Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vriend die vijand werd: Ami Perrin (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vriend die vijand werd: Ami Perrin (2)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VRIENDEN VAN CALVIJN

Calvijn wordt teruggehaald

In 1540 verkeerde Geneve politiek en kerkelijk in een crisis. De verdrijving van de twee belangrijkste predikanten had de kerk zonder echte leiding achter gelaten. Kardinaal Sadolet deed listige pogingen om van de gelegenheid gebruik te maken, en Geneve weer in de veilige moederschoot van Rome terug te halen. Politiek waren er ook ontwikkelingen, waarbij diegenen die het meest aansprakelijk waren voor de onverantwoordelijke verbanning van Farel en Calvijn smadelijk aan hun einde kwamen. Toen ook nog eens twee predikanten uit eigen vrije wil de stad verlieten, was de raad zo

verootmoedigd dat men besloot alles in het werk te stellen om Calvijn te verzoeken om terug te keren en zijn werk weer op te vatten. Dit besluit zal zeker zijn ingegeven en toegejuicht door de partij van de Guillermins. Het was hun aanvoerder. Ami Perrin, die er uitvoering aan mocht geven. Als hoofd van een delegatie reisde hij af naar Straatsburg om de verdreven predikant vriendelijk te vragen om terug te komen.

Calvijn was niet thuis toen de beroepingscommissie uit Geneve arriveerde. Maar het resultaat van hun missie was wel dat hij uiteindelijk in 1541 naar zijn vorige gemeente terugkeerde. Uiteraard was zijn positie door alles wat er was voorgevallen behoorlijk versterkt. En afgezien van het feit of men hem wel of niet mocht, had men hem echt nodig. Hij was onmisbaar voor de rust en de vrede in de stad, die in zo'n precaire positie verkeerde.

Het feit dat Perrin de man was, die Calvijn hoogst persoonlijk weer naar Geneve haalde mag misschien wel geduid worden als een teken van een persoonlijke verbondenheid die er geweest moet zijn tussen beiden. De verhoudingen waren goed, en Calvijn heeft direct na zijn terugkeer samen met Perrin gewerkt aan de invoering van de zo nodige kerkorde.

Orde op zaken gesteld

Calvijn heeft na 1541 alle mogelijkheden die hij kreeg aangegrepen om de goede orde van het rijk van Christus te bevorderen. Een bekwaam en eensgezind predikantencorps, en vooral de instelling van het consistorie, dat geroepen was om de tucht gestalte te geven die zo noodzakelijk was voor het welzijn van Christus' kerk, deze twee belangrijke middelen waren zijn voornaamste zorg. Echter, hierin smeulden ook de vonken van nieuwe conflicten. Immers de overheid van de stad, en vooral de 'echte' burgers van Geneve zagen in toenemende mate met lede ogen aan, dat Calvijns kerk steeds meer een eigen zelfstandigheid kregen ten aanzien van de andere gezagsinstanties. En daarbij kwam nog dat men de nieuwe instellingen ook ging beschouwen als een inbreuk op oude gewoonten in Geneve. Dat die vreemde Fransman zo ver ging, dat hij de zelfbewuste burgers van de stad voor het kerkelijk gerecht kon dagen en veroordelen, dat ging velen te ver.

Het kon ook zomaar gebeuren dat als een eerbiedwaardig burger van Geneve zijn kind voor de doop hield en tegen de predikant zei dat het zoontje Claude moest heten, hij tot zijn schrik en ontsteltenis moest horen dat de dominee zei: 'Abraham, ik doop u '. Het was immers verboden om kinderen te noemen naar de namen van heiligen. Zulke voorvallen zullen bij velen kwaad bloed hebben gezet. En zo kwam er vooral bij de autochtone inwoners van Geneve steeds meer wrevel tegen het nieuwe geestelijke regime. De leden van oude Geneefse families, zoals de Favres, Bertheliers, Vandels en Septs gingen zich steeds meer ergeren aan de nieuwe maatregelen. Het was een ergernis die ze niet verborgen hielden.

