Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed des Heeren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

Uw Koninkrijk kome (1)

Inleiding

Nadat de bidder van het Onze Vader heeft gebeden om de heiUging van Gods Naam, vraagt hij vervolgens om het komen van Gods hemels rijk: Uw Koninkrijk kome. Calvijn merkt bij de uitleg ervan op: 'De tweede bede is dat Gods Koninkrijk kome. Ofschoon die niets nieuws bevat, wordt ze toch niet zonder reden van de eerste onderscheiden. Want indien wij onze slaperigheid in deze belangrijkste zaak bedenken, dan is het nodig dat ons met veel woorden ingestampt wordt wat op zichzelf ons volkomen bekend had moeten zijn' (Institutie, III, 20, 42). Voor Calvijn zijn de eerste en tweede bede dus zo ongeveer aan elkaar gelijk. Het is inderdaad mogelijk om de eerste drie beden op te vatten als een drievoudig en intensief gebed om de komst van

Gods hemels rijk. Immers, alleen in dit rijk van God komt de heiliging van Zijn Naam volkomen tot haar recht en wordt de wil van God volmaakt gedaan. De drie eerste beden staan dus met elkaar in nauw verband. Toch verdient elk van deze beden vanwege het onderscheiden perspectief waarin ze staan ook afzonderlijk bespreking. De tweede bede bijvoorbeeld vraagt met name aandacht voor de gestalte van de herstelde relatie tussen God en de zondige mens: die van Gods heerschappij. Ze stelt daarmee een belangrijk onderwerp aan de orde. We willen in het verband van de bede nagaan wat moet worden verstaan onder het Koninkrijk van God.

Ook willen we nadenken over de vraag waarom we om de komst van dit rijk vragen. Is het er dan nog niet? Ter inleiding echter eerst iets over het koningschap zoals we dat kennen buiten Israël en de situatie dienaangaande in het Israël uit de tijd van het Oude Testament.

Het koningschap buiten Israël

Tot op de dag van vandaag zijn er volken met een koning of koningin. Vroeger was dat zelfs vrijwel algemeen het geval. Ook ons volk kent sinds enige eeuwen het koningschap. We hebben het in de vorm van een constitutionele monarchie. Dat betekent dat er een grondwet is, waar iedereen zich aan moet houden. Ook koningin Beatrix, onze regerende vorstin, is aan onze grondwet gebonden. Haar rechten en plichten zijn duidelijk omschreven. De macht in ons land ligt niet bij haar maar bij onze volksvertegenwoordiging. Dat wil niet zeggen dat een regerend vorst in ons land geen invloed zou kunnen uitoefenen op het volksleven. Die invloed kan zelfs heel aanzienlijk zijn.

Denk bijvoorbeeld aan de grote inbreng bij de vorming van een nieuwe regering na verkiezingen. Toch neemt dit niet weg dat vroeger een vorst meestal veel meer macht en invloed had dan tegenwoordig het geval is. Vaak oefende hij absolute macht over z'n onderdanen uit. Hij werd dan door geen enkele (grond)wet beperkt of gehinderd. Van een vorst werd vroeger ook veel meer verwacht dan tegenwoordig. Het was de taak van de koning om te zorgen voor het levensonderhoud en de veiligheid van z'n volk. Ook diende hij recht te spreken en goede wetten uit te vaardigen. Een koning moest zo ongeveer alles kunnen. Was hij een goede vorst, dan misbruikte hij z'n macht niet, maar wendde die aan tot welzijn van z'n volk. Vaak ging het juist op dit punt echter helemaal verkeerd. Menig vorst verviel tot ongebreidelde willekeur. Het volk was dan overgeleverd aan zijn luimen en grillen en was in feite niet meer dan een stel slaven dat onder zijn juk door moest. Ook bij de volken rondom het oude Israël was het koningschap de gebruikelijke regeervorm. Over hun koningen lag tevens een religieuze gloed omdat zij ook priester waren. Het koningschap en het priesterschap waren in één en dezelfde persoon verenigd.

