Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar het einde van een eenwordingsproces (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar het einde van een eenwordingsproces (3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE SYNODE

door P. van der Kraan, Bleskensgraaf—

Ordinanties

Een groot deel van deze synodevergadering, die anders dan gewoonlijk geen vijf, maar zeven lange dagdelen duurde, werd ingenomen door de behandeling van de ordinanties, grotendeels in tweede lezing. Dat betekent dat de behandeling ervan in eerste lezing al had plaatsgevonden in eerdere synodevergaderingen, waarna de ordinanties ter beoordeling aan de kerkenraden zijn aangeboden: de consideraties. Deze reacties van het grondvlak, die door dè classicale vergaderingen zijn verzameld en toegezonden aan de werkgroep voor de (nieuwe) kerkorde, zijn door die werkgroep wel of niet verwerkt in de tweede lezing die (opnieuw) aan de synode ter beoordeling is gegeven. Of de reacties van het grondvlak altijd op de juiste manier gewogen zijn, laten we hier rusten; daarover is het laatste woord nog niet gezegd. Ordinanties zijn leefregels voor het gemeentelijk / kerkelijk leven naast de grondleggende bepalingen van de kerkorde (de zogenaamde Romeinse artikelen); zoiets als een huishoudelijk reglement naast het statuut van een vereniging. Tijdens deze synodevergadering passeerden de ordinanties 12 (over bezwaren en geschillen), 4 (ambtelijke vergaderingen), 11 (financiële zaken) en 13 (opleiding en vorming tot predikant). De ordinanties 4, 12 en 13 bevatten voor een deel ook nieuwe toevoegingen, die zo ver gaan dat die gedeelten van deze ordinanties nu in eerste lezing ter synode zijn behandeld. Dat betekent dat zij, wat betreft de toegevoegde gedeelten, weer naar de kerkenraden worden gezonden ter consideratie en dat deze reacties vervolgens via de clas-sicale vergaderingen opnieuw aan de werkgroep kerkorde gezonden worden, die deze reacties al dan niet verwerkt in een (nieuw) voorstel aan de synode, dat in de loop van volgend jaar moet worden behandeld. Er is haast bij omdat de datum waarop het verenigingsbesluit is gepland, dichterbij komt. Over de ordinanties, die de financiële zaken en de opleiding en vorming tot predi- kanten betreffen, valt niet veel te zeggen. Dat de laatstgenoemde ordinantie nieuwe gedeelten bevat die nu in eerste lezing zijn aangenomen, heeft te maken met de wijziging in het aanvankelijke besluit ten aanzien van de opleiding van predikanten. Dat betrof niet zozeer de inhoud van de opleiding als wel de plaats waar die opleiding geschiedt. Daarover is nogal wat te doen geweest, vooral in de Gereformeerde Kerken rond de Vrije Universiteit.

