Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vindingrijke geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vindingrijke geloof

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Doch Hij antwoordde en zeide: et is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en de hondjes voor te werpen. En zij zeide: a, Heere! doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren. Mattheüs 15 : 26, 27

Het stilzwijgen doorbroken

In gedachten zien we de Kananese moeder aan Jezus' voeten liggen. Zij heeft wel tot Hem geroepen, maar Hij heeft tot nu toe een absoluut stilzwijgen tegenover haar bewaard. In vers 23 lazen we immers: Doch Hij antwoordde haar niet één woord. Wie de omgang met de Heere kent, weet zelf hoe zwaar zulk zwijgen valt. Het hart verlangt naar het verlossende woord, maar dit komt maar niet; het blijft zo stil aan de andere zijde...

In de tekst voor deze meditatie neemt de zaak echter een keer. De Heere doorbreekt namelijk het stilzwijgen tegenover haar die smekend aan Zijn voeten ligt. Dat zegt vers 26: Doch Hij antwoordde en zeide... De Heere gaat nu dus tegen haar wat zeggen. Wordt nu eindelijk het reddende woord haar in de schoot geworpen? We zouden het wel verwachten, de discipelen zullen het met de vrouw wel hebben gehoopt. Want het móet toch wel een reddend woord zijn wanneer Hij, Die barmhartig en genadig is, in zo'n verdrietige situatie spreken gaat? De Heere is toch van harte bewogen over wat hulpeloos is in zichzelf en zich smekend tot Hem wendt? Toch gaan ook hier weer de dingen anders dan verwacht. Daarvoor moeten we heel vers 26 lezen: Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en de hondjes voor te werpen. Wat de Heere hier zegt, staat niet los van Zijn eerdere uitspraak dat Hij alleen gezonden is tot de verloren schapen van Israël. Laten we dit antwoord aan de Kananese eens wat verder overdenken. Wat bedoelt de Heere er eigenlijk mee en welke consequenties zitten er voor haar aan vast?

Israël gaat voor!

Het is op zich stellig een toch wel onverwachte reactie van de Heere op de aanhoudende bede van een ongelukkige moeder: et is niet betamelijk om aan de hondjes te geven wat voor de kinderen is bestemd... Met dit antwoord moet ze het dus doen. Het lijkt er zelfs even op dat de Heere haar bede geheel afwijst. Toch is die conclusie net iets te voorbarig. Dat wordt ons duidelijk als we het evangelie van Markus er op na slaan. Daar staat het zo: aar Jezus zei tot haar: aat éérst de kinderen verzadigd worden; want het is niet betamelijk dat men het brood der kinderen neme, en de hondjes voorwerpe (Mk. 7 : 27). De Heere gebruikt in Zijn antwoord het beeld van een maaltijd en maakt daarbij een duidelijk onderscheid tussen enerzijds de kinderen; Israël, en anderzijds de hondjes: e heidenen. Welnu, ieder zal beamen dat in het gewone leven kinderen boven hondjes gaan. Kinderen zitten bij het eten dan ook aan tafel hondjes natuurlijk niet. Eerst mogen de kinderen eten en pas wanneer zij genoeg hebben is het tijd om ook wat aan de hondjes te geven, tenminste wanneer er nog wat over is. Het is natuurlijk niet passend om hondjes op gelijke hoogte met de kinderen te behandelen of zelfs boven de kinderen te stellen. Iedereen kan dat begrijpen. De Heere wil met dit beeld nadrukkelijk uitspreken dat éérst Gods uitverkoren volk Israël zich te goed mag doen aan de onuitsprekelijke rijkdom van Gods genadegave in Christus. Daarvoor is het immers het uitverkoren volk. Gods beloften zijn in de eerste plaats voor Israël. Voor dit volk staat om zo te zeggen de tafel van Gods weldaden nu rijk en overvloedig aangericht. Want de beloofde Christus is op aarde verschenen. Het eeuwige Woord is vléés geworden en wandelt onder Zijn volk. Israël mag toetasten en het Brood des levens nemen om niet. Zal het dat ook gaan doen? Zo bezien zit er een heilige spanning in dit woord. Ja, wat zal Israël precies gaan doen met het Brood des levens dat uit de hemel is neergedaald? Heeft het honger naar dit levende Brood? Gelet op de veranderende houding tegenover de Heere Jezus neemt onder de kinderen van Jakob een afwending van de tafel van Gods genade al concretere vormen aan. De tijd zal het gaan leren. Intussen lijkt de Heere met dit antwoord en deze positiebepaling de zaak van de Kananese moeder wel op de langere baan te willen gaan schuiven. Hij zegt weliswaar niet dat de hondjes van alle brood verstoken moeten blijven. Hondjes moeten ook leven. Wel zegt de Heere, dat de tijd voor hen nog niet rijp is. De kinderen der heidenen moeten nog wachten tot Israël klaar is... Pas wanneer Israël verzadigd is, zal Gods heil zich ook naar de heidenen wenden. Met dit antwoord geeft Hij dus ook de moeder aan Zijn voeten een plaats bij de hondjes en zet haar daarmee op de laagste plaats. Zal ze die plaats willen innemen? Deze vraag wil ook naar ons toe heel persoonlijk worden: wilt u, wil ik zo'n lage plaats innemen, de plaats van hen die geen recht hebben op Gods genade, maar die gevoelen dat ze zonder Gods genade ten dode zijn gedoemd en daarom de ogen hebben geslagen op de Zaligmaker van zondaren? Toch wel een heel belangrijke vraag!

