rechtvaardig noch heilig voor God. Als we onszelf wat kennen, zullen we dat moeten beamen. En toch zijn ze er, mensen van wie gezegd kan worden: "Die rechtvaardig is... En die heilig is..." Deze woorden gelden ieder die het leven in Christus heeft gevonden. En die het weet: in mezelf ben ik volstrekt onrechtvaardig en onheilig! Maar God ziet mij aan in Hem! En ondanks al mijn zonden en tekorten mag ik in Hem toch rechtvaardig en ook heilig zijn. Dat is het grote levensgeheim van een christen. Door het geloof ben ik Christus ingelijfd en kan ik nota bene rechtvaardig en heilig genoemd worden. Op kosten van Jezus' offer aan het kruis gebracht.

Kennen wij dit wonder? Zo ja, dank er de Heere voor, want het is alleen genade. Maar het betekent ondertussen niet dat we op onze lauweren kunnen gaan rusten. De tekst laat ons weten dat er (geestelijke) groei nodig is, verdieping van het leven uit Christus. Juist omdat de tijd nabij is. Het gaat erom dat we steeds meer wortelen in de Heere Jezus. En het kan niet anders of dat zal zich uiten in een toegewijd leven, in een wandel door de Heilige Geest, zodat we overvloedig zijn in de liefde, oprecht en vervuld met vruchten der gerechtigheid (vgl. Fil. 1 : 9-11). We hoorden zojuist vanuit vers 11a dat in de eindtijd de zonde wordt geradicaliseerd, maar nu horen we vanuit vers 11b dat ook het leven met Christus geradicaliseerd wil worden. We komen dat meer dan eens tegen in het Nieuwe Testament. De nadering van de jongste dag wil ons niet verlammen of een angstcomplex bezorgen, maar ons aansporen tot een geheiligd leven! Zodat we niet onvast in de kinderschoenen van het geloof blijven staan, maar... toenemen in de omgang met God. Volgens 2 Korinthe 5 : 9 zijn wij zeer begerig om de Heere weibehagelijk te zijn, juist omdat (!) wij allen voor de rechterstoel van Christus geopenbaard moeten worden.

Staan we naar de groei waar de tekst over spreekt? Is het ons verlangen om hoe langer hoe meer te leven uit het kruis van Christus en om vernieuwd te worden naar Zijn beeld? "Laat de oprechtheid meer en meer, met de vroomheid mij behoeden!" Daar hebt u het: meer en meer! "Geef Heere, dat mijn oude mens sterft, en dat ik mag opstaan tot een nieuw leven. Geef bovendien dat ik verlost word van halfheid, en dat ik mij van harte zal geven aan U en aan Uw dienst! Opdat de woorden van de tekst in vervulling gaan: dat ik nóg meer gerechtvaardigd en geheiligd word!" Let erop dat de passieve vorm wordt gebruikt: gerechtvaardigd en geheiligd! Dat betekent dat het ten diepste Gods werk is. Wij maken onszelf niet rechtvaardig en heilig. Dat is één van de dingen die de Heilige Geest ons afleert. Het genadeleven staat van A tot Z op Naam van de drie-enige God. Tot geloof kómen is Zijn werk. Maar dat geldt niet minder van het toenemen in geloof en liefde. Juist als we tegen ons eigen onvermogen aanlopen, is het zo bevrijdend om te horen dat God het doet! Hij is het Die rechtvaardigt en heiligt!

Bij deze God moeten we zijn. Op de laatste bladzij van de Bijbel worden we op Hem geworpen. Zien we wat nodig is nu de tijd nabij is? Een leven dat zich radicaal aan Christus geeft, steeds weer én steeds meer. Vanuit de tekst komt heel indringend de vraag naar ons toe: aan welke kant staan wij? Waar moeten wij ons bij scharen? Bij degenen die in vers 11 a worden getekend, of mogen we onszelf herkennen in het beeld dat in vers 1 Ib wordt geschetst? De spiegel wordt ons voorgehouden. Ondertussen dingt de Heere naar ons hart en worstelt Hij om ons behoud. Gelukkig wie zijn ziel en zaligheid aan Hem toevertrouwt, en wiens begeerte het is om Christus van harte lief te hebben en te dienen. Dan wordt er bij tijden zelfs uitgezien naar Zijn komst om eeuwig met Hem te zijn. In de volkomenheid waar onrecht en vuilheid voorgoed tot het verleden behoren, en waar alles vol is van Gods rechtvaardigheid en heiligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Met het oog op Jezus' komst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's