Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Augustinus over de schepping en het paradijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Augustinus over de schepping en het paradijs

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHEPPINGSLEER

De bijbelse visie op de schepping staat onder zware druk. Wij zijn niet de eersten in de geschiedenis die worstelen met de vraag naar de relatie tussen God en deze werkelijkheid. Die worsteling is er ook in de eerste eeuwen na Christus in de Vroege Kerk geweest. De christelijke kerk beleed tegenover de antieke filosofie die van de eeuwigheid van de materie uitging de schepping uit het niets. Dit christelijke geloofsartikel was voor Augustinus één van de redenen om de Katholieke Kerk te verlaten. Als God de almachtige Schepper is, moet Hij voor het kwade verantwoordelijk worden gesteld en dat is toch strijdig met de goed­ heid van God? Voor deze worsteling van Augstinus en de antwoorden die hij leerde geven, wil ik aandacht vragen.

Volgens de Manicheeën is er naast het eeuwige goede ook het eeuwige kwaad. Dat was één van de redenen dat Augustinus zich tot deze sekte met zijn rationele vorm van christelijk geloof voelde aangetrokken. Tenslotte konden echter de Manicheeën hun claim dat zij alles rationeel inzichtelijk konden maken niet waarmaken. Zij beriepen zich uiteindelijk ook op het gezag van de Schrift zoals zij die opvatten. Daarop zou Augustinus later antwoorden dat hij de Schrift niet als Gods Woord zou aanvaar- den als de Katholieke Kerk hem dat niet leerde. Als hij dan toch voor een gezagsinstantie moest buigen, wenste hij dat niet voor de Manicheeën maar voor de Katholieke Kerk te doen.

Het neoplatonisme heeft Augustinus geholpen bij de doordenking van de relatie tussen God en het kwade. Het kwade is een afwezig zijn van het goede. Al het bestaande/zijnde is goed omdat het van God afkomstig is. Het kwaad heeft geen echter 'zijn'. Het zal duidelijk zijn dat op deze neoplatonische visie op het kwaad en de zonde bijbels wel wat valt af te dingen. Augustinus heeft het evenwel geholpen om enerzijds de almacht van God en het allesomvattende karakter van Zijn raad te belijden en daarbinnen toch een plaats te geven aan het kwaad en de zonde.

Volgens Augusinus hebben allerlei zaken die wij als gebreken in de niet-redelijke natuur aantreffen te maken met een mindere mate van zijn. Deze gebreken mogen we naar zijn overtuiging echter niet als veroordelingwaardig beschouwen. Augustinus noemt in dit verband de ontbindbare natuur van dieren die tot verderf overgaat. Hij spreekt dan van de schoonheid van de schepping als geheel. Als wij in die schoonheid geen vreugde vinden, komt dit omdat wij het geheel niet kunnen overzien. Hij noemt ook dat vuur bij de ene toepassing verderfelijk en bij de andere heerlijk is. Als het gaat om de mens ligt het voor Augustinus anders. Het verderfelijke karakter van de menselijke natuur is het gevolg van de zondeval. Tegen de pelagiaan Julianus van Eclanum heeft Augustinus betoogd dat pijn en dood geen deel uitmaakten van de natuurlijke orde. Omdat volgens Julianum van Eclanum Adams zonde geen gevolgen voor zijn nakomelingen had, concludeerde hij dat er reeds in het paradijs moeite en pijn was. Augustinus wijst dit radicaal van de hand. Daarmee wordt de ernst van Adams zonde miskend en zou aan God onrechtvaardigheid moeten worden verweten. Alle menselijk leed is een gevolg van de zondeval. Heel nadrukkelijk gaat Augustinus zoals trouwens ook bij de apostel Paulus het geval is, uit van Adam als historisch persoon. Adam is de eerste mens. Augustinus keert zich tegen de gedachte dat de materie er altijd zou zijn geweest. De schepping en ook de mensheid heeft een begin. Augustinus wil niet weten van een kringloopgedachte waarbij er voor de huidige wereld als vele geweest zijn.