De ambtelijke vergaderingen

Over ordinantie 4, over de ambtelijke vergaderingen, wil ik iets meer schrijven. Met sommige onderdelen van deze ordinantie, die de omvang van kerkenraad én de afvaardiging naar de classicale vergadering regelen, hadden vooral de evangelisch-lutherse synodeleden moeite. In hun doorgaans kleine gemeenten kost het grote moeite om het vereiste minimum aantal kerkenraadsleden bijeen en daarom ook de afvaardiging naar de classicale vergadering rond te krijgen. Die afvaardiging hield oorspronkelijk in: elke kerkenraad vaardigt één lid af naar de classicale vergadering. Maar daar kwam de synode in meerderheid tegen op. Het moesten er twee worden. Om echter te rekenen met kleine gemeenten is besloten dat gemeenten met minder dan 300 zielen slechts één afgevaardigde naar de classicale vergadering (kunnen) afvaardigen en dat zij ook vrijstelling (kunnen) krijgen van het voorgeschreven minimum aantal ambtsdragers per kerkenraad. Betrekkelijk veel kritiek was er op de artikelen uit ordinantie 4 die de afvaardiging naar en het werkterrein van de classicale vergaderingen regelen. Hoewel het werd tegengesproken vanuit de werkgroep kerkorde, lijkt het erop dat de classicale vergadering meer werk en ook meer verantwoordelijkheid toebedeeld krijgt, terwijl anderzijds het aantal afgevaardigden minder wordt, in ieder geval het aantal dat voor het dienstwerk in de kerk is vrijgesteld: de predikanten. Volgens de huidige hervormde kerkorde vaardigt elke (wijk) kerkenraad de predikant af mét een door de classis aangewezen ambtsdrager (waarbij het ambt rouleert); in de nieuwe kerkorde worden er per tien ambtsdragers drie predikanten, twee ouderlingen, twee ouderlingen-kerkvoogd en drie diakenen aangewezen. Andere ambtsdragers, die niet op deze manier officieel zijn afgevaardigd, zijn als gasten ter classicale vergadering welkom en mogen ook in adviserend opzicht hun stem laten horen tijdens besprekingen, maar hebben geen stemrecht. Juist dat laatste bevordert de presentie van ambtsdragers, die niet officieel lid van de classicale vergadering zijn, bepaald niet. Gevolg is dat het aantal afgevaardigden minder en het werk meer wordt. Wel zijn er Algemene Classicale Vergaderingen (ACV's, te vergelijken met de Provinciale Synoden in de Gereformeerde Kerken), die het werk van verschillende classicale vergaderingen in hun regio kunnen coördineren en bundelen, maar ook die vergaderingen bestaan grotendeels uit ambtsdragers die voor dit kerkenwerk niet vrijgesteld zijn, maar het als vrijwilligerswerk doen. De tijd zal leren hoe dit gaat lopen. Het lijkt voorspelbaar dat zich knelpunten zullen aandienen. Daarbij komt dat pro- blemen in gemeenten met de predikant of tussengroepen in de gemeenten voorheen over de classicale vergadering werden heen getild omdat het breed moderamen van een classicale vergadering er wel erg dichtbij zit. Het is wel niet onmogelijk, maar zeker niet makkelijk met een (ring)collega te spreken over de moeilijkheden in 'zijn' gemeente en zijn rol daarin. Maar ook dergelijke zaken komen voortaan bij het breed moderamen van een classicale vergadering terecht. Gepleit is door ds. G. de Fijter (hervormd, classis Kampen) om per ACV een vrijgestelde aan te stellen, die de zaken in de regio kan coördineren en begeleiden. Dat vond echter bij de leiding van de synode en de leden van de werkgroep kerkorde geen gunstig onthaal.

Benoemingen

De financiën van de kerk zijn al jaren niet op orde. Een drastische ingreep was onvermijdelijk. De vorige algemeen directeur van het Landelijk Dienstencentrum (LDC) te Utrecht, mevr. Wamsteker, moest daarbij het veld ruimen en een interim-manager moest orde op zaken stellen. Hij was aangesteld voor de duur van een jaar en zijn benoeming loopt 31 december af. Het was dus zaak te zorgen dat per die datum een nieuwe directeur voor het LDC is benoemd. Bij de sollicitanten voor deze functie was ook de huidige interim-directeur, dhr. W. van Santen. De uitslag van de diverse onderzoeken wees hem als de beste kandidaat aan. Het leek voor de hand liggend om hem definitief als directeur te benoemen, maar dat had bij de synode nogal wat voeten in de aarde. In zo'n triosynode zitten ook ambtsdragers, die dankzij hun huidige of vroegere werkzame leven ervaring hebben met interim- en crisismanagers en zij wilden de synode leren dat het een gouden regel is om een interim-directeur nooit als algemeen directeur aan te stellen omdat de manier waarop beide functioneren verschilt als de dag van de nacht. Een interim-directeur moet uitsluitend snoeien en ombuigen en de vraag is of hij als directeur, in een nieuwe positie op dezelfde plaats, dat kan ombuigen naar positief beleid. Na een discussie van meer dan twee uur werd dhr. Van Santen toch benoemd en kon hij met applaus worden binnengehaald. Tegelijk vond ook de benoeming plaats van het algemeen bestuur. Op de triosynode van april j.l. was een voorlopig bestuur benoemd, nu werd dat een definitief bestuur waaraan de algemeen directeur van het LDC direct verantwoording schuldig is.

