Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lezen in de Institutie van  Johannes Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lezen in de Institutie van Johannes Calvijn

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BLOEMLEZINGEN UIT DE KERKGESCHIEDENIS

We willen nu nagaan wat Calvijn over de kinderdoop zegt. Hoofdstuk 16 uit boek IV gaat daarover. Aan het slot van het vorige hoofdstuk had hij al over de kinderen der gelovigen opgemerkt dat ze niet daarom gedoopt worden, 'opdat

ze dan eerst kinderen van God worden, terwijl ze vroeger vreemd waren aan de kerk, maar dat ze veeleer daarom door een openbaar teken in de kerk worden opgenomen, omdat ze door de weldaad der belofte reeds te voren tot het lichaam van Christus behoorden.' In dit lange hoofdstuk over de kinderdoop neemt Calvijn krachtig stelling tegen de Anabaptisten of Wederdopers die, zoals bekend, de kinderdoop nadrukkelijk afwezen. Tegelijk neemt hij de gelegenheid te baat om de betekenis van de Doop nader toe te lichten. Hij begint dit hoofdstuk als volgt:

'Aangezien echter in deze tijd sommige krankzinnige geesten wegens de kinderdoop ernstige beroerten in de kerk verwekt hebben en ook nu niet ophouden te woeden, kan ik niet nalaten tot het beteugelen van hun razernij hier een aanhangsel toe te voegen. En als dit toevoegsel iemand wellicht wat al te uitvoerig lijkt, dan moge deze, bid ik, bij zichzelf bedenken dat de zuiverheid van de leer in een zeer belangrijke zaak tezamen met de vrede der kerk voor ons van zo grote waarde moet zijn, dat men zonder afkeer moet ontvangen wat nuttig is tot bevordering van beide. Daar komt bij dat ik het erop zal toeleggen om deze uiteenzetting zo in te richten, dat ze van niet gering gewicht zal zijn voor een duidelijker uitleg van het mysterie van de Doop. Zij bestrijden de kinderdoop met een argument dat ongetwijfeld in schijn aanlokkelijk is. Ze beweren namelijk dat de kinderdoop op geen enkele instelling van God is gebaseerd, maar slechts door de vermetelheid van mensen en verkeerde nieuws­ gierigheid is ingevoerd en vervolgens door een dwaze gewilligheid in gebruik genomen. Want wanneer een sacrament niet op het vaste fundament van Gods Woord steunt, hangt het aan een draad.'

Zuiverheid in de leer en vrede in de kerk zijn voor Calvijn dus belangrijke zaken. Bovendien onderstreept hij ook hier weer dat de sacramenten der kerk een vaste grond in het Woord moeten hebben. Daarmee staan of vallen ze. Laten we nu eens zien hoe hij dit uitwerkt voor de kinderdoop. Hij begint met te benadrukken dat het gaat om de belofte welke door de Doop betekend en bezegeld wordt en dus om de geestelijke zaak waarheen de Doop wijst:

'In de eerste plaats is het een voldoende bekend leerstuk, en onder alle vromen erkend, dat de juiste beschouwing van de tekenen niet slechts in de uiterlijke ceremoniën gelegen is, maar vooral hangt aan de belofte en aan de geestelijke verborgenheden, waarvoor de Heere juist de ceremoniën instelt om die af te beelden. Wie dus geheel wil leren wat de kracht van de Doop is en waarvoor hij dient, moet niet met z'n gedachte blijven staan bij het teken en het lichamelijk schouwspel, maar haar veeleer opheffen tot de beloften van God die ons erin worden aangeboden, en tot de inwendige verborgenheden die ons er aanschouwelijk door worden gemaakt.' Men mag daarom aan diegenen het teken niet weigeren, aan wie is gegeven wat in de Doop wordt aangeboden. Het is in dit verband dat Calvijn zijn lezers herinnert aan de besnijdenis in het Oude Testament. Er is een wezenlijke overeenkomst in geestelijke betekenis tussen besnijdenis en Doop:

