Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ban in het leger (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ban in het leger (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE HEILIGE SCHRIFT

door K. ten Klooster, Ridderkerk

E Bijbel maakt ons duidelijk dat het pa­ Dtroon van de zonde even klassiek als onveranderlijk is.We leren het ook uit de geschiedenis van Achan. Als hij is aangewezen en ontmaskerd doet hij belijdenis: ik zag, ik kreeg lust daartoe, ik nam (Jozua 7:21). Hoe herkenbaar, hoe bedrieglijk, hoe gevaarlijk! Hier komt het aan het licht wat het daglicht niet kan verdragen. Omdat hij uiteraard bang was dat zijn daad bekend zou worden had Achan de spullen begraven in zijn tent. Maar het is alles tevergeefs. Het gestolen goed gedijt niet.Wat zoet was in het bedrijven van de zonde, is bitter in het nadenken erover en tenslotte bijt ze als een adder (M. Henry). Achan erkent zijn fout en beHjdt dat ook: ik heb tegen de Heere gezondigd (Jozua 7:20).

De bedrieger bedrogen

Hoe moeten we deze belijdenis waarderen? Is het een belijdenis van oprecht berouw, een belijdenis die opkomt uit een verbroken hart? Is het een roep uit de diepte? Zoals bij David als de profeet Nathan bij hem is gekomen en hij belijdt: Ik ken mijn overtredingen en mijn zonde is steeds voor mij.Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten (Psalm 51:5, 6). Zien we dat ook hier bij Achan dat hij het verkeerde, het zondige van zijn daad inziet? En dat hij als gevolg daarvan zegt: ik heb het gedaan, ik heb berouw, haal het maar weg, ik haat het, het brandt in mijn tent, het brandt in mijn ziel. Heere vergeef het mij, ik ben uw gramschap dubbel waardig? Ik dacht dat het bij Achan zo niet lag. Het komt mij voor dat het bij de man niet veel anders was als de belijdenis die koning Saul later zal zeggen tegen Samuel: Ik heb gezondigd omdat ik het bevel van de Heere en Uw woorden heb overtreden (1 Samuel 24:15).

Achan kan hier eenvoudig niet anders. Nu hij is ontmaskerd moet hij wel buigen. Net als al diegenen die in het heden van de genade weigeren hun knie te buigen, dat eenmaal gedwongen zullen moeten doen. Want alle knie zal zich voor Christus buigen (Fil. 2:10). Achan buigt niet gewillig, hij heeft geen oprecht berouw en bekeert zich niet. Hij denkt God te kunnen bedriegen, maar hij bedriegt slechts zichzelf. Toch houdt hij nog vol. Want als ik dit gedeelte goed lees zegt hij het nog vergoelijkend ook, zo in de trant van: het was toch maar één kleed, maar 200 sikkels, maar één gouden tong? Is dat nu zó erg? Moet daar al die drukte om gemaakt worden? Zó zijn wij mensen. Zo hard dat als de Heere ons aanraakt wij niet buigen. Tenzij de Heere Zelf ons overtuigt en wij met diepgevoelde innerlijke wroeging en berouw de Heere smeken om genade. Dat is de weg tot heil, verlossing en vergeving: God rechtvaardigen, onszelf veroordelen en tot de meerdere Jozua vluchten. Het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt ons van alle zonde (1 Joh 1:7).

Intussen werd het gestolen goed uit de tent van Achan gehaald en gebracht tot Jozua en tot al de kinderen van Israël; en zij stortten ze uit voor het aangezicht des Heeren (Jozua 7:23). Met dat laatste werd het recht van de Heere op deze goederen erkend.

Dan trekt heel Israël naar het dal Achor, gelegen ten zuidwesten van Jericho. Daar vond de terechtstelling plaats. Het heeft in de geschiedenis altijd een onheilspellende klank gehad. De naam betekent: dal van beroering, ongeluksdal, jammerdal. Jozua spreekt het vonnis uit: hoe hebt gij ons beroerd? De Heere zal U beroeren te dezen dage! De man wordt door heel Israël gestenigd (Jozua 7:24, 25). Boven zijn hoofd staat om zo te zeggen deze beschuldiging: Achan, de beroerder van Israël. Niet best als God een mens gaat beroeren met Zijn slaande hand. Voor Achan was er de dood en het oordeel. We vragen ons af of Israël ooit zó de ernst van het gericht van God heeft gezien als hier. De steenhoop die wordt opgericht (Jozua 7:26) zal hen er regelmatig aan herinneren. Is dat nu het laatste? Nee.

