Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIET VERTEERD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIET VERTEERD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Ik, de Heere, word niet veranderd; daarom zijt gij, o, kinderen Jacobs niet verteerd. Maleachi 3:6.

Reeds liggen de Kerstdagen achter ons en zijn we weer bijna gekomen aan het einde van het jaar en worden we bepaald bij de wisseling der tijden. Straks ligt een jaar weer voor altoos achter ons, dat nooit zal wederkeren, hoewel de mens eenmaal rekenschap zal moeten afleggen van het leven, dat hij er in geleid heeft. Alles wat uit stof is neemt een end, door de tijd, die alles schendt.

En als dan de vraag gesteld wordt: Zal het goed zijn als Hij u zal onderzoeken? Zal het gunstig voor u uitvallen als des Heeren onderzoek zal gaan over al uwe gedachten, woorden en handelingen, aan het einde van het wegstervende jaar? Welk een lot er staat te wachten, als de grote Schepper van het heelal, alle woorden en gedachten op de weegschaal leggen zal? O, als het ganse jaar, daar nog eens in gedachten aan het oog voorbijtrekt, dan zal het al niet anders kunnen, als een mens recht gesteld is. dan dat hij zegge: Aan mijn kant is niets anders dan tekort op tekort, schuld op schuld, alles verzondigd en verbeurd. Dan wordt het de stille verzuchting: Treed niet in het gericht, o Heere, want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn, en uit de grond des harten te betuigen met Job: Mijn Rechter zal ik om genade bidden. Bij alle wisseling der tijden, echter, en bij alle onbestendigheid des levens, bij alle onbetrouwbaarheid des mensen en bij alles wat er in zijn binnenste om kan gaan staat de Heere echter in Zijn onveranderlijke en eeuwige trouw over Zijn volk en erve. Ook Maleachi heeft hier het oog op.

Het was toen voor het volk een donkere tijd. Er waren vele misstanden en weinig vreze Gods. En nu, temidden van dit alles treedt hij op met de waarschuwing, dat de Heere ten gerichte zal komen met de roede van Zijn geduchte toorn om de goddelozen der aarde te treffen, terwijl hij tevens gewaagt van des Heeren grote lankmoedigheid in het nog uitstellen van de verdiende straf.

Ook mag hij zich wenden tot het overblijfsel naar de verkiezing met de troostvolle aankondiging van de komst van Christus in het vlees en met Zijn doorluchte wederkomst ten oordeel. En dan wijst hij dat volk op de eeuwige onveranderlijkheid Gods als op de onwrikbare grond hunner zaligheid. Want Ik, de HEERE, word niet veranderd. Ik, de HEERE, zo zegt Hij zelf als de Almachtige. Ik, de Heere word niet veranderd. O ja, er is geen verandering, noch schaduw van omkering in het Goddelijke Wezen. Hij is eeuwig Dezelfde in Zijn Goddelijke volmaaktheid. Hij is onveranderlijk in Zichzelf en naar de drie Personen. Hij is onveranderlijk in al Zijn Goddelijke deugden en eigenschappen. Onveranderlijk is Hij in Zijn eeuwige raad en besluit. De raad des Heeren bestaat in eeuwigheid; de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht, Ps.33:11.In het hart des mensen kunnen vele gedachten zijn en vele voornemens, maar de raad des Heeren zal bestaan. En zo zegt Hij ook bij Jesaia: Mijn raad zal bestaan, Ik zal al Mijn welbehagen doen. Onveranderlijk is de Heere in Zijn raad ten aanzien van de oordelen van Zijn hand. De mens zal hel niet kunnen ontlopen. Onveranderlijk is Hij in het werk der verlossing Zijns volks. Gegrond in Zijn eeuwig souverein voornemen volvoert Hij ook onveranderlijk het werk der zaliging Zijner verkoornen. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid. En zo is Hij ook onveranderlijk in Zijn eeuwige trouw, genade en ontferming over en bewaring van de Zijnen.