'Wij zien dus, dat dezelfde geestelijke belofte in de besnijdenis aan de vaderen gegeven is, die ons in de Doop gegeven wordt, daar de besnijdenis hun de vergeving der zonden en de doding van het vlees heeft afgebeeld. Bovendien, gelijk we geleerd hebben dat Christus het fundament van de Doop is, op wie ieder van die beide berust, zo staat vast dat Hij ook het fundament van de besnijdenis is. Want Hij wordt aan Abraham beloofd en in Hem de zegening van alle volken. En om die genadegift te bezegelen wordt het teken van de besnijdenis toegevoegd.'

Bij Doop en besnijdenis gaat het om dezelfde belofte: de belofte van Gods Vaderlijke gunst, van de vergeving der zonden en van het eeuwige leven. Ook de door Doop en besnijdenis afgebeelde zaak is hetzelfde: de wedergeboorte. Calvijn zegt daarom:

'Het fundament waarop de vervulling van beide dingen steunt, is in beide één. Daarom is er in 't geheel geen verschil in de inwendige verborgenheden, waaruit de gehele kracht en eigenaardigheid van de sacramenten moet worden beoordeeld.'

Wel is er tussen besnijdenis en Doop onderscheid, maar dat ligt alleen in de uiterlijke kant van de beide ceremonies, en daarmee in het minst belangrijke aspect:

'De ongelijkheid die overblijft, is gelegen in de uiterlijke ceremonie, die het geringste deel is, daar het voornaamste deel aan de belofte en aan de betekende zaak hangt. Dus mag men vaststellen dat al wat op de besnijdenis past ook behoort tot de Doop, uitgezonderd het onderscheid van de zichtbare ceremonie.'

Het is daarom volgens Calvijn buiten kijf dat de Doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen om bij ons dezelfde rol te vervullen als eens de besnijdenis bij Israël. In ons oude doopformulier is - geheel gerecht - bovengenoemde uitspraak van Calvijn overgenomen dat de Doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen.

Calvijn heeft nu de weg geëffend om de lijn van het Oude Testament door te trekken naar de kinderdoop:

'Indien wij nu willen onderzoeken of met recht aan de kleine kinderen de Doop meegedeeld wordt, zullen we dan niet zeggen dat hij al te dwaas handelt, ja zelfs krankzinnig is, die slechts wil blijven hangen aan het teken van het water en de uiterlijke onderhouding, maar op de geestelijke verborgenheid zijn geest niet wil richten? Indien daarmee enige rekening gehouden wordt, zal ongetwijfeld blijken dat de Doop terecht aan de kleine kinderen bediend wordt, daar hij hun verschuldigd is.

Want de Heere heeft hun oudtijds de besnijdenis niet waardig gekeurd zonder hen al die dingen deelachtig te maken, die toen door de besnijdenis betekend werden. (...) Want uitdrukkelijk spreekt Hij het uit, dat de besnijdenis van het kind als een zegel zal zijn om de belofte van het verbond te be-zegelen. En indien het verbond vast en zeker blijft, slaat het evengoed tegenwoordig op de kinderen der christenen als het onder het Oude Testament zag op de kinderen der Joden. En indien de kinderen deel hebben aan de betekende zaak, waarom zullen ze dan van het teken afgehouden worden? Indien zij de waarheid verkrijgen, waarom zullen ze dan van de figuur geweerd worden? '

Wel is het zo dat wij niet meer zoals de Joden aan bepaalde dagen gebonden zijn, maar dit laat onverlet dat de Heere wil dat onze kinderen door een openbare ceremonie in Zijn verbond worden aangenomen: door de ceremonie van de Doop. Wat zoeken wij dan meer? zo vraagt Calvijn.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Lezen in de Institutie van  Johannes Calvijn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's