Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nehemia (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nehemia (1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSE FIGUREN

door H. Hartman, Ridderkerk

E gegevens over Nehemia zijn te vin­ Dden in het naar hem genoemde boek. Een deel van dit Bijbelboek bestaat uit door hem geschreven gedenkschriften. Dat komt vooral uit als de schrijver de „ik"-vorm gebruikt.

Dat gebeurt in Nehemia 1 : 1-7; 12 : 31-43 en in hoofdstuk 13. Men zou het kunnen nalezen. Hij geeft daarin dus verslag van wat hij zelf heeft meegemaakt. Een soort autobiografie.

Nehemia. In het hebreeuws: Nehemeyah (= „Jahwe troost"). Zijn naam is reeds gevallen, toen wij enige tijd geleden in de geest met Ezra meetrokken naar Jeruzalem, die daar de Joden de Wet van Mozes moest inscherpen en hen oproepen tot reformatie.

Zoals dit met de familie van Ezra het geval was, had ook de familie van Nehemia geen gebruik gemaakt van de door Kores of Cyrus toegestane terugkeer van de Joden naar hun vaderland. Dat daarna ook Nehemia zelf in Babel bleef, kwam niet voort uit een gevoel van welbehagen, omdat hij zich in de ballingschap thuis voelde. Hij was volop Jood gebleven. Hij had dezelfde liefde voor de Wet van Mozes en dezelfde geloofsijver als Ezra, met wie hij later zou samenwerken. Misschien bond zijn baan hem aan Babel. Want Nehemia had het ver gebracht. We zouden zeggen: hij stond aan de ambtelijke top. In de Perzische hoofdstad Susan bekleedde hij als opperschenker van de koning Artaxerxes I, een vertrouwenspositie. Hij moest zorgen, dat de koning geen vergiftigde wijn te drinken kreeg. Het was in die tijd altijd mogelijk, dat tegenstanders van de vorst, geen water, maar vergif in de wijn probeerden te doen. De bedoeling zal duidelijk zijn! Later werd Nehemia zelfs landvoogd van Juda. Meer dan de meesten van zijn tijdgenoten was hij omgeven met vorstelijke gunst en koninklijke pracht. Deze hoge staat belemmerde hem evenwel niet, om met grote belangstelling het wel en wee van zijn volk te volgen. Niet het minst dacht hij daarbij aan de Joden, die, nog niet zo lang geleden, onder Ezra waren teruggegaan naar hun vaderland. Wat in Juda gebeurde, lag hem na aan het hart. De paleizen van Babel konden hem de bouwvallen van Jeruzalem niet doen vergeten.

Het verhaal van Nehemia begint ermee, dat hij verblijft in de residentie van de Perzische koning te Susan. Daar waren enkele Joden uit Palestina overgekomen. Aan één van hen, genaamd Hanani, vraagt Nehemia hoe zijn volksgenoten het maken en hoe het er met Jeruzalem voor staat.

Slecht nieuws

De mannen brengen slecht nieuws. De Joden zijn in: „grote ellende en versmaadheid" (Neb. 1:2). En Jeruzalem? Daarin is de ont- reddering groot. Het door Ezra begonnen herstel van Jeruzalems muren is door vijandelijk ingrijpen gestaakt en de poorten zijn met vuur verbrand. Als Nehemia dit verneemt is hij diep verslagen. Hij zit neer, weent, bedrijft rouw en vast en bidt. Hij neemt zich voor om naar Jeruzalem te gaan om in de desolate toestand verbetering te brengen. In een ootmoedig gebed vraagt hij de HEEP^ hem te helpen. Hij belijdt de zonden van zijn volk en tegelijk eigen schuld.Toch blijft hij in zijn gebed niet staan bij zonde en schuld. Hij heeft ook weet van de barmhartigheid van de HEERE. Die grote en geduchte God is Dezelfde, Die het verbond en de goedertierenheid gestand doet (vers 5).

Hij smeekt God, om wat hij wil doen, nl. naar Jeruzalem gaan en daartoe verlof vragen aan de koning, te zegenen: „doe het toch uw knecht heden wel gelukken en geef hem barmhartigheid voor het aangezicht van deze man" (vers 11).

Het is enkele maanden later. Voor het eerst na lange tijd, staat Nehemia de schenker, met de wijnbeker in de hand voor de koning. Zal hij nu met zijn verzoek voor de dag komen? Maar hij vreest. Hoe zal de koning reageren? Die wil alleen maar blijde gezichten zien. Nehemia zendt een gebed omhoog. , , Toen bad ik tot God van de hemel" (2 : 4).

Een kort gebed. Een „schietgebed". Zo tussen het werk door. Ook bij andere gelegen komen we dat tegen (Neh. 4 : 4; 6 : 9b; 6 : 14).Vroeger noemde men dat wel: „Bidden met de pet op".

Het kan bewijs zijn van een nabij leven met God. Bij Nehemia was dit inderdaad zo. Hij was een man van gebed. Hij kende de HEERE in alles wat hij overlegde en uitvoerde.

Geheel in de geest van psalm 127 vers 1: „Zo de HEEB^ het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daar aan; zo de HEERE de stad niet bewaakt, tevergeefs waakt de wachter". Hoe is dit bij ons? Leggen wij bij belangrijke beslissingen in ons leven. God de zaak voor? Of volgen we eigen inzicht en beslissen wij zelf en mag de HEEP^ daar dan Zijn zegen over geven? Gedenken wij de vermaning: „Ken de HEERE in al uw wegen en Hij zal uw paden recht maken".