Soms zaten ze demonstratief te hoesten en te kuchen onder Calvijns preken, zelfs zo dat de predikant zich erover moest beklagen bij de raad.

Het waren de familieleden en vrienden van Perrin, die het minst ophadden met al die nieuwe Franse wetten. En Perrin zelf? Misschien had hij verwacht om via een vertrouwelijke relatie met Calvijn zijn eigen belangrijkheid te onderstrepen. Als dat zo geweest mocht zijn, dan was hij er al snel achter gekomen dat hij daarvoor bij de reformator aan het verkeerde adres was. Het tegendeel was echter het geval.

Er gebeurde iets, waardoor Perrin voor­ goed een verklaard tegenstander werd van Calvijn.

De tucht wordt gehandhaafd

In april 1546 was er een heikele kwestie aan de orde op het consistorie. Er was een bruiloft gevierd, waarop men zich niets had aangetrokken van het verbod op dansen, dat in Geneve gold. Het waren leden van voorname families, die zich aan deze oude traditie bezondigd hadden. Zelfs notabelen waren aangeklaagd tot en met burgemeester Corne, die nota bene voorzitter was van het consistorie, en ook Perrin. Wat er toen gebeurde beschrijft Calvijn uitvoerig aan zijn vriend Farel. Perrin's vrouw (door Calvijn spottend 'Penthesilea, koningin der Amazones genoemd) beet fel van zich af. Haar vader, een Favre, was al veroordeeld van ontucht en zei schreeuwde Calvijn toe dat hij het alleen maar op haar familie voorzien had. Calvijn bleef rustig en zei haar, dat als zij in zonde wilde blijven leven, dat ze dan maar een stad voor haarzelf en haar familie moest bouwen. Maar in Geneve zou niet geduld kunnen worden dat mensen niet wilden leven onder het juk van Christus. ledere inwoner van Geneve, hetzij hoog of laag van stand, had te buigen voor het Woord van God. Perrin was ten tijde van dit consistorie niet in de stad. Hij moest net op reis naar Lyon, en dacht de tucht zo te ontlopen. Zijn collega Corne was heel boetvaardig. Als voorzitter van het consistorie, dat hem zelf onder de tucht moest zetten aanvaardde hij de straf ootmoedig. Hij werd voorlopig in zijn ambt geschorst. Perrin ontliep echter zijn kastijding ook niet. Hij mocht dan op hoge benen bij de raad zijn vrouw en schoonvader hebben willen vrij pleiten, het baatte niet. Ook hij moest buigen voor het geestelijk gericht.

Om hem in liefde daartoe te brengen schreef Calvijn een brief, waarin nog te merken is dat hij in Perrin zijn vriend en broeder zag, die hij zo graag terecht wilde brengen. De toon is ernstig maar ook hartelijk. Calvijn zegt: je weet wie ik ben ik wil mij door niets af laten brengen van de gewetensvolle handhaving van het recht van de hemelse erfenis. Maar, zegt hij, ik geloof dat jij ook niets anders beoogt dan ik. Calvijn weet dat er in Perrin's huis dreigingen geuit zijn aan zijn adres. Calvijn moest oppassen dat hij niet weer hetzelfde zou meemaken als ruim zeven jaren eerder (verbanning van 1538) Hij Iaat het maar voor wat het waard is. Het ging en gaat hem om het welzijn en heil van kerk en staat. Hij is zomaar niet van plan om op te stappen. Calvijn gaat ervan uit dat Perrin zelf niet achter de dreiging staat, maar zijn boosaardige vrouw. Het is voor Perrin's eigen bestwil als hij zich onderwerpt aan de tucht, dat zal zijn naam en positie het meest bevorderen. En Calvijn besluit door te schrijven dat de tuchtigingen door een oprechte vriend beter zijn dan de onoprechte vleierijen van anderen. Om vervolgens te eindigen met: 'U toegedaan en van harte. Uw broeder J.C'.

