Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar is Mijn eer?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar is Mijn eer?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Een zoon zal de vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer: n hen Ik een HEERE, waar is Mijn vreze? Maleachi 1:6a

Kunt u zich voorstellen dat een profeet in de Naam van zijn God vraagt, wie er is om de deur - bedoeld is de deur van het huis Gods - te sluiten? Dat bestaat toch niet. Zoiets kan toch alleen maar door een valse profeet gevraagd worden? Stel u voor, dat een profeet en dus eigenlijk de HEERE Zelf laat vragen om de deur van Zijn huis te sluiten. Dat betekent het einde van Zijn dienst. Wil dan de Heere zeggen: laat er maar een einde komen aan Mijn dienst? !

In vers 10 lezen we in onze vertaling: wie is er onder u, die om niet de deuren toesluit... ? We kunnen echter ook vertalen: wie onder u sluit de deuren? Moeten dan die mooie tempeldeuren dicht als teken van het faillissement van de dienst des Heeren onder Zijn volk? Ja, inderdaad. Er gebeurt zoveel achter die deuren wat voor God niet kan bestaan. Daarom! Het is met de offerdienst in Juda - en wat ging men er prat op - niet zo best gesteld als het lijkt. We hebben deze keer te doen met het tweede gesprek tussen de HEERE en het volk. Eerst brengt de Heere naar voren wat wel grif erkend zal zijn door het volk: een zoon eert zijn vader, een knecht zijn heer. Wie zou het willen ontkennen? In normale omstandigheden is het voor een Israëliet in de dagen van Maleachi vanzelfsprekend: een vader heeft er recht op dat zijn zoon hem eer toebrengt. Een knecht heeft respect voor zijn heer. Allicht. Het zijn dingen die zovaak in de Bijbel naar voren gebracht worden. Deze dingen behoren tot de fundamentele zaken in een familie en in het maatschappelijke leven van Israël. Het heeft te maken met de orde die de Heere wil aanbrengen in het leven. Ik schreef hierboven: in normale omstandigheden... Er zijn ook andere, schrijnende gevallen. We weten van incest, van gevallen waarbij ouders zich vergrijpen aan hun kinderen. We horen met een zekere regelmaat van kindermishandeling, en nog erger ...! Wat te denken van keurige ouders op het kerkelijk erf die alleen maar uit zijn op hun eigen eer en roem bij hun kinderen? Wat te denken van geestelijke verwaarlozing?

Het gaat hier over normale gevallen. Zo zijn de dingen bij een zoon, bij een dienaar. Waar het besef van deze dingen wegebt, raakt een maatschappij al meer ontwricht. Ongetwijfeld zullen de hoorders van Maleachi's prediking instemmend geknikt hebben bij deze woorden. Het is waar, Maleachi, maar wat bedoel je nu precies?

De HEERE spreekt hier en laat Zelf de uitleg horen. Ben Ik een Vader, waar is dan Mijn eer? Ben Ik een HEERE, waar is Mijn vreze? Dat zijn indringende vragen uit de mond van de God van Israël. Onontwijkbaar. Ik weet niet of de Heere wel eens op u aankomt met vragen die u niet meer ontwijken kunt? Laten we het maar even houden bij deze vragen uit onze tekst. Nu zien we misschien een weg om te ontsnappen in het feit dat we ons nog geen kind van God weten en we de Heere nog niet onze Vader kunnen of durven noemen.

Laten we in ieder geval vaststellen dat de HEERE Zich meermalen de Vader van het volk Israël noemt. Dat betekent nog niet dat iedere Israëliet in de volle zin van het woord een kind van God is. Maar Israël is wel het volk van het verbond. Mozes noemde in Deuteronomium de HEERE al de Vader van Israël.

In Jesaja 63 horen we het aangrijpende gebed: Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Jakob kent ons niet. Verder was de HEERE Israels Koning. Hij mag vragen: waar is dan Mijn vreze? Dat vraagt Hij het hele volk. Zou Hij soms bij u en mij niet kunnen vragen: waar is Mijn eer en waar is Mijn vreze?

We kunnen zeggen: de HEERE eist bij het volk Zijn eer en Zijn vreze op. Zou Hij dat bij ons soms niet doen? Wat dacht u? We geloven toch zeker wel dat Hij het volste recht heeft om ons aan te spreken zoals Hij hier doet. Verder voelen we wel aan met welke bedoeling de HEERE hier spreekt door Maleachi. Hij wil het volk in beschuldiging stellen, opdat ze neerbuigen voor Hem. Jullie onthouden Mij waar Ik recht op heb. Ben Ik een Vader? Ben Ik een machtig Koning voor jullie? Waar is Mijn eer. Mijn vreze?