Nehemia staat voor de koning. Deze merkt dat zijn schenker wat mismoedig is. Hij vraagt hem wat er is, daar hij toch niet ziek is. „Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des harten" (2 : 2). Nehemia deelt de reden van zijn droefheid mee. Al sprekend neemt zijn vrijmoedigheid toe. Eerst vraagt hij om naar Jeruzalem te mogen gaan; dan verzoekt hij om brieven, om tegenover de landvoogden in Kanaan de handen vrij te hebben; zelfs vraagt hij om voor het benodigde hout, te mogen beschikken over de houtvoorraad van de koning. En dan is ineens de zaak geregeld. Hij mag voor een bepaalde tijd gaan. Zelfs benoemt de koning hem tot landvoogd van Juda. Daardoor zou Juda een zelfstandige provincie worden. Tot nu toe maakte het deel uit van Samaria. Nehemia ziet in dit alles de bijzondere gunst van God. Omdat hij alleen voor zijn God buigt, is hij sterk.

Puinhopen

Op een bepaalde dag reist hij af. Anders dan Ezra indertijd, wil hij graag, dat een gewapend geleide meegaat. Misschien ook wel om tegenover de hoge ambtenaren die hij straks zal ontmoeten, meer indruk te maken. Over de reis zelf ontbreken gegevens. In Jeruzalem aangekomen, wacht hij drie dagen. Hij acht het verstandig om het doel van zijn komst voorlopig geheim te houden. Dan maakt hij met enkele mannen en een ezel een nachtelijke inspectietocht. Eerst gezeten op het rijdier, moet hij al gauw te voet verder. Het dier kan in de enorme puinhopen geen stap meer doen. Het resultaat van de inspectietocht is moedbenemend: het is, met name in het zuiden van de stad één puinhoop. Hier valt niet te renoveren, hier moet opnieuw gebouwd worden. Dat geldt ook voor de poorten.

Wordt Nehemia, door wat hij ziet, niet moedeloos en wanhopig? Neen... het prikkelt hem tot uiterste activiteit! Hij roept met spoed een vergadering bijeen van de leiders van het volk. Hij schildert hen de droeve toestand en de daarmee samenhangende smaad. Het mondt uit in de aansporing: „komt en laat ons Jeruzalems muur opbouwen..." (Neh. 2:17).

Zo er al enige twijfel bij de leidslieden mocht zijn, deze verdwijnt, als Nehemia verhaalt, dat door de goede hand van God, de koning van Perzië hem had laten gaan, om als gouverneur van Juda op te treden. Ze erkennen: Gods leiding hierin is duidelijk. Als één man verklaren zij: „Laat ons opstaan, dat wij bouwen" (2 : 18). In hoofdstuk 3 van het boek Nehemia, wordt beschreven hoe men bouwde. Men volgde een werkwijze, die begon en eindigde bij de Schaapspoort. Het werk ging voort als een keten, waarvan de ene schakel in de andere paste. In grote eensgezindheid werd gewerkt door het gehele volk: „het hart van het volk was om te werken" (4: 6).

Dat Nehemia tot afzonderlijk landvoogd van Juda was aangesteld, vond uiteraard tegenstand bij de Perzische vazallen en grootheden. Het mishaagde hen: „dat er een mens gekomen was, om wat goeds te zoeken voor de kinderen Israels" (2 : 10b) .Van deze tegenstanders worden er drie met name genoemd: Sanballat, Tobia en Gesem de Arabier. Sanballat was landvoogd of stadhouder van Samaria. Eigenlijk heette hij: Sinoeballit (= „de maangod schenkt leven"). Tobia was een Ammonietische slaaf, die zich opgewerkt had tot stadhouder van Ammon (het Overjordaanse), en Gesem de Arabische sjeik, was stadhouder van Idumea (Edom). Drie tegenstanders van formaat. Op allerlei manieren werkten zij tegen. Ze beginnen met spot en verachting. Dan proberen zij Nehemia vrees aan te jagen: de koning van Perzië zal in de versterking van Jeruzalem een poging tot opstand zien. Maar al spoedig krijgen de vijanden door, dat ze in Nehemia met een dapper man te doen hebben. Een man, die niet bang is voor bespotting of bedreiging. Een man vol geloofsmoed, die belijdt, dat God van de hemel het hem zal doen gelukken. Een man ook van de daad, als hij zegt: „Wij, Gods knechten zullen ons opmaken en bouwen, maar gijlieden hebt geen deel noch recht, noch gedachtenis in Jeruzalem" (2 : 20). De bouw gaat in snel tempo door. De vijanden ontketenen nu een zenuw-oorlog (4 : 1—3). Ze beginnen weer te spotten: Kijk die amechtige Joden." Tobia zegt: „zo daar een vos opkwame, hij zou hun stenen muur wel verscheuren." Het heeft zijn uitwerking. Dat blijkt uit vers 10, waar Juda zegt: „De kracht van de dragers is vervallen en de stof is veel, zodat wij aan de muur niet zullen kunnen bouwen." M.a.w.: door de hoeveelheid puin klaren wij het karwei niet. Maar het werk wordt niet gestaakt en de muren rijzen hoger en hoger. De dreiging van de vijanden neemt toe. Ze beramen een plan, om onverhoeds Jeruzalem binnen te vallen en de bouwers om te brengen. Nehemia wordt gewaarschuwd en deze neemt maatregelen. „Maar wij baden tot onze God, en zetten wacht tegen hen, dag en nacht, hunnenthalve"(4:9).

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Nehemia (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's