Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een woord voor moedeloze tempelbouwers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een woord voor moedeloze tempelbouwers

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

mUSEüEli

door L.W.Ch. Ruijgrok, Monster

'Op de vier en twintigste dag der maand, in de zesde maand, in het tweede jaar van de koning Dariu In de zevende maand, op de eenentwintigste der maand, geschiedde het woord van de HEERE door dienst van de profeet Haggaï, zeggende: Spreek nu tot Zerubbabel, de zoon van Seahhiël, de vorst va Juda en totjosua, de zoon vanjozadak, de hogepriester, en tot het overblijfsel van het volk, zeggende Wie is onder ulieden overgebleven die dit huis in zijn eerste heerlijkheid gezien heeft, en hoedanig gij hetzelve nu? Is dit niet als niets in uw ogen? Doch, nu wees sterk, gij Zurubbabel! spreekt de HEERE; en wees sterk, gij Josua, zoon vanjozadak, hogepriester! en wees sterk, al gij volk des lan spreekt de HEERE; en werkt, want Ik ben met u, spreekt de HEERE der heirscharen'

Haggaï 2:1-5

E vorige keer zagen we: als vrucht op Dde boeteprediking van Haggaï werd onder Israël iets zichtbaar van een nieuw reveil. Hoofdstuk 1 eindigde met de veelbetekenende woorden: 'En de HEERE verwekte de geest van Zerubbabel (...) en de geest van Josua (...) en de geest van het ganse overblijfsel van het volk; en zij kwamen en maakten het werk in het huis van de HEERE der heirscharen' (1:14). Volle nadruk lag daarbij op Gods initiatief: 'De HEERE verwekte...'! Hij wekte de harten op. Hij bracht hen tot inkeer, schuldbesef en wederkeer. Hij zegde hun opnieuw Zijn nabijheid, genade en bescherming toe. Met als rijke vrucht dat men opnieuw het besluit nam om zich eenparig te zetten aan de herbouw van de tempel. Men was er dankzij Gods genade opnieuw diep van doordron­ gen: Gods huis, Gods zaak en Gods Koninkrijk dient ons boven alles te gaan! Dit besluit viel, zo lezen we aan het begin van hoofdstuk 2: 'Op de vier en twintigste dag der maand, in d zesde maand, in het tweede jaar van de koning Darius (2:1).

Een nieuwe profetie

Als echter enige weken van naarstige tempelbouw verstreken zijn, breekt het Loofhuttenfeest aan. Een feest dat van Gods kant bedoeld is als dankfeest voor de oogst, maar dat ook diende om de herinnering aan Israels verblijf in de woestijn levend te houden. Dat feest begon altijd op de vijftiende dag van de zevende maand en duurde acht dagen. Welnu, als de zevende dag van het Loofhuttenfeest is aangebroken, ontvangt Haggaï een nieuwe profetie. Hij moet het woord richten tot 'Zeruhbabel, de vorst vanjuda' en tot 'Josua, de hogepriester' en tot 'het overbUjfsel van het volk'. En uit naam van zijn God moet hij hun een vraag voorleggen: 'Wie is onder u overgebleven die dit huis in zijn eerste heerlijkheid gezien heeft? ' De profeet richt zich hierbij dus speciaal tot hen die de oude, verwoeste tempel van Salomo nog gekend hebben.'Daar de verwoesting hiervan nog geen 70 jaar geleden was, konden er nog zulken in leven zijn' (Ridderbos).

Aan hen in het bijzonder stelt hij de vraag: 'En hoedanig ziet gij hetzelve nu? Is dit niet als niets in uw ogen? ' Bedenk: vier weken zijn er inmiddels verlopen sinds men de tempelbouw ter hand heeft genomen. En ook al is de arbeid daaraan dus nog lang niet voltooid, de eerste contouren van de herbouwde tempel zijn inmiddels wel zichtbaar. Je kunt je er in ieder geval een bepaalde voorstelling van maken. En hoe gaat dat? Dan ga je vergelijken en terugzien. En dat doet de oude generatie ook. Men vergelijkt de contouren van de nieuwe tempel met die van de oude van Salomo.

Men had dat ook al gedaan toen jaren terug de 'grondsteen', d.w.z.: de fundamenten voor de nieuwe tempel werden gelegd. Degenen die Salomo's tempel nog gekend hadden, hadden bij die gelegenheid 'geweend' vanwege het geweldige contrast tussen de tempel van Salomo en de eerste afmetingen van den nieuwe tempel nu. Maar bij degenen die de oude tempel niet gekend hadden, was er juist 'gejuich' en 'vreugde' (Ezra 3:12). Zij waren blij en verheugd in God, want ze hoopten voor het eerst in hun leven Gods tempel te kunnen zien en te kunnen binnengaan.

