Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Franse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Franse Geloofsbelijdenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

Belijdenis van het geloof, met onderlinge overeenstemming gedaan door de Fransen, die wensen te leven overeenkomstig de zuiverheid van het evangelie van onze Heere Jezus Christus. A.D. 1559.

Art. 18: Wij geloven dat onze gehele gerechtigheid gegrond is op de vergeving van onze zonden, zoals deze ook onze enige gelukzaligheid is, zoals David zegt. Daarom verwerpen wij alle andere middelen om ons voor God te rechtvaardigen. Zonder enige deugden of verdiensten te veronderstellen houden wij ons eenvoudig aan de gehoorzaamheid van Jezus Christus, welke ons wordt toegerekend zowel om al onze zonden te bedekken als om ons genade en gunst te doen vinden bij God. In feite geloven wij dat wij door van dit fundament af te wijken, hoe weinig ook, ergens anders geen enkele rust zouden kunnen vinden, maar altijd door onrust bewogen zouden worden. Te meer omdat we nimmer vrede met God hebben, totdat we er geheel zeker van zijn dat we in Jezus Christus bemind zijn, daar wij in onszelf waardig zijn om gehaat te worden.

Ps. 32 : 2; Joh. 17 : 23; Rom. 4 : 7, 8; 8 : 1-3; 2 Cor. 5 : 19, 20; 1 Tim. 2 : 5; 1 Joh. 2:1; Rom. 5 : 19; Hand 4 : 12

De vaste grond

In de omgang met God komt het voor de zondaar er op aan, dat hij geheel en al rechtvaardig is naar de maatstaf die God zelf aanlegt. Op deze rechtvaardige eis van God kan en mag niet worden afgedongen. God is eenvoudig te heilig dan dat Hij het onrecht zou kunnen zien of gedogen. De opstellers van de Franse Geloofsbelijdenis waren daar diep van doordrongen. Zij wisten dat het hier gaat om een zaak van het allerhoogste gewicht: f eeuwig leven voor God óf voorgoed omkomen in de nacht der verlorenheid. Art. 18 opent in dit verband met een zin waarin het diepste motief van de Reformatie tot uiting komt: Wij geloven dat onze gehele zaligheid gegrond is op de vergeving van onze zonden'. Een bevrijdende boodschap in een paar woorden gevat. Hierom was het de Reformatie te doen: even van Gods genadige vergeving alleen. In het Schriftgetuigenis hierover vond ze de vaste grond waar het anker van het geloof eeuwig hecht. Tegelijkertijd opent deze bron van vergeving ook de fontein van gelukzaligheid: zoals deze ook onze enige gelukzaligheid is, zoals David zegt'. Een zondaar die van dit water drinkt, wordt inderdaad dronken van geluk. David, de dichter van de oude dag, wordt in art. 18 bij name genoemd. Hij brengt dit geluk in Psalm 32 : 2 treffend onder woorden: Wel- gelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent". Er is geen rijker leven dan het leven uit de vergeving der zonden. Het is voor een zondaar zelfs de enige mogelijkheid om te leven en echt gelukkig te zijn, want alleen deze wondere en genadige vergeving opent voor hem de toegang tot de zalige gemeenschap met God. Wie uit andere bronnen drinken wil, moet goed weten wat hij doet. Dat drinken zal hem slecht bekomen. Wat nodig is? Dat we met art. 18 hartgrondig alle andere middelen verwerpen om voor God rechtvaardig te zijn en ons uitsluitend houden aan de Middelaar. En dat om de eenvoudige reden dat de vergeving van zonden de enige poort is, die toegang tot het paradijs geeft. Het geloof houdt de zaak eenvoudig! Wie over de muur wil klimmen komt niet binnen. Daarom: Ledig kom ik, arm en naakt, tot de God die zalig maakt....

Geen andere Naam

Ook art. 18 is weer een loflied op Christus. In Hem vinden de gelovigen alles wat zij behoeven. Eigenlijk is wat nu volgt in art. 18 de uitwerking van wat Petrus, vol van de Heilige Geest, voor het Sanhedrin in Jeruzalem beleed: En de zaligheid is in geen Ander; want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden" (Hand. 4 : 12). Het geloof klemt zich geheel vast aan Jezus Christus en Zijn gehoorzaamheid. Het is zondermeer een koene belijdenis, wanneer in art. 18 het behoud van de zondaar exclusief gezet wordt op de Naam van de Middelaar. Dat kan men zo alleen maar in geloof doen. Geloof laat uit handen vallen wat men nog in handen meent te hebben, het ziet af van eigen verdiensten en deugden, want die zijn er niet, het weet alleen van Christus te spreken en werpt zich in Zijn armen. Hij alleen kan onze zonden voor het aangezicht van God bedekken. Hij alleen doet ons genade en gunst vinden bij de Vader. Daarom gaat het in het geloof er exclusief aan toe: én Naam is onze Hope, één Naam heeft Christus' Kerk! Niet onze kracht, niet ons werk, niet onze offers, niet onze tranen kunnen redden, maar Hij alleen. Geloof rekent vast op Gods toerekening: ijn zonde en schuld voor Christus, Zijn gerechtigheid voor mij.

Blijven bij het fundament

Wie de vaste grond gevonden heeft, moet daar ook bij blijven. Art. 18 legt daar terecht de vinger bij. Gods Kerk heeft in Christus Jezus alles wat haar hart maar begeren kan. In Zijn wonden vindt ze vrede, in Zijn dood het leven. Wie in het geloof tot Christus komt, vermoeid en belast met zonden en schuld, vindt bij Hem rust. Juist in de tijd van de eerste liefde is Christus voor het gelovige hart het een en al. Maar hoe gemakkelijk wordt dit fundament verlaten als de werkelijkheid toch net iets weerbarstiger blijkt te zijn dan men eerst dacht en God het geloof beproeft. Heimehjk zoekt men al gauw wat vastigheid in dingen buiten Christus en maakt men een grond van z'n tranen bijvoorbeeld of van andere zaken. Tegen dat afdwalen van de rechte weg wil art. 18 ernstig waarschuwen. Want als Christus niet meer het enige fundament is, raakt men de rust van Christus kwijt. Dan wordt het dwalen op de wegen van onrust, omdat het offer van Christus niet meer de enige troost is. De kleinste afwijking, zo leert art. 18 ons, is hier al funest. Het luistert in het geloofsleven dus erg nauw. Luther zou zeggen: et en Evangelie worden zomaar vermengd. Als dat gebeurt, raakt Leiden echt in last. Want er zit niet zoveel ruimte tussen rust en onrust. Wanneer het oog van de gelovige van Christus wat afdwaalt en hij meer en meer ziet op zichzelf, komt de onrust op. Is hij door z'n zonden niet hatelijk voor God? Zou God hem nog wel willen? Als zulke gedachten de ruimte krijgen, komt de twijfel in het hart en is het met de rust gedaan. Onrustig is dan het hart, totdat het weer rust vindt in God en opnieuw van harte geloven mag, dat een zondaar die het alleen met Christus houdt, bij God bemind is. Het ware geloof moet dus wel éénkennig zijn. Het mag alleen weten van Jezus Christus, de gekruisigde en opgestane Zaligmaker en moet blijven gehoorzamen aan Zijn roep: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven" (Matth. 11 : 28). Tot deze Rustaanbrenger wil art. 18 ons leiden.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De Franse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's