Onverzoenlijke vijandschap

Hoewel het erop leek, dat Calvijns oprecht vriendelijke woorden hun effect hadden, omdat Perrin zich ook ootmoedig voegde naar het consistorie, toch is het zaad van de haat in zijn hart steeds meer gaan ontkiemen. Het kwam nooit meer goed tussen de twee medestrijders van het begin.

Perrin kwam in 1547 opnieuw in de problemen toen hij als afgevaardigde van Geneve Frankrijk had bezocht bij de troonsbestijging van Henri II. Teruggekeerd werd hij ervan beschuldigd dat hij gemene zaken had gemaakt met de Fransen ten nadele van Geneve. Hij werd in de gevangenis gegooid en raakte zijn prestigieuze ambt van kapitein-generaal kwijt. De man die hem beschuldigde was een zekere Meigret, die gerekend werd tot het kamp van Calvijn. Dat zal de verhoudingen alleen maar meer vertroebeld hebben.

Ondanks alle tegenslagen kwam Perrin in 1553 toch weer in het centrum van de macht terecht. Als burgemeester deed hij alles wat hij maar kon om Calvijn en de Fransen dwars te zitten. Het geding rond de tucht liep zelfs zo hoog op, dat Calvijn zeker verwachtte opnieuw zijn ontslag te krijgen, omdat hij niet bereid was om ook maar enigszins toe te geven waar de gehoorzaamheid aan God in het geding was. Zover kwam het echter toch niet.

Uiteindelijk werd na veel moeite en strijd het recht van het consistorie bevestigd om hardnekkige zondaren van de tafel des Heeren te weren. Calvijn kon blijven. De machtsstrijd moest echter wel op een escalatie uitlopen. Die kwam in 1555. Omdat de partij van Perrin een elitaire groep was geworden, die bij anderen in de stad steeds minder populair was, keerde de wal het schip. De verkiezingen van dat jaar betekenden een grote nederlaag voor de perrinisten en de aanhangers van Calvijn kwamen weer aan het roer. Perrin en de zijnen konden hun verlies niet verkroppen. Op 16 mei gingen ze in een dronken bui de straat op, om als die vreemde Fransen in hun eigen Geneve eens even de les te lezen. Het liep uit op een handgemeen, waarbij de ex-burgemeester Perrin probeerde om zijn opvolger de burgemeestersstaf afhandig te maken. Deze daad werd gezien als een regelrechte poging tot een staatsgreep. Het betekende het definitieve einde van de macht van Perrin en de zijnen. Ze moesten hals over kop vluchten naar het gebied van Bern, waar ze als ter dood veroordeelden de rest van hun dagen in wrok konden slijten. Enkele 'Kinderen van Geneve' werden gegrepen en terechtgesteld. Calvijn en Geneve waren voorgoed verlost van diegenen , die hun uiterste best deden om de nieuwe burgers uit

Frankrijk zolang mogelijk hun rechten te onthouden. Een van de opstandelingen van het meioproer, Frangois Daniel Berthelier - zoon van een martelaar van 1519 - sprak voor zijn terechtstelling een woord, dat de frustratie van de 'Kinderen van Geneve' verwoordde: 'Adieu Geneve, aan het einde zal de koning van Frankrijk burger zijn van deze stad'. Het jaar 1555 betekende een keerpunt in Calvijns relatie met de stad, het begin van een periode waarin de burgerij van Geneve steeds meer open kwam te staan voor de allochtonen uit Frankrijk. Dat betekende heil voor de kerk en welvaart voor de stad. De bittere haat van Calvijns voormalige vriend Perrin ten spijt.

MA. van den Berg, Zoetermeer

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een vriend die vijand werd: Ami Perrin (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's