Overgangsbepalingen

De beoogde verenigingsdatum is 1 mei 2004. Dat betekent dat op 30 april klokke twaalf uur de huidige kerkorden van de drie kerken buiten werking worden gesteld en de nieuwe kerkorde voor de verenigde kerk in werking treedt. Dat lijkt eenvoudig, maar is het niet. Want veel van de oude situafie gaat mee in de nieuwe. Te denken valt aan dan nog lopende processen in de kerkelijke rechtsspraak (opzicht én bezwaren en geschillen). Ook allerlei verkregen rechten (dispensaties etc.) moeten van de oude naar de nieuwe situatie worden overgebracht. Zo zijn er nog meer situaties te bedenken die de ene keer voor de drie kerken, een andere keer voor twee van de drie kerken gelden en soms maar op één van de drie kerken van toepassing is. Bij het laatste valt te denken aan het feit dat in de Gereformeerde Kerken de plaatselijke kerk eigenaar is van alle kerkelijke goederen. Voor gereformeerden is dat een groot goed en het feit dat zij dit kwijtraken doet velen van hen pijn. Het is een verworvenheid van de Doleantie die zij dreigen te verliezen. Vooral voor gereformeerden, die zich zeer verbonden voelen met de historie van hun kerk, is dat een pijnlijke zaak. Tegen het besluit van de gereformeerde synode om met deze regeling akkoord te gaan, zij het dat een overgangsmaatregel werd ingelast dat nog tot zeven jaar na het verenigingsbesluit Gereformeerde Kerken kunnen uittreden met behoud van hun bezittingen (de commissie kerkorde maakte daar vijfjaar van), zijn dan ook vele revisieverzoeken ingediend die de synode oproepen om dit besluit te herzien. In totaal zijn 292 overgangsbepalingen ontworpen om te voorzien in situaties waarin het nieuwe kerkrecht (nog) niet voorziet als eenmaal de oude kerkorden buiten werking zijn gesteld. In het geheel van deze bepalingen vallen in deel I (de algemene overgangsbepalingen, daarnaast staan in deel II bepalingen voor de ordinanties bijzonder) de bepalingen 28 e.v. op. Daarin wordt gesproken over commissies van bijzondere zorg.

Commissies van bijzondere zorg

"Wanneer de band tussen een aanzienlijk deel van de gemeenteleden en de PKN verbroken is of dreigt te worden en/of een aan-zienlijk deel van de ambtsdragers niet bereid is het ambt te (blijven) vervullen binnen de PKN, oefent de kerk haar bijzondere zorg uit door de daartoe ingestelde commissie", zo luidt overgangsbepaling 29. Deze commissies worden per kerk benoemd en zullen na het verenigingsbesluit in dit (vroegere kerkverband) werkzaam zijn. Het voert te ver alle bepalingen ten aanzien van deze commissies hier weer te geven, maar het is duidelijk met welk doel zij in het leven geroepen worden. Bij deze bepalingen heeft ds. J.L. Schreuders (hervormd, classis Bommel) de vraag aan de orde gesteld wie zich feitelijk afscheidt: de meerderheid die de grondslag van de huidige (hervormde) kerkorde verlaat of de minderheid die op deze grondslag wenst te blijven. Dat werd hem niet in dank afgenomen: ds. P. Wilschut (gereformeerd. Alphen aan den Rijn), dr. P. van den Heuvel (werkgroep kerkorde) en ds. J. Stelwagen (voorzitter visitatoren generaal) noemden dit een blamage ten aanzien van de ambtelijke vergaderingen waar de besluiten genomen zijn onder aanroeping van de Heilige Geest. Zij verzuimden erbij te vermelden dat de Geest Zijn eigen toetssteen aanlegt: het Woord van God. Ouderling H. Hoogenhout (gereformeerd, classis Breukelen) en ondergetekende hebben gepleit voor een asielplaats waar gemeenten die niet weg én niet mee kunnen een plaats krijgen. Zo kan voorkomen worden dat breuken ontstaan die niet makkelijk of nooit meer geheeld kunnen worden. Het antwoord van dr. P. van den Heuvel, dat in de nieuwe kerk(orde) veel ruimte is voor alle gemeenten en dat er een overgangstijd van vijfjaar is, was geen antwoord op die vraag. Beide vragenstellers bedoelden echt een vluchtheuvel, niet binnen de gegeven overgangsbepalingen, maar in de zijstroom om daar met het zicht op wat gebeurt in de nieuwe kerk, hun eigen situatie in alle rust en ernst onder ogen te zien en daarin de weg te gaan die hun voor Gods aangezicht en met het oog op de gemeente de juiste lijkt.

Tot slot

De triosynode van november is niet afgesloten, maar geschorst en wordt D.V. 12 en 13 december a.s. voortgezet. Bij onze vele en grote zorgen om de kerk, roepen we ons in herinnering een woord van Calvijn, volgens wie de kerk bestaat niet zonder opstanding uit de dood, ja zelfs uit vele opstandingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Naar het einde van een eenwordingsproces (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 2002

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's