Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed des Heeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GE^ESnUJ.KLEVEN

Waarom we bidden moeten

Altijd weer is de vraag gesteld waarom we eigenlijk nog bidden moeten. Want, zo is de redenering, God is alwetend. Hij weet dus volmaakt wat wij nodig hebben. Waarom dan nog tot Hem gebeden? Waarom dan Hem nog lastigvallen met van alles en nog wat? Wie zulke vragen stelt, vergeet iets wat heel belangrijk is. Hij vergeet namelijk dat we niet alleen met de alwetendheid maar ook met de wil van God hebben te rekenen. In Zijn Woord roept God ons immers op om biddend tot Hem te naderen. God wil dus dat we Hem aanroepen. Zo eenvoudig ligt de zaak. Ook hier mogen we niet de wil van God tegenstaan. De Heere Jezus zegt Zelf: idt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden (Matth. 7 : 7). Het gebed is de christenen daarom van node, want het is de door God Zelf aangewezen weg om met Hem gemeenschap te oefenen. God wil dat een zondaar tot Hem komt en in het gebed Hem belijdt dat hij geheel en al op de Heere is aangewezen en daarom buiten Hem niets te zoeken heeft en ook niets zoeken wil. Een zondaar moet daarom maar de handen vouwen, de knieën buigen en z'n hart en oog opheffen naar omhoog. Wie de verborgen omgang met de Heere wil beoefenen, moet in gehoorzaamheid aan Gods geopenbaarde wil zich eerbiedig tot het gebed begeven en zich biddend in Gods hand stellen. Onze afhankelijkheid van God komt nergens dieper tot uiting en meer tot z'n recht dan in het gebed. Daarom is het gebed tot eer van God. De Catechismus ziet volkomen terecht het gebed als het voornaamste stuk van de dankbaarheid (Zondag 45). Het is van de opstellers een uitnemende en vruchtbare gedachte geweest dat zij het gebed niet in het stuk van de ellende of van de verlossing een plaats gaven, hoezeer ook daar het gebed van node is, maar in het stuk van de dankbaarheid. Want waar komt de verhouding van Vader en kind inniger en veelkleuriger tot uiting dan juist in het gebed in al z'n gevarieerdheid?

Nog een tweede aspect moeten we hier noemen. God gebruikt het gebed namelijk als de weg waarlangs Hij Zijn gaven aan ons doet toekomen. Hij doet op het gebed zelfs grote wonderen. Ongetwijfeld geeft God aan alle mensenkinderen vele gaven waar zij Hem nooit om hebben gevraagd. Was dat niet zo, de wereld was allang in een chaos veranderd en vergaan. In het leven van de christenen vervult het gebed echter een bijzondere rol. Onze Catechismus heeft dat heel goed gezien. Want God geeft Zijn genade en, wat nog veel meer is, de Heilige Geest - in Wie alle genade is vervat - aan hen 'die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken' (Zondag 45; vgl. Luc. 11 : 13). Gods menigerlei genade en de Heilige Geest zijn nodig om het door God gegeven nieuwe leven te onderhouden en te verdiepen. Dit nieuwe leven is uit God en aan de wereld onbekend. Het gebed nu is de door God gegeven sleutel om de hemel te openen en toegang te krijgen tot Gods Vaderhart. De kerkvader Augustinus zegt ergens heel mooi: ant het gebed vaart op, en Gods barmhartigheid daalt neer. Zonder het gebed blijft een zondaar van Gods genade en, wat nog erger is, van de Heilige Geest verstoken.

Bidden is daarom voor ons onmisbaar. God vordert het van ons en onze noden vragen erom. Enkel in de weg van het gebed wil de Heere de zondaar ontvangen en ter wille zijn. Het heeft ons beslist heel veel te zeggen dat het leven van de Heere Jezus geheel in het teken stond van een biddende omgang met Zijn hemelse Vader. Vaak zocht Hij de eenzaamheid om te bidden en legde wat Hem bezighield in kinderlijke gehoorzaamheid vertrouwend voor de Vader neer. Aangrijpend zijn de gebeden van de Heiland in de hof van Gethsémané en aan het kruis, ontroerend is Zijn hogepriesterlijk gebed kort voor Zijn heengaan (Joh. 17). Als er Eén is geweest die wist wat bidden is en ons heeft willen voorleven wat een echt gebedsleven is, dan wel de Heere Zelf. Dat vraagt om navolging. Dat is overigens heel wat anders dan de Heere nadoen of imiteren!

Waar we om bidden moeten

Nu we weten waaróm wij tot God bidden moeten, ligt de vraag voor de hand waar wij de Heere om bidden moeten. Niet alles zal immers in het gebed een legitieme plaats kunnen krijgen. Er zijn zogenaamde gebeden die de naam gebed niet eens verdienen. Wie bijvoorbeeld zou vragen om z'n eeuwige ondergang of om die van anderen, zou daarmee niet echt bidden. Hij is eerder bezig met vloeken. Als algemene regel geven we dat datgene aan de Heere gevraagd mag worden wat dient tot Zijn eer en wat tot heil en welzijn van de naaste en van onszelf is. Het is om deze reden dat het gebed niet los te denken is van Gods geboden. Daarvan is de kern, zo zagen we vroeger, het dubbele gebod van de liefde. De bidder die deze gulden regel in acht neemt, bidt om de doorwerking van Gods heerschappij in kerk en wereld - ook in eigen hart en leven - en ziet met sterk verlangen uit naar de komst en volle doorbraak van Gods Koninkrijk aan het einde der tijden.

Onze zojuist gegeven gebedsregel houdt in dat we in het gebed van alles en nog wat voor God mogen brengen. Luther merkte eens op dat men 'om alles en voor allen' bidden moet. Zondag 45 geeft op de vraag wat God ons bevolen heeft van Hem te bidden het volgende antwoord: Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft, welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed dat Hij ons Zelf geleerd heeft. Let ook hier op het woordje 'alle'. De kleinste dingen uit het leven van alledag, de grootste dingen met het oog op de eeuwigheid, het heil voor een verloren wereld, het mag alles in het gebed een plaats krijgen. Het is bij wijze van spreken de bidder zelfs geoorloofd de Heere vrijmoedig om een spijker te vragen als hij die nodig heeft (Kohlbrugge). Maar hij mag de Heere met evenveel vrijmoedigheid bidden om eeuwig bij Hem kind aan huis te zijn, hij mag bidden om de bekering van alle mensen, hij mag bidden om het spoedig weerkomen van de Heere Christus en om de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Van alles en nog wat kan dus worden omgesmeed tot gebedsstof. De gelovige behoort immers alles op God te betrekken. Wie er door genade weet van heeft dat ieder mens totaal van de Heere afhankelijk is, zal dit graag beamen.

Omdat het gebed zo omvattend is en het hele leven van de gelovige omsluit. kan men een biddend leven beschouwen als de bijbelse way-of-life, de bijbelse manier van leven. Een christen is iemand van het gebed. Hij leeft en ademt in het gebed. Het Onze Vader zal dit nader voor ons ontvouwen. Voordat we echter tot een bespreking van dit gebed kunnen overgaan moeten we eerst nog nadenken over de vraag hóe wij bidden moeten. Maar dat bewaren we tot de volgende keer.

P. Vermeer, Wilsum (D

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het Gebed des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's