Uit de Bijbel kennen wij in dit verband een zekere Melchizedek. Hij leefde in de tijd van Abraham en was koning en priester van Salem of Jeruzalem. Hij zwaaide dus de scepter en het wierookvat. Abraham gaf aan hem de tienden van de oorlogsbuit. In Psalm 110 en in het Nieuwe Testament (Hebr. 7) wordt deze Melchizedek voorgesteld als een type van de Heere Jezus Christus.

Christus is naar Gods raad voor eeuwig tot Priester en Koning over Gods volk aangesteld. Ook bij Hem zijn dus het priesterschap en het koningschap in één en dezelfde persoon verenigd. Dat lag in het oude Israël duidelijk anders.

Israël als theocratie

Israël onderscheidde zich oudtijds als volk van God nadrukkelijk van de volken rondom Israël. Niemand minder dan God Zelf was namelijk Koning van Israël. Denk maar eens aan de vele psalmen waarin dit koningschap wordt bezongen, een koningschap dat in menig psalm tot heel de aarde wordt uitgebreid. Israël was oudtijds daarom wat we wel een theocratie noemen. Dit woord betekent dat Gód regeert. De Heere leidde weliswaar Zijn volk door middel van mensen als Mozes en Jozua en verwekte na hen in moeilijke tijden de richters, maar uiteindelijk lag de leiding in Zijn handen. Tot in de kleinste dingen toe bepaalde Hij waaraan Israël zich had te houden. Israels heerlijke wetten en instellingen hadden dus God Zelf tot brongebied. Hij maakte ze bekend via openbaringen. Meestal hadden profeten daarbij een sleutelrol. God riep hen tot hun bijzondere ambt en zij mochten Zijn woorden doorgeven aan het volk en het tot gehoorzaamheid aan hun wettige Koning oproepen. God stelde ook de andere ambtsdragers aan zoals de priesters. Na de tijd van Mozes en Jozua en de veelbewogen richtertijd volgde de periode van het koningschap.

Dat begon met Saul. Maar ook dit koningschap was anders bedoeld dan dat bij de omringende volkeren. We moeten het zien functioneren binnen het kader van de theocratie. Opvallend is dat in Israël het priesterschap en het koningschap nooit in één en dezelfde hand kwamen te liggen. Dat wilde God ook niet. Op grensoverschrijding volgde zelfs strenge straf. Koning Azaria of Uzzia bijvoorbeeld werd melaats omdat hij ook het altaar wilde bedienen (2 Kon. 15; 2 Kron. 26). Het aardse koningschap in Israël hield eeuwen lang stand en nam pas met de ballingschap een einde. Het volbracht z'n roeping alleen dan wanneer het de uiteindelijke alleenheerschappij van God, de theocratie, niet op enige manier hinderde of verduisterde maar juist tot openbaring bracht. Op dit kardinale punt moeten we het aardse koningschap in Israël in alle gevallen beoordelen. David is bij-voorbeeld een goede vertegenwoordiger van het theocratische koningschap. Hij heet ook niet voor niets 'de man naar Gods hart'. Door iemand als Saul, en ook door vele andere koningen na hem, werd het zicht op de theocratie daarentegen verduisterd en verloor men het zicht op het onderscheid tussen Israël en de andere volken. Dat leidde meestal tot allerlei nood en rampspoed voor het volk, soms zelfs tot jarenlange ballingschap. Juist in zulke tijden werd het verlangen onder de vromen naar de door God beloofde Messias, naar de aan David toegezegde Zoon, naar de ware theocratische Koning van de eindtijd, diep en sterk. De Heilige Geest hield onder Israels vromen namelijk door de eeuwen heen het besef levend, dat alleen God de eigenlijke koning van Zijn volk is. De volgende keer zullen we op dit koningschap van God nog wat nader ingaan.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het Gebed des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's