RELIQUIEËN EN MARIA-VERERING
Sedert de 3e eeuw is de verering der reliquieën opgekomen, 't Woord betekent letterlijk overblijfsel, meestal van heiligen en martelaren. Men hechtte zeer veel waarde aan zulke overblijfsels, vooral als ze uit het Heilige Land kwamen, als hout van het kruis van Christus, klederen van de Apostelen, enz.
Langzamerhand werd het gebruik ervan door de Kerk aanbevolen en in 1563 op het Concilie van Trente kerkelijk vastgesteld.
Heden ten dage bevindt zich nog in elk altaar v.e. R.K. kerk een reliquie en grote vermaardheid bezit de zweetdoek van Veronica, welke te Rome bewaard wordt en waarop het gelaat van Jezus getekend staat! Vooral Paus Gregorius de Grote was een voorstander van deze reliquieën en menigmaal heeft hij ze aan Bonifacius, de zendeling van onze gewesten (8e eeuw), op zijn zendingsreizen medegegeven.
De Reformatie heeft elke vorm van reliquieënverering verboden.
De Mariaverering is in de loop der eeuwen eveneens zeer toegenomen. Men schreef aan Maria veel meer toe, dan van haar geschreven staat in Gods Woord: haar onbevlekte ontvangenis, haar maagdelijke staat, haar hemelvaart, ja, tot op heden worden nog vele feestdagen haar ter ere gewijd. Vooral op het eind der Middeleeuwen, als de toestand in de Kerk zeer duister is, is deze verering hoog gestegen. Steeds is er sprake van haar liefde tot de mensen, haar tussenkomst en macht en ieder neemt tot haar, in welke omstandigheden ook, de toevlucht. Nu werd dan ook deze verering van Maria door de Kerk bekrachtigd en voorgestaan, totdat dit dogma door Paus Pius IX, in 1854, als belijdenis van de Roomse Kerk afgekondigd.
De Paus kan n.1. iets uitspreken ex cathedra (lett.: uit het voorgestoelte) en die uitspraken zijn dan onfeilbaar door hun Goddelijke inspiratie. Dit is ook mogelijk geworden, omdat er in het begin der Middeleeuwen een scheiding in de Kerk ontstond en wel enerzijds de Clerus, dat zijn alle Kerkelijke ambtsdragers, en Leken, dat is het gewone volk, de lidmaten. Terwijl nu eerstgenoemden leren en onderwijzen (kunnen), moeten laatstgenoemden luisteren en gehoorzamen.
Waarschijnlijk is de naam ontleend aan de Oud-Testamentische priesters en levieten, die den Heere tot erfdeel hadden (Num.18:20).
Clerus = lot, erfdeel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1946
Goudse Kerkbode | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1946
Goudse Kerkbode | 4 Pagina's