Achter onze tekst zit de klacht van de HEERE dat Hij door Zijn eigen volk als een Vreemde wordt behandeld. Dat is een vlijmscherpe aanklacht! Nu vraag ik me af, als de Heere langskomt bij ons, kan Hij dan dezelfde vragen stellen? Kan Hij ook op mij aankomen met Zijn eisen van eer en vreze? Onthoud ik Hem van huis uit niet waar Hij wel recht op heeft, het volste recht? Heb ik van huis uit niet mijn eigen eer liever dan Zijn eer? Zie ik tegen anderen niet hoger op dan tegen de Heere in de praktijk van het dagelijks leven? In Israël wordt in de dagen van Maleachi zeker wel gesproken over de eer van God, en niet zo weinig ook. Het ligt de priesters en ook anderen van het volk voorop de lippen: de eer van God. Maar als het echt aankomt op het van harte toebrengen van eer aan Hem, dan kan de HEERE zeggen: waar zijn ze nu. Mijn eer en Mijn vreze? Jullie behandelen Mij als een Vreemde. Is dat trouwens niet onze nood, dat we van huis uit Hem behandelen als een Vreemde, zo oneindig ver weg, opgesloten in Zijn hemel? Wat een aanklacht is dat voor kinderen van het verbond, mensen die zoveel zegeningen uit Zijn hand hebben ontvangen. Wat een ontdekkende vragen in onze tekst, ook voor ons!

Gingen we ontdekken hoe erg als de Heere recht op Zijn eer en op Zijn vreze, liefdevolle hoogachting, heeft en wij geven Hem dat niet? Onder andere in de doop komt de HEERE op ons aan en maakt ons duidelijk wat Hem toekomt. Onthoud ik Hem dat, dan steel ik van Hem. Israël laat Hem tevergeefs naar Zijn eer zoeken. Dat is de scherpste aanklacht die tegen een mens kan worden ingebracht. Van huis uit leef ik voor mezelf en voor de wereld en daarmee ontken ik Zijn rechten. Ontmaskerend! Er is ook nog iets meer: deze aanklacht wil ons doen zien hoezeer we een Ander nodig hebben, een Zaligmaker. Hij zegt: wie kan er Mij van beschuldigen dat Ik Mijn vader onthoud wat Hem toekomt?

Nu valt hier in Maleachi 1 op dat de profeet zich met deze beschuldiging tot de priesters richt. Deze woorden zijn wel voor het hele volk bedoeld, maar vooral en in de eerste plaats komen ze hier tot de priesters. De HEERE spreekt tot u.

priesters, verachters van Zijn Naam. Laat duidelijk zijn, niemand van het volk kan deze woorden zomaar naast zich neerleggen, maar allereerst de priesters hebben zich deze boodschap aan te trekken. Zij gaan maar al te vaak het volk voor in het kwade. Zo priester zo volk, zeggen we dan en lezen we ook in de Schrift. Op bepaalde plaatsen dragen we ook bijzondere verantwoordelijkheid.

Duidelijk is dat we als ambtsdragers in de gemeente bijzondere verantwoordelijkheid dragen. Op welke weg gaan we hen, die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, voor? Wat te denken van ouders in het gezinsleven? Zien en proeven onze kinderen bij ons het toebrengen van eer aan de Heere en de hartelijke hoogachting in de omgang met Hem? Grijpt het ons als grootouders aan dat de Heere alle recht heeft op onze kinderen en kleinkinderen, zodat we met deze dingen worden neergeworpen aan de voeten van Christus?

Is het werkelijkheid voor ons dat in het voortgaan van onze geslachten de eer van God het zwaarst wegende is?

De priesters hebben intussen hun antwoord op de woorden van de profeet vlot klaar. Wij verachters van Uw Naam? Waarin verachten we dan Uw Naam? Overtuig ons daar eens van. Wij willen harde feiten. Dienen we U niet trouw? De priesters geloven niets van de beschuldigingen die de HEERE door Maleachi spreekt. Hoe kan de Heere dat nu zeggen? Kijk eens naar onze offerdienst en naar al het andere dat we doen voor Hem.

Ik zal het aantonen, zegt de HEERE. Jullie offeren veel, maar je zoekt de slechtste dieren van de kudde uit. Die zijn goed voor Mij. Je neemt brood, maar het is beschimmeld. Als jullie een offerdier brengen, lopen jullie te puffen en te kreunen alsof het geweldig veel weegt. Intussen heb je het lichtste dier van de kudde uitgezocht. Mijn dienst mag niet teveel kosten. Wat een gevaar, ook vandaag voor ons dat de dienst van de Heere ons niet teveel mag kosten. "Is er niet het gevaar dat we een christen-zijn zoeken waar we zo weinig mogelijk last van hebben"? (ds. G. Boer). Hoevaak vragen we ons niet af: met hoeveel kan ik nog net toe om een christen te zijn? Wat is het minimum in de dienst van de Heere? Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik heb de indruk dat hier een faillissement wordt uitgesproken over de dienst van de priesters, maar ook over mij en mijn dienst!

Waar blijf ik met deze scherp ontdekkende woorden van de Heere die ook mij raken? Wil de Heere ons met dit woord brengen aan de voeten van Hem, Die altijd Zijn Vader alle eer gaf en Die altijd in hartelijke liefde boog voor de wil van God? Wat steekt Hij hier als de grote en getrouwe Hogepriester glanzend en heerlijk af tegen deze priesters in Jeruzalem. Nooit hoefde Zijn Vader tot Hem te spreken zoals Hij hier door Maleachi spreekt. Daarom zullen u en ik, als de Heilige Geest dit ontdekkende woord bij ons thuisbrengt, geen andere plaats van ontkoming overhouden dan alleen aan de voeten van deze getrouwe Hogepriester!

M. Goudriaan, Veenendaal

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Waar is Mijn eer?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's