Het amen van de Kananese

Het antwoord van de Heere toegepast op de bijzondere situatie van de Kananese lijkt op het eerste gehoor voor haar een duidelijke afwijzing. Deze moeder kan immers niet wachten tot Israël verzadigd is. Dat zou veel te lang gaan duren. Zij heeft voor haar arm kind nu hulp nodig. Haar zaak kan echt geen uitstel meer lijden. Het duistere monster uit de afgrond zal haar kind geheel vernielen als er niet spoedig hulp daagt. De Heere zegt: eerst Israël? Maar dan is het voor deze moeder verloren! Wanneer de Heere eerst rustig de tijd neemt om aan Israël Zijn heil te schenken, ja dan komt het voor deze moeder niet goed. Laten we daarom eens horen wat zij zegt. Haar antwoord hadden we zo niet verwacht, veel eerder een luid protest vermoed. Juist als de dingen op scherp staan en de zaken niet naar onze zin gaan, kan bij ons het protest immers zo licht ontvlammen. Bij deze moeder gebeurt dat niet. Ze antwoordt de Heere namelijk: Ja Heere! Het door de Heere gebruikte beeld van kinderen en hondjes valt ze dus helemaal bij. Ze erkent volmondig en van harte dat Israël, het volk dat nota bene haar voorgeslacht uit Kanaan verdreef, bij de Heere voorrang heeft boven haar eigen volk. Ze weet haar plaats: bij de hondjes, niet bij de kinderen. De Heere Zelf wees haar deze plaats. Amen zegt ze daarop. En wij zeggen daar weer op: zalig is deze nederige van hart. Want vele laatsten zullen de eersten zijn.

Kunnen we nog wat met de Kananese mee? De hoogmoed in ons hart is vaak zo sterk. Wie wil er van zichzelf uit nu de laagste plaats innemen? Zoeken we niet steeds weer zo graag naar de eerste plaats? Alleen genade verootmoedigt en maakt nederig van hart. De Heere weet de hoogmoed bij de Zijnen wel te breken. Hij Die zelf zachtmoedig is en nederig van hart, leert de Zijnen om dat ook te zijn. En wie nederig van hart is geworden, acht de ander beter en voornamer dan zichzelf en is tevreden met het laagste plekje. Als het maar een plekje aan Jezus' voeten is! U valt het bij? Maar er is hier nog meer te zeggen. Het aan de Kananese geschonken geloof blijkt heel vindingrijk. Daar staan we graag nog even met u bij stil.