Aan het begin van de geschiedenis van de mensheid staat het paradijs. Het feit dat wij uit geschiedenissen en ook uit de paradijsgeschiedenis geestelijke lessen kunnen trekken, betekent voor Augustinus niet dat er geen historisch en materieel paradijs is geweest. Zonder dat hij hem met name noemt distantieert Augustinus zich hier van Origenes bij wie de historiciteit van de paradijsgeschiedenis vervluchtigt. Evenals de paradijsgeschiedenis geldt de zondeval. Dit is een werkelijke historische gebeurtenis. Dat is niet slechts een literaire vorm. De vérstrekkende gevolgen van de zondeval die nu nog elk mens raken, kunnen alleen vastgehouden worden als we de zondeval en daaraan voorafgaande staat van rechtheid als historische realiteiten, erkennen. Augustinus heeft ook de vraag onder ogen gezien: Hoe het mogelijk was dat de mens kon vallen. God als het hoogste Goed kan niet tekort schieten of zondigen. Dat kunnen naturen die uit het niets geschapen zijn wel. De mens was zo geschapen dat hij kon zondigen (posse peccare). Deze mogelijkheid werd tot een werkelijkheid. De zondige wil van de mens herleidt Augustinus niet tot God, maar tot het ontbreken van zijn. De gelukzaligheid van de mens bestaat en bestond in het aanhangen van God. Zonde betekent dat een mens zich richt op het schepsel in plaats van op de Schepper. Sinds de zondeval doet de mens niet anders, kan hij niet anders en wil hij niet anders (non posse non peccare). Dit verandert als wij opnieuw geboren worden. Dan vangt de strijd aan tegen de zonde (posse non peccare). Hier op aarde zijn er twee gemeenscliappen of steden. De stad van God gevormd door iien die tegen de zonde strijden en rust in God hebben gevonden en de stad van de mens gevormd door tien die liet Schepper boven de schepper eren. Het is mogelijk dat men door de doop uiterlijk tot de gemeenschap van de stad van God behoren en toch innerlijk aan deze gemeenschap vreemd is. Er zijn ook wolven binnen de stal. Eenmaal daalt het nieuwe Jeruzalem neer uit de hemel. Dan worden alle doden opgewekt en ontvangen de gezaligden een verheerlijkt lichaam. De staat der heerlijkheid zal de staat van rechtheid overtreffen. Men zal nooit meer kunnen en willen zondigen (non posse peccare). De realiteit van het nieuwe Jeruzalem is verbonden met die van het eerste paradijs, maar overtreft die ver. Veel is er dat ons begrip te boven gaat, wel mogen wij weten dat God uit het verlies van de zondeval winst geboren deed worden.

Wie Augustinus over de schepping leest, merkt dat zijn worsteling ingebed is in vragen van de antieke cultuur en (neo) platonische filosofie. Sommigen van die vragen zijn ons vreemd. Anderen zijn ook de onze. Dit is zeker dat de realiteit van de Persoon het werk van de tweede Adam onlosmakelijk verbonden is met de realiteit van de persoon en het werk van de eerste Adam. De eeuwen door zijn er mensen geweest die om met Pascal, één van Augustinus' geestelijke zonen, wisten van de eerste Adam en hun verlorenheid en van de tweede Adam Jezus Christus en hun gelukzaligheid in Hem. Laten wij met Augustinus belijden dat God de geschiedenis leidt naar Zijn raad en sinds de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs uit het verloren menselijk geslacht een volk formeert dat Zijn lof verkondigt. Laten we Zelf de Heere aanhangen met de bede van Augustinus: 'Geef mij wat Gij beveelt en beveel dan van mij wat Gij wilt.'

Dr. P. de Vries

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Augustinus over de schepping en het paradijs

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's