Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gekeurd in den smeltkroes der ellende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gekeurd in den smeltkroes der ellende

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende. Jes. 48:10b.

De profeet Jesaja preekt hier in zijn profetie in het teksthoofdstuk tot het volk van Juda, dat zuchtte in de Babylonische ballingschap. Vanwege de veelheid der ongerechtigheden had de Heere het volk in de ellende der ballingschap gezonden. En nu zegt Hij hier tot het overblijfsel naar de verkiezing: Ik heb u gekeurd in de smeltkroes der ellende.

Na lang uitstel en toeven, na vele waarschuwingen en bedreigingen had Hij tenslotte over hen het oordeel gezonden. De profeet ziet het als reeds geschied, hoewel het in zijne dagen nog niet zo ver was. Het was echter voor het overblijfsel naar de genade echter niet een oordeel der vernietiging, maar dat der loutering.

Bij die loutering heeft Hij mensen als tuchtmiddelen gebruikt, doch Hijzelf stond daar achter en gebruikte als Zijne roeden. Daarom zegt Hij ook: Ik heb u gekeurd. En dat wil immers zeggen, dat Hij als de machtige Jacobs door de zalige banden Zijner genade in Christus aan hen verbonden hen niet alleen in het oordeel zou brengen, maar ook hen daaronder bewaren en straks hen er weder van onder brengen zou. Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk de toorn behouden. Ja, zelfs het ganse volksgeheel wilde de Heere nog dragen en sparen, omdat de Heere Jezus nog naar de menselijke natuur moest voortkomen uit het geslacht van David, en ook het overblijfsel naar de verkiezing, de levende kerk van de oude dag, in stand moest blijven, daar Christus een Koning is die zonder onderdanen niet zijn kan.

En daarom zegt Hij hier als Israels Ontfermer, Die de verdrevenen Sions bijeen vergadert: Ik heb u, o Mijn gunstvolk, schapen Mijner weide, gelouterd, doch niet als zilver; Ik heb u gekeurd in de smeltkroes der ellende. Ik heb u gebracht in diepe en smartelijke wegen van lijden en druk, vanwege de veelheid uwer overtredingen. Maar Ik heb u daar in en daaronder gekeurd, u louterende en zuiverende van uwe zonden vanwege en door de kracht van Christus bloed.

Dat woord heeft echter een wijdere strekking dan dat het alleen maar gelden zou voor het Israƫl van de oude dag. Neen, het is nog heden ten dage, van dezelfde kracht. Zoals Hij nog heden ten dage kastijdt, hem dien Hij lief heeft en geesselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt, zo nu ook keurt Hij nog de dierbare voorwerpen Zijner genade in Christus in de smeltkroes der ellende. Daarom zegt Hij ook: Ik heb u gekeurd, omdat Hij hen in Christus Jezus liefheeft met een eeuwige, onvergankelijke en door hunne zonden niet te verminderen liefde. En als Hij den zegt: Ik heb u gekeurd, dan ligt daar in de weg van de volkomene voldoening aan Zijn heilig recht door de Heere Jezus Christus, nu ook hun genadige God en Vader is, Die weet wat van Zijn maaksel is te wachten, hoe zwak van moed, hoe klein zij zijn van krachten, en dat zij stof van jongsaf zijn geweest. Die meer dan een aardsen Vader Zich ontfermt over Zijne kinderen, en Die hen met mate kastijdt, zoals een man zijn zoon verschoont en hem niet gans onschuldig houdt. O gewis. De wonden van deze Liefhebber zijn getrouw, Spr. 27:6a. Het hart wordt er door gebeterd, Pred, 7:3.

Ik heb U gekeurd, zo vervolgt Hij. Met de beproeving geeft Hij ook de uitkomst en van achteren leren zij het vaak verstaan, dat Hij ook in de felheid der slagen, die Hij hen toebrengt nog Zijn ontfermen gedachtig is, dat daar nog genade aan vastzit. En als zij verwaardigd worden om de roede te kussen, dan mogen ze het wel betuigen: Ik dank U, Heere! dat gij toornig geweest zijt; maar Uw toorn is nu afgekeerd, en Gij troost mij.

En als Hij hen dan toespreekt: Ik heb U gekeurd en Hij laat hun zien wie en wat zij door de zonde geworden zijn, dan leren zij het bij vernieuwing te bekennen, dat zij in zichzelf maar waardig waren om doodgeslagen te worden. Maar, o wonder, dat u zit nu ook, dat zij al van eeuwigheid de voorwerpen waren van Zijn verkiezende gunste in Christus, en dat Zijn verlossende ontferming in de Zoon Zijner eeuwige liefde van eeuwigheid en tot in alle eeuwigheid over hen is, zodat Hij hen niet begeven, noch verlaten zal. Maar daarom ook trekt Hij Zijn hand nimmer meer van hen terug, doch keurt hen in de smeltkroes der ellende. Keuren kan geschieden met het oog, het oor, de tong, maar hier doet de Heere het met de hand. Zoals de goud- of zilversmid het edele metaal in de smeltkroes door het vuur het schuim afscheidt van het zilver of het goud, zo nu doet ook de Heere. Hij besluit hen voor een tijd in de smeltkroes der ellende, waaruit zij niet weer weg kunnen komen, totdat Hij hen er uit bevrijd en zij van de pot ontslagen worden. Hij keurt hen en in hen het werk Zijner dierbare genade in hen, door Zijn beproevende hand over hen te brengen en hen in wegen van doorwondende smart en kruis en druk, hetzij dan meer uitwendig of vooral inwendig en geestelijk te voeren. Zijne handen doorwonden en doen smart aan, doch zij helen ook weer te zijnertijd. En dat doet Hij nu in de smeltkroes der ellende. Door al de tegenheden van Zijn hand loopt Hij op hen aan. En zoals het zilver wel tot zevenmalen omgekeerd wordt, zo nu kan ook het volk Gods meerdere verwisselingen en omkeringen in de smeltkroes der ellende moeten ontvangen, voor het schuim der zonde weer gescheiden is. En daarom zucht de profeet: straf mij niet in Uwe toorn en kastijd mij niet in Uwe grimmigheid, opdat Gij mij niet te niet maakt. Toch gedenkt Hij in Zijn keuren, in Zijn doorlouteren aan Zijn ontfermen, zodat Hij hen ook weer niet zo loutert als het zilver, doch in de toorn des ontfermens gedenkt en de inmengselen Zijner genade niet onttrekt, zodat betuigd mag worden: Een ogenblik is er in Zijn toorn, een leven in Zijne goedgunstigheid. Hier is dan ook vrucht voor de rechtvaardige. Want dat keuren in de smeltkroes der ellende is Gode verheerlijkend en ziele vernederend. Het is werk van genade en Vaderlijke kastijding, tuchtiging, geen straf, waar Christus die voor hen heeft weggedragen. En de vrucht er van is verinniging in de geloofsoefening met de Heere, nauwere gemeenschap aan Hem, verinnigde gangen van bekering en heiligmaking, zodat zij daarna mogen betuigen met de dichter: Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Opdat ik dus Uw goddelijk recht zou leren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1950

Goudse Kerkbode | 6 Pagina's

Gekeurd in den smeltkroes der ellende

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1950

Goudse Kerkbode | 6 Pagina's