En daarom na, omdat de vaste grondslag ligt in de onveranderlijkheid Gods, zijt gij, o kinderen Jacobs niet verteerd. Het geestelijk nakroost van Jacob is dus om bij onze Statenvertaling te blijven, wel in het vuur gebracht, vanwege hunne zonden en tot uitbranding er van, maar zij zijn niet verteerd er door. Ze zijn en wor-den gebracht in het vuur der tuchtiging en kastijding, Hij tuchtigt of geeselt een iegelijke zoon, die Hij aanneemt. En zij kunnen er soms zo diep door moeten. Ze komen in het vuur der beproeving en doorloutering, zoals Petrus zegt dat de beproeving des geloofs veel kostelijker is dan van het goud.

Ze komen ook in het vuur der verdrukking, waarover de Heere Jezus zegt: In de wereld zult gij verdrukking hebben, en de Apostel gewaagt van een verdrukking van tien dagen. Zij kunnen echter niet verteerd worden, omdat de Heere Jezus naar de onveranderlijke raad Gods de toorn Zijns Vaders voor dat volk heeft weggedragen. En zoals Mozes het brandende braambos wel zag branden, maar niet verteren omdat de Heere Zelf er in was, zo is het ook hier. De Heere Jezus is met de onwrikbare kracht Zijner dierbare zoenverdienste en genade in, bij en over hen. Ja, in al hunne benauwdheid was Hij benauwd, en de Engel Zijns aangezichts heeft hen behouden; door Zijne liefde en door Zijne genade heeft Hij hen verlost, en Hij nam hen op, en Hij droeg hen al de dagen van ouds Jes. 63:9.

Zij kunnen niet vervallen van de genade, maar worden bewaard in de kracht Gods tot de Zaligheid, en er is geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, terwijl al wat hen overkomt in dit jammerdal, hun ten goede wordt gekeerd. Och! In zichzelf aangemerkt zijn ze maar onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad en gelukkig als zij maar veel ontdekt mogen worden in de bevindelijke gangen aan die vuile bron van al bun wanbedrijven. En nu worden zij door de vernederende, verootmoedigende en uitbrandende genade des Heeren maar veelal in het vuur gezet, opdat Hij Zichzelf zal doen overhouden een arm en ellendig volk, dat echter op de Heere mag hopen.

En zo heeft de Heere ook ons allen nog weer een jaar gespaard en gedragen. Het zal echter de vraag van het onderzoek des harten moeten zijn of de Heere het heeft gedaan in Zijn ongunste, in Zijn toorn, tot de dag der slachting, of dat Hij het gedaan heeft in Zijn dierbare genade in Christus. Een nauw onderzoek is toch zo nodig. Het hart des mensen is zo vol van zelfbedrog. Er zijn er zo velen, die zichzelf maar genade toekennen zonder ooit begenadigd te zijn, zo velen, die naar Jezus grijpen zonder ooit door Hem in waarheid gegrepen te zijn, zo velen, die menen, dat zij hoog in de genade staan en nog nooit door het vuur van Gods zaligmakende ontdekking gemaakt zijn tot een gans verdoemelijk schepsel voor God, zo velen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des Satans. Op. 2;9; 3:9 Er zijn ook vele verleidende geesten uitgegaan in de wereld. O, medereiziger door de woestijn dezer wereld, het mocht aan uwe zijde eens een gans tekort worden om nog ooit zalig te kunnen worden, ge mocht eens recht buiten hope geraken en er eens waarlijk buiten vallen, opdat de Heere Zich in Zijn lieve Zoon over mocht ontfermen. Ziel, wie alle steunsel van eigen maaksel ontvallen is door genade hoort naar het woord der zaligheid in het tekstwoord en uwe ziel zal leven. Volk Gods! De Heere is zo getrouw als sterk. Hij zal Zijn werk gewisselijk volenden, in Zijn eeuwige onveranderlijkheid in Christus over uwe zielen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1949

Goudse Kerkbode | 12 Pagina's

NIET VERTEERD

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1949

Goudse Kerkbode | 12 Pagina's