Een deur van de hoop

Dat lag niet aan Israël, maar aan de Heere. Israël in de strijd om het beloofde land leed na de overwinning op Jericho, een verpletterende nederlaag bij Ai. Het kon daar niet overwinnen, omdat Achan had gezondigd. Daarmee was de toorn van God over het hele volk gekomen. De ban werd weggedaan in het dal van Achor. Dat werd voor de man een deur van wanhoop. Maar voor het Israël van God lag het anders. Ze hadden de hoop al opgegeven dat ze ooit verder zouden komen in het beërven van het beloofde land. We lezen in dit hoofdstuk toch dat het hart van het volk was versmolten en tot water werd (Jozua 7:5). Er was geen hoop en geen moed meer in iemand van hen. Jozua had gekermd: Ach Heere Heere, waarom hebt Gij dit volk door de Jordaan ooit doen gaan, om ons te geven in de hand van de Amorieten om ons te verderven? Och dat wij tevreden waren geweest en aan de andere kant van de Jordaan waren gebleven Qozua 7:7)! Maar nu de oorzaak was aangewezen en weggedaan, veerde men weer op. Het dal Achor werd niet een donkere kuil, waarin heel het volk omkwam, maar een deur van hoop. Alzo keerde Zich de Heere van de hitte van Zijn toorn (Jozua 7:26). Wat is het Woord van God duideUjk en eenvoudig: breken met de zonde door oprecht berouw, dat is de weg tot de vernieuwing van Gods gunst. Israël mag Israël heten, maar als het dat niet is, komt het in het dal van de nederlagen. Wordt het kwaad uitgebannen uit de eigen boezem, wordt er een deur geopend.Wel iets om ook vandaag over na te denken.

Hosea de profeet die veel later leeft, zegt dat letterlijk met zoveel woorden, dat de Heere zal geven het dal Achor tot een deur der hoop (Hosea 2:14). In zijn dagen is het weer de oude geschiedenis, hetzelfde patroon wat zich steeds maar weer herhaalt. Het roven van de eer van God, afgodendienst. Israël heeft most en olie, goud en zilver dat van de Heere was, aan Baal gewijd. Op de regelmaat van de zonde volgt de regelmaat van de straf. Er is geen ontkomen aan: naar het dal van Achor. Israël moet naar het dal van de beroering, van het gericht: de ballingschap. God zal gericht oefenen met Zijn Achansvolk. Maar dat dal wordt niet de ondergang, maar een doorgang, een deur van hoop. God kan van Zijn volk niet af. Het volk wordt getuchtigd, gelouterd, vernieuwd. Voor onbekeerden is er geen deur. Maar er zal zijn een rest naar de verkiezing van de genade. Is Israël beeld van de kerk van Christus, beeld van de Nieuwtestamentische gemeente, moet gezegd worden dat ook zij geen overwinningen kan behalen, zolang in eigen boezem het kwaad zit en zich doorzet. Iemand heeft ooit gezegd: de nederlagen van de kerk zijn de verborgen zonden van de kerk. En welke naam we dat ook geven, het kan van alles zijn, dat doet er niet toe. Maar zolang de ban in het leger is, lijden we nederlaag op nederlaag. Niemand kan heiligende invloed op anderen hebben, die zelf niet geheiligd is. Kromme wegen, zondige wegen heeft de Heere nog nooit gezegend. Daarom wordt ons hier de weg gewezen, de weg van de droefheid naar God. Dat werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid (2 Kor 7:10).Als de ban maar wordt weggedaan, als wij ons bekeren dan komt er hoop. Wegdoen de ban van de oppervlakkigheid en geesteloosheid, de ban van de wereldgelijkvormigheid en liefdeloosheid enz. enz. Werpt van U weg al Uw overtredingen zegt de Bijbel (Ezech. 18:30). Dan keert de Heere Zich af van de hitte van Gods toorn en doet Hij Zijn vriendelijk aangezicht lichten. God heeft in gunst en niet in wraak Zijn lust. God keert in Zijn trouw de dingen om. Om Christus' wil en uit genade. Hij heeft Zich in onze naam voor de Vader gesteld om de toorn te stillen. Het dal waarin Hij werd verbrijzeld, werd onze deur, de deur van hoop.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De ban in het leger (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's