Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther over de blijdschap (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther over de blijdschap (5)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

We willen in een paar artikelen nu nog aandacht geven aan wat Luther in z'n uitleg van het Nieuwe Testament over de blijdschap van het geloof zegt. Ook daar komt bij hem het thema van de blijdschap namelijk heel wat keren aan de orde.

Uit de voorrede op het Nieuvee Testament

We beginnen met iets te citeren uit Luthers voorrede op het Nieuwe Testament. Hij schreef die in het jaar 1545. In haar houdt hij een ware lofrede op het evangelie van God en het Nieuwe Testament. Hij schrijft daarin ondermeer het volgende: 'Zoals het Oude Testament een boek is, waarin Gods wet en gebod beschreven zijn en tevens de geschiedenis van hen, die ze gehouden hebben en niet gehouden, zo is ook het Nieuwe Testament een boek, waarin het evangelie en Gods belofte, als ook de geschiedenis van hen, die daarin geloven en niet geloven, beschreven zijn. Want 'evangelie' is een Grieks woord en betekent: goede boodschap, goede mare, goede nieuwe tijding, waarvan men zingt, spreekt en waarover men blij is. Zoals na de overwinning van David over de grote Goliath een goede roep en troostrijke nieuwe tijding onder het Joodse volk gehoord werd, dat hun verschrikkelijke vijand verslagen was en zij zelf verlost waren en tot vrede en vreugde gebracht, zodat zij daarover zongen en dansten en vrolijk waren, zo is ook het evangelie Gods en het Nieuwe Testament een goede boodschap en tijding, die in de gehele wereld gehoord is door toedoen van de apostelen, over de volkomen David, die met zonde, dood en duivel gestreden heeft en overwon, en daardoor allen, die in zonden gevangen, door de dood geplaagd en door de duivel overwonnen waren, zonder hun verdienste verlost, levend, rechtvaardig en zalig gemaakt heeft en daardoor tot innerlijke vrede gebracht en tot God teruggevoerd heeft. Daarvan zingen zij, en danken en loven God en zijn eeuwig blij, indien zij dit vast geloven en in het geloof standvastig blijven.'

Luther verbindt de blijdschap dus nauw met het geloof. Zonder het rechte geloof kan de ware blijdschap niet komen. Dat blijkt ook uit het volgende citaat uit deze voorrede: 'Zulk een boodschap en troostrijke mare of evangelische en goddelijke nieuwe tijding heet ook een Nieuw Testament, omdat als in een testament, waarin een stervende bepaalt, hoe zijn goed verdeeld moet worden onder de genoemde erfgenamen, zo ook Christus vóór Zijn sterven bevolen en bepaald heeft, dat dit evangelie na Zijn dood gepredikt zou worden in de gehele wereld, en daardoor allen die geloven Zijn goed ten eigendom gegeven heeft, d.i. Zijn leven (waardoor Hij de dood verslonden heeft), Zijn gerechtigheid (waardoor Hij de zonde vernietigd heeft) en Zijn heerlijkheid (waardoor Hij de eeuwige verdoemenis heeft overwonnen). Nu kan de arme mens, dood in zonde en in de netten der hel gevangen, nooit troostrijker tijding horen, dan deze dierbare en liefelijke boodschap van Christus, zodat hij in het diepst van zijn hart lachen kan en vrolijk daarover zijn, indien hij gelooft, dat het waar is. ..'

Op die nauwe band tussen geloof en blijdschap wijst Luther z'n lezers en hoorders voortdurend. Zo ook bijvoorbeeld bij iemand als Elizabet, de moeder van Johannes de Doper.

De blijdschap van Elizabet

Naar aanleiding van Luk. 1 : 39-56 gaat Luther uitgebreid in op de geloofsblijdschap bij Elizabet. Aan haar kan men zien welk een machtig ding het rechte geloof is. Het verandert een mens niet alleen naar z'n ziel, maar ook naar z'n lichaam. Luther zegt over haar: Elizabet is een andere vrouw geworden, gaat in zulk een vreugde haar weg, dat zij het niet kan uitdrukken, en lichaam en tong worden zo vrolijk, dat ze een profetes wordt. Dat doet het geloof alleen, zonder enig werk. Daarom zegt Paulus terecht [Rom. 14, 17]: et koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar gerechtigheid en vrede en blijdschap in de Heilige Geest. Het geloof maakt de mensen rechtvaardig, stil, blij.' Ook een Maria kent dezelfde blijdschap als Elizabet.

Luther trekt van het rechte geloof een lijn naar de toekomstige heerlijkheid: 'Als nu het geloof dit doet aan vlees en bloed, die tot zonde geneigd zijn, en dat hier, waar nog niet is geopenbaard wat we zullen zijn, wat toch zal dan gebeuren, wanneer men zal zien wat men nu gelooft, en wanneer openbaar wordt wat nu verborgen is! Als zulk een verandering aan lichaam en hart gebeurt, hoewel we slechts van God horen en alles nog zonder uiterlijke glans en verdienste toegaat, zo zal daar nog grotere gerechtigheid, zekerheid en vrede zijn en wij zullen geheel verdrinken in loutere vreugde en blijdschap.' De hemel is de plaats van volmaakte blijdschap. De blijdschap op aarde is nog maar voorschot en voorsmaak.

Krachtig wijst Luther hier de opvatting af dat er bij het geloof eerst nog goede werken en verdiensten moeten komen om tot de echte blijdschap te geraken. Dat leerden de Roomsen immers. Luther zegt: 'Niet werken maken harten vrolijk, maar het geloof. En als het geloof vrolijk is, zo maakt het woord, werk en kruis vrolijk en laat een hemelrijk bouwen middenin de hel - daarom, hoe groot de aanvechtingen ook mogen zijn, een enkel druppeltje geloof overwint het.' Luther wijst in dit verband ook nog op Gods bevel aan Israël om zich op de hoge feesten in God te verblijden: 'Zo heeft God de Joden bevolen, wanneer ze op de hoge feesten samenkwamen, dat ze zich zouden verblijden, evenwel [Deut. 12, 7; 14, 26 etc] „voor de Heere, uw God", dus: u zult zich verblijden dat u een genadige God hebt; dat is de ware blijdschap die Mij behaagt en waarmee u Mij dient.' Luther vervolgt dan: 'Het geloof is een machtig ding, verandert de mens en maakt hem aangenaam zonder toedoen van de werken. Waar de mens zo is, daar volgen de werken, zoals u aan Elizabet ziet.' Als het geloof dus maar krachtig is. weet een kind van God zich te verblijden. Met de heilige blijdschap van het geloof. Daarin eert hij z'n God en is hij beelddrager van God, Die immers de God der blijdschap is, de onuitputtelijke Bron van blijdschap en verheuging. Het geloofsleven is beneden de maat als het maar weinig blijdschap kent. De geloofsblijdschap is een gevoelige thermometer om te zien hoe gezond het geloofsleven is. Als het in het slop is gekomen, is de blijdschap zoek. Dan moet er naarstig naar herstel worden gezocht, want met zwaarmoedigheid, getob en twijfel kan men God niet behagen.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Luther over de blijdschap (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's