Gebonden met Zijn eigen woord

Waar het ongeloof niets dan afwijzing hoort en daaruit de conclusie trekt om met Jezus van Nazareth voorgoed te breken, hoort het geloof wat anders in de woorden van Christus. De Kananese moeder luistert naar wat de Heere zegt met heel andere oren - en met een heel ander hart - dan een ongelovige zou doen. Elk woord dat van Zijn lippen komt weegt ze, is voor haar van levensbelang. Haar scherpe geloofsogen zien hoe in de woorden van de Heiland een deur der hope voor haar opengaat. Ja ze ziet hoe de Heere in wat Hij zegt haar eens sterk koord in handen geeft om Hém mee te binden. Luister maar naar wat ze op haar gelovig 'amen' nog laat volgen: doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren. Ze neemt het door de Heere gebruikte beeld dus helemaal over en stelt de Heere nu voor de consequenties van Zijn eigen woorden: wie zó over Israël en de heidenen spreekt als de Heere doet, moet ook bedenken dat in het gewone leven hondjes lang niet altijd hoeven te wachten tot de kinderen helemaal klaar zijn met eten. Vallen er niet onder het eten steeds weer kruimels of brokjes van de tafel? Kinderen kruimelen toch vaak met hun brood? En zijn die kruimels of brokjes dan niet voor de hondjes onder de tafel? Ja, geven kinderen niet ook wel eens opzettelijk een brokje brood aan de hondjes onder tafel? Ze vat de Heere dus in Zijn eigen woorden en zegt met zoveel woorden: Heere, is het feit dat U nu hier bent niet zo'n brokje dat van Israels tafel is gevallen? Dan mag een hondje als ik er toch van eten? Het viel toch van de tafel?

Wat is haar geloof vindingrijk. De ontmoeting tussen de Heere en deze Kananese bereikt hierin ongetwijfeld een hoogtepunt. Als eens Jakob is de Kananese moeder de Heere te sterk! Hij kan nu niet meer van haar af, maar zal haar moeten geven wat ze vraagt. Na een bange geloofsworsteling breekt voor haar de blijde dageraad van de verlossing aan en wordt het eindelijk licht na een nacht zo duister en dicht. Nu zal de Zon der gerechtigheid voor haar opgaan en zal ook zij haar Pniël hebben. Ze ligt aan de voeten van de Koning, deze Kananese, maar wie nog wat beter kijkt en dieper peilt, ziet hoe de Koning Zich vrijwillig door haar heeft laten binden en nu tot haar dienst gereed is om haar te ontbinden...

Doe als zij!

Deze mooie geschiedenis maakt ons eens te meer duidelijk dat de omgang met de Heere op aarde alleen op de wijze van het geloof kan. Zonder geloof is en blijft de Heere voor ons de grote Verborgene en verstaan wij Zijn woorden niet. Het ware geloof leert met oor en hart te luisteren naar het Woord van de Heere. Het is niet maar vasthoudend, het is ook heel vindingrijk. Het mag - soms na heel ingespannen luisteren - de diepe tonen van redding en bevrijding horen in wat de Heere zegt. Wie zich niet echt tijd gunt om te luisteren naar de stem van Christus, hoort aan wat Hij zegt onherroepelijk voorbij. Het goud der genade blijft hem verborgen. Velen in onze tijd haasten zich door het leven en gaan, zich daar misschien niet eens van bewust, aan de kostbare goudader van Gods evangelie en daarmee aan het eeuwige leven voorbij. Maar wie door genade van God geloof ontving, léért het wel om z'n oor te luisteren te leggen bij de woorden van de Heere. Hij klopt op iedere deur in het huis van het Woord en schudt aan iedere tak van Gods heilig evangelie. Want in dit Woord, in dit heilig evangelie ligt z'n enige redding, hier moet hij z'n eeuwig behoud zoeken. Het geloof heeft daarom veel te doen. Het moet uit het Woord van God het wondere koord van Zijn beloften opdiepen en daarmee naar de Heere gaan om hem 'te binden'. Zeker, het weet van eigen onwaardigheid en van een geen enkel recht in zichzelf op welke genade van God dan ook, maar het houdt vast aan de waardigheid van Hem Die verlossende woorden spreekt en Zijn leven gaf tot een rantsoen voor velen. Zijn woorden zijn goed en betrouwbaar. Zie, Hij heeft Zijn handen uitgestoken om Zich ook door u en mij te laten binden! De Kananese ging ons al eeuwen geleden voor. Zullen we haar voorbeeld dan maar volgen? Want zie eens hoe gewillig de Heere is: zelfs een heidense vrouw mag Hem binden met Zijn eigen woord. Ja, waarom zouden we achterblijven? Kom, laten ook wij biddend uitgaan tot Hem, onwaardig en zonder recht, en laten we met de Kananese tegen Hem zeggen: Ja Heere; doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren. Ja, laten we maar in ootmoed belijden: Heere, hier zijn wij, zondig en vuil, en Hem ernstig bidden om genade, opdat Hij ook ons doen zal naar Zijn eigen woord!

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het vindingrijke geloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's