Een soortgelijk contrast dient zich ook nu weer aan. Want in de ogen van hen die Salomo's tempel nog gekend hebben, is de nieuwe tempel 'als niets' (vs. 4). Dat zal betrekking hebben op de omvang van de nieuwe tempel maar ook op andere dingen. 'De één herinnerde zich het goud waarmee alles bedekt was; een ander de kostelijke stenen waarmee het versierd was; een derde beschreef de pracht van het portaal; een vierde de pilaren; en wat zag men nu? ' (M. Henry). In ieder geval, als de oude generatie het herstel van de tempel beziet, zijn ze er diep van overtuigd: de nieuwe tempel haalt het niet bij de oude. Ja, in vergelijking met die van Salomo is deze nieuwe tempel zelfs 'als niets'! Dat is uiterst teleurstellend. Vooral voor hen die aangegrepen door Gods Geest de hand aan de ploeg hebben geslagen en zich nu met nieuw enthousiasme en nieuwe ijver zetten aan de tempelbouw. Hoezeer de oude generatie - als het gaat om de omvang en de uiterlijke glorie van de tempel - misschien ook het gelijk aan zijn kant heeft, toch getuigt hun reactie van ondankbaarheid en ongeloof. Ja, ze miskennen Gods werk en het nieuwe begin dat Hij heeft gegeven. En daarom is hun reactie ook gevaarlijk. Het kan weleens een domper zetten op de vreugde en de ijver van de tempelbouwers.

Een nieuwe bemoediging

Welnu, met het oog daarop krijgt Haggaï van Godswege de opdracht om de tempelbouwers moed in te spreken. Hij moet het het volk toeroepen: 'Doch nu, wees sterk gij Zerub- babel, spreekt de HEERE; en wees sterk, gij Josua, zoon van Jozadak, hogepriester; en wees sterk, al gij volk des lands, spreekt de HEERE en werkt, want Ik ben met u, spreekt de HEERE der heerscharen' (vs. 5). Kortom, ze moeten niet moedeloos worden. Zich niet door de klachten van anderen over het nietige en geringe van hun werk uit het veld laten slaan. Nee, de HEERE zegt: 'Wees sterk'! D.w.z.: houd moed. En Hij roept dit niet alleen Zerubbabel en Josua toe, de beide leiders van het volk, maar ook het volk zelf. Allen krijgen één en hetzelfde woord uit Gods mond te horen: 'Wees sterk'! En als de HEERE dat zegt bedoelt Hij altijd: wees sterk in Mij. Wees krachtig in Mij. En Hij voegt daar het appèl aan toe: 'En werkt!'

Hij werpt de leiders en het volk dus niet terug op zichzelf. Alsof ze dit alles in eigen kracht zouden moeten doen. O nee, dat doet Hij nooit. Zoals ook blijkt uit het vervolg. Want aan die opdracht: 'En werkt' verbindt Hij de belofte: 'Want Ik ben met u, spreekt de HEERE der heirscharen'. Hij belooft hun dus Zijn tegenwoordigheid. Zijn nabijheid. Zijn genade en zegen. En is dat niet alles? Dan kan het begin klein zijn. Dan kan dat eerste begin in vergelijking met vroeger bijna niets voorstellen. Maar als de HEERE met ons is en ons zegent, dan weet Hij het kleine groot te maken en het weinige veel. Dat gold voor de tempelbouw toen. Dat geldt ook voor de tempelbouw in het heden.

Eerlijk is eerlijk: als we heel veel tempelbouw die in het heden plaatsvindt, vergelijken met wat er vroeger was dan is dat uiter- Hjk gezien ook menigmaal 'als niets'. Soms wordt begonnen met een handjevol mensen, met een paar catechisanten enz. Moeten we daarom maar stoppen? Ermee ophouden? Omdat de dingen die in het heden plaatsvinden het niet halen bij vroeger? En omdat het daarom - naar de mening van velen - toch niets voorstelt? Nee, want het gaat om God! Om Zijn Naam. Om Zijn eer en om Zijn zaak. Bovendien, het bloed van de zielen zal eenmaal van onze handen geëist worden. En daarom: ook in het heden komt God tot moedeloze tempelbouwers met Zijn opwekking: 'Wees sterk en werkt, want Ik ben met u, zegt de HEERE der heirscharen'! Het gaat niet om het grote en indrukwekkende. Als datgene wat we doen maar uit God is en gericht is op Hem.

Dat geldt ook ons persoonlijk leven. Als God ons leven herschept en vernieuwt, hoe klein en nietig is dan menigmaal het eerste begin. Het kan niet in de schaduw staan bij een voorgeslacht dat gerijpt en geoefend was in het geloof. En sommigen laten zich daardoor uit het veld slaan en ontmoedigen. Ze zeggen: hoe gering is mijn geloof. Hoe gering is mijn kennis van God en Zijn Woord en Zijn Zoon.Wat ben ik nog weinig thuis in de Schrift en in de verborgenheden van het geloof. Hoe gering ook is de heiligmaking voor Hem in mijn leven. En nu is het waar: die geringheid is altijd tot onze beschaming want God is oneindig veel meer waard. En toch. Hij bemoedigt ook de 'kleintjes' in de genade en zegt tegen hen: 'Wees sterk en werkt, want Ik ben met u, zegt de HEERE der heirscharen'! Heerlijke werkelijkheid: Hij weet het kleine groot te maken en het weinige tot veel. En in Christus is Hij de Zijnen zo nabij dat hun leven toch herschapen wordt tot een Tempel waarin Zijn Geest woont en van waaruit 'geestelijke offeranden' Hem worden opgeofferd. Mag dat ook bij ons zo zijn? Matthew Henry tekent op dit gedeelte aan: 'Als de wielen lopen, zal God ze smeren'!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een woord voor moedeloze tempelbouwers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 2003

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's