Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ENIGE STELLINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ENIGE STELLINGEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. De roeping des zondaars door het Woord moet onderscheiden worden in een bloot uitwendige en krachtdadige, die inwendig is, doch waarbij de uitwendige middellijk wordt aangewend.

II. De uitwendige roeping door 't Woord dient voor de wedergeboorte ten aanzien van des mensen eeuwige staat tot temeer schuldigstelling en overtuiging.

III. Zij heeft dus geen zaligmakende werking of kracht op een zondaar voor zij in de krachtdadige roeping in de wedergeboorte door de Geest des Heeren zaligmakend wordt aangewend.

IV. Het middel in de uitwendige roeping is 't Woord: Wet en Evangelie. De Wet gaat voorop en het Evangelie als het eigenlijk verordineerde middel volgt.

V. De uitwendige roeping voor de wedergeboorte, valt als niet zaligmakend, onder de algemene genade en daarmede ook het gebruik van Wet en Evangelie in haar. Dit blijkt uit het feit, dat alleen de krachtdadige, inwendige of herscheppende roeping door de zaligmakende bediening des Geestes geschiedt en dus de uitwendige roeping daarvoor door de niet-zaligmakende maar algemenere werking des Geestes plaatsgrijpt. Zo oordelen ook A. Marck, Meroh XXIII, 3; B. de Moor, Comment, in Comp. a Marck, IV, pag. 445; Francken, Stell, Godgel., II, pag. 346; Love, Werken, pag. 295; H. de Frein, Catech.Verkl., II pag. 179; J. Nupoort, Catech over het Voorbeeld der Goddelijke waarheden van Hellenbroek, 4e dr., pag. 385; Ds. Kersten in zijn dogmatiek-dictaat over de roeping,

VI. De vruchten van de uitwendige roeping voor de wedergeboorte zijn dan ook geen zaligmakende, doch slechts tijdelijke, zoals algemene verlichting, algemene gaven en werkingen en komen hoogstens tot een tijdgeloof.

VII. Het gebruik van de Wet is in de uitwendige roeping, dat zij kenbron der ellende is. Het Evangelie heeft een zedelijk aanradende, doch daarbij tevens in de geestelijke doodstaat latende werking, bestaande in de openbaring of bekendmaking, de voorstelling, voordraging of aanbieding van Christus, gepaard met de eis van bekering en geloof in Hem, welke eis behoort tot het eerste gebod der Wet, als kenbron der ellende; en een belofte van genade en zaligheid voor hen, die zich in waarheid bekeren en geloven.

VIII. Zo stelt het gebruik van de Wet en het Evangelie in de uitwendige roeping de mens voor de wedergeboorte te meer schuldig door de weigering van gehoorzaamheid aan de zo rechtmatig verplichtende eis van geloof en bekering, waartoe hij ook in een ten enenmale schuldige onbekwaamheid zich bevindt en dient het om hem zijn ellendestaat aan te wijzen en hem te ontdekken aan de noodzakelijkheid van wederbarende genade, om uit zijn geestelijke doodstaat te worden verlost.

IX. Zo ook leert dit gebruik van Wet en Evangelie in de uitwendige roeping voor de wedergeboorte, dat de eis der Wet wel ieder geldt, maar dat de belofte der zaligheid in de voorstelling des Evangelies alleen op hen, die zich bekeren en geloven, dus op Gods uitverkoren volk, betrokken is.

X. Als onschriftuurlijk moet de voorstelling verworpen worden, dat God in de aanbieding des Evangelies allen genade zou beloven, doch dat de beloofde zaak alleen ten deel zou vallen aan hen die geloven en aan de anderen niet omdat zij haar niet willen.

XI. Voor de wedergeboorte is er geen zaligmakende aanbieding van genade, noch een zaligmakende nodiging, noch enig zaligmakend recht, waar de Heere het zaligmakend werk aan een zondaar in de toepassing des heils pas begint met de krachtdadige roeping in de wedergeboorte, naar Zijn eeuwig voornemen.

XII. Voor de wedergeboorte dienen alle roepstemmen en weldaden om God te verheerlijken, met name in Zijn recht en goedheid en om de mens te vernederen en zijn diepe val en totale verdorvenheid aan te wijzen opdat hij als een arme bedelaar door wederbarende genade om Gods genade in Christus mocht leren smeken.

XIII. Hoewel de mens verantwoordelijk is tegenover God voor al zijn doen en laten en hij verplicht blijft om de aangeboden middelen der genade te gebruiken, is de Heere nochtans souverein in Zijn bedeling, en zo ook in het geven of onthouden van de zaligheid, naar Zijn eeuwig welbehagen. Hij ontfermt Zich diens Hij wil en verhardt die Hij wil, Rom.9:18; en Hij verheerlijkt Zich zowel in het verderf des goddelozen als in het behoud der Zijnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1949

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's

ENIGE STELLINGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1949

Goudse Kerkbode | 4 Pagina's